Hollandse kunst in de Gouden Eeuw
Aantekeningen
College I – 3 februari 2020
Judith Noorman
Unieke sociale, politieke, religieuze & geografische situatie
Hoe ziet Hollandse schilderkunst in de 17 de eeuw eruit en waarom ziet het er zo
uit?
Reflectie van de term ‘Gouden Eeuw’.
Problematische term, het was een bijzondere tijd qua kunst maar er worden ook
schaduwkanten belicht. Dus elk college wordt iemand genoemd die niemand
kent, de keerzijde wordt belicht.
We hebben het over afbakening in perioden en geografische aanduiding, hierna
komen we op hoe kunst eruit ziet en waarom dit er zo uit ziet. Dit heeft te maken
met de plaats en de tijd waarin het is gemaakt. De Republiek betreft een
complexe set van omstandigheden, van sociale, politieke, geografische en
religieuze aard. Binnen Europa neemt het een speciale en unieke plek in,
waardoor er een unieke kunstmarkt ontstaat voor dit continent. In dit vak
bespreken we de Republiek der Nederlanden.
Westerman beslaat de ‘lange’ Gouden Eeuw: 1585 – 1718 (het beleg van
Antwerpen – het overlijden van Arnold Houbraken).
Na het beleg van Antwerpen, was de helft van de Antwerpenaren
weggetrokken – sluiting van de Schelde. Houbraken is een
kunstenaarsbiograaf die aan het einde van de 17 de eeuw verhalen is gaan
verzamelen: kijkt terug op de 17de eeuw – noemt dit voor het eerst de
Gouden Eeuw (=eerste canon).
o De korte Gouden Eeuw: 1610s – 1672 (valt samen met een
periode van ongekende kwaliteit en kwantiteit van de
beeldende kunst). Echte Gouden Eeuw als het gaat om de
schilderkunst.
Rembrandt
In de PPNT zien we een bijzonder werk, met het onderwerp van een badende
vrouw. Veel theorieën over wie deze vrouw nou daadwerkelijk is – vrouw baadt in
de open lucht, tilt haar hemd op, lijkt met haar voeten een vaste plek op de
bodem van het water te vinden zodat ze niet valt. Grove verfstreken op het
hemd, verf gemengd met veel olie. Rembrandt speelt met olieverschil in de verf,
korrelig voor minder olie, dikke verf heft meer olie.
Vermeer, Jan Steen, Frans Hals & Rembrandt: de grote vier.
o Al deze vier vallen in de korte Gouden Eeuw, de periode waarin je
de enorme bloei hebt in de welvaart en de kunstmarkt, is enorm
kort. Hierin zijn deze vier werkzaam.
Als je naar al deze kunst gaat kijken, net zoals Westermann heeft gedaan, is het
handig om één begrip te hebben waar je alles onder kan scharen. Westermann
komt tot het begrip van de ‘reality effect’.
Haar doel is om te laten zien hoe het schilderij Het gezicht op Delft van
Vermeer en andere kunstenaars uit deze tijd, hun stad verbeelden met
ongeëvenaarde levensechtheid.
o ‘’This book attempts to show how Vermeer and other Dutch artists
portrayed their land and society with an unprecedented concern for
, a ‘reality effect.’ It examines the technical means by which they
attained such lifelikeness and asks why contemporaries might
have enjoyed such realism, as it is now called. But it also
demonstrates that paintings, drawings and prints are never direct
transcriptions of the world, and that artists and buyers of art
preferred certain themes to others. … The book also considers
pictures that may to modern eyes look less ‘Dutch’ than Vermeer’s
View of Delft, but that were avidly bought by the most distinguished
seventeenth-century collectors. Many works made in the Dutch
Republic represented classical myths, Italian landscapes,
international tales of romance, and Dutch people in fanciful
guises.’’
Realisme in Holland
Het realisme is een veel gebruikte term om Hollandse kunst van de 17 de eeuw te
beschrijven. Hier zijn uitzonderingen op van niet-Hollandse kunst (=voldoet niet
aan het criterium van het reality effect). Werken zoals bijvoorbeeld die van
Honthorst en Backer voldoen niet aan het realistisch beschrijven van deze
periode; je hebt het al snel over halen uit oudheid e.d.:
In haar boek probeert Westermann je een concept te geven, zodat je kan
zien dat deze kunst bij elkaar hoort. Tegelijkertijd probeert ze ruimte te
laten voor een aantal alternatieven.
o Het blijft wringen – dit komt doordat de kunstmarkt zo in elkaar zat
dat men diversiteit op begon te zoeken, men was dit verplicht: kon
niet anders.
Dit had te maken met het nieuwe publiek van de 17 de eeuw.
In de PPNT zien we een kaart van de 17de eeuw.
Hierin zien we dat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden duidelijk gescheiden
zijn van elkaar. Opstand o.l.v. Willem van Oranje zorgde door grafische
scheiding tussen de twee Nederlanden. Zorgde ook voor oorlog, waardoor er
binnen bepaalde periodes in het jaar weinig verkeer mogelijk was tussen de
Nederlanden.
Het hof is een belangrijke opdrachtgever – op dit moment gedomineerd
door Christelijke Spanjaarden, dus je kreeg veel altaar- en ruiterstukken.
Verschil tussen de kunstmarkt in het Noorden (=Rembrandt) en het Zuiden
(=Rubens).
Opsplitsing Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden is belangrijk omdat er in het
Noorden een nieuwe staatsvorm moet komen – dit wordt uiteindelijk een
Republiek, niet de eerste keuze. In 1581 verklaarde een aantal provincies zich
onafhankelijk van Willem van Oranje. Resulteert in Vrede van Munster, waarbij
de Republiek niet langer een onderdeel is van Spanje (1682).
Leo Belgicus (1609-1621) – in de hoofden van de mensen, zie je dat de afsplitsing
in wording was. Holland is maar een deel van de Noordelijke provincies. Het
grotere geheel, het concept van identiteit, zie je o.a. doordat je links de grote
steden van de Noordelijke Nederlanden ziet. Rechts zie je de grote steden van de
Zuidelijke Nederlanden (=nog steeds een onderscheid).
Niet zo gek; wel degelijk verschillen in o.a. religie, in het Noorden meer
protestantisme, geeft meer vrijheid. Hierbij heeft de beeldenstorm
een belangrijke rol gespeeld.
, o Belangrijk om te beseffend dat er een gewelddadige beweging is
geweest, waarbij veel katholieke kerken onteigend zijn en aan de
stad/staat vielen. Veel van de agressie tegen de beelden komt
vanuit de geloofsovertuiging dat geloof door het woord zou
geschieden.
Ontzettend veel migratie van protestanten wiens eigendom is afgepakt –
vertrekken als de opstand begint op te laaien. Leidt tot een hoop geweld, men
gaat via Duitsland naar het Noorden. Dit leidt ertoe dat mensen die
gemigreerd zijn naar het Noorden, nog familie hebben in het Zuiden: zo blijven er
banden bestaan tussen het Noorden en het Zuiden.
Reizen onderhevig aan de Tachtig Jarige Oorlog – in de winter valt beter
te reizen tussen deze delen. Aan de ene kant nabijheid, aan de andere
kant begin afsplitsing identiteit. Het idee van een identiteit zoals we nu
hebben bestond nog niet.
o De wereld wordt complexer, lijkt groter te worden voor de mens. We
zien een kaart waarbij we de handelsroutes kunnen zien vanaf de
Noordelijke Nederlanden. Uit deze landen komen objecten en
handelswaar.
Er zaten handelsposten op de plekken waar de lijnen het land
raken, vaak werden ze militair veroverd van andere
zeemachten.
Aan het einde van de 16de eeuw zijn er veel handelaren die individueel
expedities organiseren. Zijn in eerste instantie nog een soort losse schepen
die gaan, uiteindelijk verbiedt de overheid dit. Men mag alleen nog maar met
aandelen werken, waardoor je een gezamenlijke inspanning krijgt en elkaar
niet meer beconcurreerd. De eerste schipvaart die terugkomt uit Azië, is in 1595
en is in 1599 vastgelegd door Hendrik Vroom (De terugkeer van de Tweede
Schipvaert in Amsterdam).
Het verdienen begint pas naarmate er meer schepen succesvol
terugkomen met objecten en specerijen – de VOC is er met name voor een
vergrootte kans op succes.
o Op de schepen gaan objecten, personen en kennis heen en
weer. Iemand die vooral kunstenaars mee nam is Johan Maurits
van Nassau-Siegen. Neemt Frans Post mee en Albert Eckhout –
wil de geschiedenis van de Historia Naturalis Brasiliae vastleggen.
Dit doet hij zodat hij zich in Nederland kan presenteren als iemand
die heerste over Nederlands-Brazilië.
Te zien was een serie van Albert Eckhout met een hele grote
reeks schilderijen met afbeeldingen van de ‘oorspronkelijke
bevolking’ van Brazilië. Hoe minder kleding, hoe primitiever
was de Nederlandse gedachte.
De Nederlandse aanwezigheid in toenemende mate zorgde er ook voor dat er
in de Republiek bijzondere objecten komen. Er komt kennis, er komen kaarten:
denk aan de familie Blaeu, die monopolie recht hebben op de kennis die wordt
meegenomen door de VOC. Zij maken hier allerlei kaarten van, maar ook globes.
Het grootste project waar ze aan hebben gewerkt is de Atlas Maior (1662 – 1672)
geweest. Dit moet een omvangrijke Atlas zijn geweest. Je kocht deze alba in losse
bladen, die je ergens anders kon laten inkleuren en zelf moest binden.
Laurens van der Hem heeft de Atlas Maior genomen en heeft deze
aangevuld met nog veel meer afbeeldingen, zoals stadsgezichten. Dit
, heeft hij in de Atlas weten te voegen – werd een bibliotheek, waar mensen
van ver op af kwamen.
o In de beeldvorming van dit soort atlassen zie je het koloniale
verleden terugkomen.
Kunsthistorici hebben ook lang naar (pronk)stillevens gekeken. Uiteindelijk zijn
er recente onderzoeken geweest, die zeggen dat dit soort stillevens voor
kooplieden moeten hebben betekend dat ze veel contacten hadden over de
hele wereld. De ara is afkomstig uit Brazilië, de specerijen van de VOC etc. Dit
soort objecten worden zo populair in Nederland, dat de opkomst van Delfts Blauw
zijn intrede doet.
De groter wordende wereld en de vorm van de staat (=Republiek) en de
religie en het afbreken van de katholieke kerk als opdrachtgever, samen
met de welvaart, zijn allemaal zo sterk dat, ondanks er nog gevochten wordt, de
bloeiperiode stand houdt.
De kunstmarkt bloeit, maar wordt niet bestuurd door opdrachtgevers die
paleizen willen inrichten, maar het wordt in opdracht gegeven/gekocht ter
decoratie van de huizen van burgers en handelaren.
Kortom is er een unieke set omstandigheden in de Republiek, waardoor de
kunstmarkt zo kan bloeien en de Hollandse kunst uit de Gouden Eeuw zo uniek is:
I. Staatsvorm
II. Religie
III. Economie
IV. Welvaart
V. Immigratie
VI. Oorlog
Hollandse kunst van deze tijd is relatief klein, relatief donker, veel dezelfde
onderwerpen (=landschappen, portretten, schuttersstukken). In deze opzichten
is de Nederlandse kunst best herkenbaar. Binnen de algemene omschrijving zijn
er enorm veel uitzonderingen, dit leidt weer tot de vraag waarom het eruit ziet
zoals het eruit ziet. Dit heeft te maken met de opdrachtgevers. In het specifieke
historische klimaat van de 17de-eeuwse republiek, wordt de burger voor het
eerst de belangrijkste kunstkoper/opdrachtgever op de markt. Dit is in
Europese context enorm uniek.
Peter Mundy, 1640:
‘As for the art of painting and the affection of the people to pictures, I think none
other goes beyond them. All in general striving to adorn their houses, especially
the outer or street room, with costly pieces, butchers and bakers, not much
inferior in their shops, which are fairly set forth, yes, many times blacksmith,
cobblers, et cetera, will have some picture or other by their forger and in their
stall. Such is the general notion, inclination and delight that these country natives
have to paintings.’
Gouden Eeuw?
Waarom zijn we de productie en consumptie rond deze tijd de Gouden Eeuw
gaan noemen?
Dit begint bij Houbraken. Houbraken zegt dat het gaat om de kunst –
kunstenaars hadden het relatief makkelijk om iets prachtigs te maken, destijds in