Hoofdstuk 1 - Wat is sport?
Sport = Sport wordt gekenmerkt door een of meerdere van de volgende elementen:
1. (fysieke) vaardigheden
2. wedstrijdelement
3. voorschriften en/of wedstrijdreglementen
4. geïnstitutionaliseerd kader
5. specifieke toegankelijke ruimtelijke voorziening
Sport in enge zin = wanneer alle 5 kenmerken van toepassing zijn op een activiteit.
Sport in ruime zin = wanneer één of enkele kenmerken van toepassing zijn.
Sport als doel (intrinsieke waarden) = sporten voor de voldoening en het plezier tijdens de
activiteit. Het gaat hierbij om de intrinsieke waarden voor het uitoefenen van de sport.
Sport als middel (maatschappelijke waarden) = sporten om een ander doel te realiseren
buiten sport om, bijvoorbeeld afvallen of sociale integratie. Dit door middel van interventies.
1) Intrinsieke waarde van sport = de ervaring die mensen opdoen doordat het leuk of
uitdagend is een sport te beoefenen. Hieronder valt de actieve sportbeoefening, het
organiseren van sport (vrijwilligers) en de passief sportbeoefening; het kijken naar sport.
2) Maatschappelijke waarden van sport = de betekenis die sport kan hebben voor de
maatschappij of een individu. Er zijn 4 soorten maatschappelijke waarden:
1. Vormende waarden = sport kan een positieve invloed hebben op de ‘vorming’ van
een persoon, bijvoorbeeld op de psychologische, organisatiekundige, morele en
fysieke ontwikkelingen.
2. Sociaal-integratieve waarden = sport kan een positieve invloed hebben op de
sociale interactie en de sociale binding tussen mensen.
3. Gezondheidswaarden = sport kan een positieve invloed hebben op de fysieke en
psychosociale toestand van mensen. Sport en bewegen zorgt voor fittere mensen.
4. Sociaal-economische waarden = sport kan een positieve invloed hebben op de
economische omstandigheden van een stad, regio of land. Sport zorgt voor extra
bestedingen door bezoekers, organisatoren en media.
2.4) Sociaaleconomische waarde van sport = deze waarden kun je nog verder
specificeren door ze te verdelen in drie categorieën: de waarde van de sport voor de
gezondheid, de sociale waarde van sport en de relatie tussen sport en arbeid.
1. Gezondheid: zorgkosten (-), kwaliteit van leven (+), levensverwachting (+) en
blessures (-).
2. Sociale waarde: toename leerprestaties (+), sociaal kapitaal (+/-), (jeugd)criminaliteit
(+) en plezier (+).
3. Relatie tussen sport en arbeid: gezondheid (+), ziekteverzuim (+), blessures (-),
ontwikkelen van vaardigheden (+) en arbeidsproductiviteit (+).
Meest voorkomende doelen van sportbeleid zijn: ‘gezondheid van burgers bevorderen’ en
‘mensen meer laten bewegen’. Doelen als het ‘verhogen van de sportdeelname’ en
‘toegankelijk houden van de sport voor iedereen’, worden steeds minder genoemd.
In grote gemeenten ligt de economische waarde van sport centraal en is dat belangrijk.
1
, Hoofdstuk 2 - Wat is beleid?
Openbaar bestuur (overheid) = Overheidsorganisaties die gericht zijn op het besturen van
de maatschappij. Dit kan landelijk (ministeries en belastingdienst), regionaal (provincies en
OM) en lokaal (gemeenten en politie). Zij geven sturing aan de maatschappij.
Maatschappelijk middenveld (sportverenigingen en sportbonden) = alle particuliere
organisaties in Nederland zonder winstoogmerk, maar met publieke taken. Deze
organisaties staan tussen het openbaar bestuur en het bedrijfsleven/burgers in.
Publieke sector = openbaar bestuur + maatschappelijk middenveld.
Beleid (volgens Hoogerwerf en Herweijer, 2004) = het streven naar het bereiken van
bepaalde doeleinden met bepaalde middelen en bepaalde tijdskeuzes.
Door middel van handelingen moet het doel worden bereikt, er moet sprake zijn van
effectiviteit. Dit is een rationele benadering, waarbij er op basis van een analyse, door een
gerichte inzet van middelen het beleidsdoel kan worden bereikt.
Soorten Veel overeenstemming over normen en Weinig overeenstemming over normen en
beleidsproblemen: waarden waarden
Veel overeenstemming 1) Eenvoudig probleem 2) Chaotisch probleem
over vereiste kennis Het probleem is duidelijk en eenvoudig Het probleem is chaotisch, door de
en iedereen is het met elkaar eens, meningsverschillen is managen moeilijk.
waardoor er gelijk overgegaan kan Hierin is dus het onderhandelen
worden naar het managen van het belangrijk, om zo een voor iedereen
probleem en de oplossing acceptabele oplossing te vinden.
Weinig 3) Moeilijk probleem 4) Complex probleem
overeenstemming over Doordat er weinig kennis is om het Leren staat centraal, er moet meer helder
vereiste kennis probleem op te lossen, is de eerste stap worden over het probleem en de
onderzoeken. verschillende meningen.
Beleidsproblemen hebben een aantal specifieke kenmerken:
1. Onderlinge afhankelijkheid tussen beleidsproblemen op verschillende gebieden: minder
overgewicht is alleen te bereiken door naast meer te bewegen ook gezonder te eten.
2. Meerdere subjectieve belangen bij een probleem (de een wil dit, de andere vindt dat).
3. Beleidsproblemen zijn dynamisch en niet statisch, ze veranderen snel.
Bij de uitvoering van beleid is het draagvlak belangrijk, leden/volgers zijn nodig om iets te
bereiken. Om dit te bereiken worden partijen betrokken en krijgen ze meer zeggenschap.
Beleidscyclus = beschrijft de manier waarop wensen/eisen uit de samenleving/vereniging in
het politieke proces worden verwerkt. Dit bestaat uit 6 stappen;
1. Beleidsagenda = de input van buitenaf over het probleem, de eisen en de steun.
2. Beleidsontwerp = het onderzoeken van het probleem, informatie verzamelen.
3. Besluitvorming = keuzes maken over oplossingen en inhoud van het beleid bepalen.
4. Beleidsuitvoering = invoering, uitvoering en handhaving van het beleid.
5. Beleidsevaluatie = beoordeling resultaat, effectiviteit en efficiëntie.
6. Terugkoppeling = afsluiten beleid of bij ongewenst resultaat een nieuw proces starten.
2