Verpleegkundige zorgverlening – samenvatting
Hoofdstuk: Voorschriften toepassen
Paragraaf 4 – Beroepshouding
Professionele relatie zorgvrager: zorgrelatie. Doel: gezamenlijk werken aan optimaal en zelfstandig
mogelijk functioneren zorgvrager of behouden van mogelijkheden. Wensen en mogelijkheden
zorgvrager centraal. Tijdens verzorging, praten met zorgvrager; informatie ontvangen, informatie
geven en aandacht geven aan beleving zorgvrager. Zorgvrager en zorgverlener gelijkwaardig.
Kenmerken zorgrelatie:
Vraag, wensen, gewoonten en mogelijkheden - Vraag en wensen; iets wat zorgvrager wil.
zorgvrager uitgangspunten zorgrelatie Hieraan voldoen binnen (financiële) kaders
behandeling.
- Gewoonten zijn manieren zorgvrager gewend is
om zorg uit te voeren
- Mogelijkheden zijn dingen die zorgvrager zelf
kan.
Basis van relatie is gelijkwaardigheid; zorgvrager Zorgvrager = ervaringsdeskundige & zorgverlener =
afhankelijk deskundig. Zorgvrager afhankelijk relatie en
machtsmisbruik ongewenst.
Belangrijke grenzen in zorgrelatie Intimiteit, zorgverlening, beroepsinhoud, taken en
verantwoordelijkheden = niet overschrijden.
Bespreek problemen die door grenzen ontstaan met
leidinggevende/vertrouwenspersoon
Communicatie met zorgvrager:
Vraag naar wensen en ideeën, mogelijkheden en gewoonten
Respecteer mening en beleving
Houd rekening met gevoel
Let op non-verbaal gedrag en aandacht aan besteden.
Aandachtig reageren en betrokken op beleving zorgvrager
Toon respect voor persoonlijkheid
Privacy en beroepsgeheim
Bespreek zorg die je verleend hebt
Open staan voor opmerkingen eigen gedrag
Paragraaf 5 – Visie op zorg
Visie: geheel van ideeën en overtuigingen wat belangrijk is in organisatie. Belangrijk voor beleid en
manier van verlening.
5.1 – Vraaggerichte zorg
‘Een gezamenlijke inspanning van patiënt en hulpverlener die erin resulteert dat de patiënt de hulp
ontvangt die tegemoetkomt aan zijn wensen en verwachtingen en die tevens voldoet aan
professionele standaarden.’
5.2 – Vraaggestuurde zorg
Zorgvrager bepaalt aanbod en stuurt zijn eigen zorg. Hij bepaald inhoud en organisatie van zorg met
beschikbaar budget.
5.3 –Belevingsgerichte zorg
Beleving zorgvrager vanuit zijn situatie, ziekte en mogelijkheden uitgangspunt zorgverlening.
Langdurige zorgverlening; zowel verlener als vrager zijn deskundig. Bepalen samen inhoud en maken
plan van aanpak.
Hoofdstuk: Mobiliteit
Paragraaf 12: Valpreventie
, Mensen met dementie, hart- en vaatziekten, ziekten van botspierstelsel & bewegingsstelsel,
diabetes, ziekten van ademhaling, ziekten van oor/oog en bindweefsel vallen vaker.
12.1 – Gevolgen van een valongeval bij ouderen
- Lichamelijke gevolgen
Botbreuk in heup en pols. Bij ouderen genezen breuken trager en klachten blijvend.
- Sociale gevolgen
Na breuk verschillende beperkingen. Vele worden niet meer oude of overlijden snel. Bang
om opnieuw te vallen. Angst en vallen verhoogd kans depressie en verminderen mate
activiteit en mobiliteit en aantal sociale contacten. Als gevolg val kan woningaanpassing of
verhuizing nodig zijn.
- Oorzaken van vallen
Reden vallen is persoonsgebonden factoren en omgevingsfactoren
Persoonsgebonden:
Verminderd reactievermogen, lenigheid, evenwicht, spierkracht en zicht/gehoor
Beperkte lichamelijke mogelijkheden
Specifieke ziekten (artrose, CVA, parkinson, orthostatische hypotensie)
Problemen met lopen
Cognitieve en psychische achteruitgang
Geneesmiddelengebruik (vooral kalmering en slaap)
Omgevingsgebonden:
Omgeving: onvoldoende (straat) verlichting, hoge drempels, losse kleedjes en
voorwerpen
Hulpmiddelen: slechte onderhouden rollator, boodschappentas zonder wielen,
slechte huishoudtrap, ongelijke bestrating buiten, schoenen met gladde zolen.
Vaak combi van omgeving en persoonsgebonden factoren
12.2 – normen voor valpreventie
6 verbeterpunten die kunnen bijdrage aan succesvolle valpreventie:
1. Risicofactoren voor vallen kennen
2. Regelmatig risico’s bij patiënt en omgeving inventariseren
3. Cliënt, mantelzorger of familie betrekken
4. (bijna-) valincidenten registreren en verbeteracties in gang zetten
5. Valpreventieve maatregelen nemen
6. Multidisciplinaire samenwerking verbeteren
Klinisch redeneren bij ouderen. Functiebehoud in
levensloopperspectief (2017)
7D- Vallen en valpreventie
Somatische functiekenmerken Multimorbiditeit, obesitas, medicatiegebruik,
ADL-beperkingen
Cognitieve functiekenmerken Disfunctioneren van kortetermijngeheugen,
apraxie, desoriëntatie, delier, zelfverwaarlozing
Persoonlijkheidsfunctiekenmerken Afhankelijk of ontwijkgedrag
Belevingsfunctiekenmerken Door angst om te vallen worden activiteiten
vermeden, wat kan leiden tot verminderd fysiek
en sociaal functioneren
Sociale omgevingskenmerken Sedentair gedrag, overmatig alcoholgebruik
2 belangrijkste anamnesevragen: ouderen problemen met bewegen en lopen en bang om te vallen.
Beide vragen bevestigd is onderzoek doen. Observeer mobiliteit, zintuigelijk systeem (pijn, visus,