Algemene psychologie begrippen
Hoofdstuk 1: ‘Geest, gedrag en psychologische
wetenschap’.
1.1 – inleiding
Psychologie:
Wetenschap van gedrag en mentale processen.
Experimenteel psycholoog:
Psycholoog die onderzoek doet naar elementaire psychologische
processen – in tegenstelling tot een toegepast psycholoog.
Toegepast psycholoog:
Psycholoog die de door experimenteel psychologen vergaarde kennis
gebruikt om problemen van mensen op te lossen.
Psychiatrie:
Een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van
mentale stoornissen.
Vaardigheden voor kritisch denken:
1. Wat is de bron?
2. Is de bewering redelijk of extreem?
3. Wat is het bewijsmateriaal?
4. Kan de conclusie zijn beïnvloed door bias?
5. Worden veelvoorkomende denkfouten vermeden?
6. Zijn voor het oplossen van het probleem verschillende invalshoeken
nodig?
Anekdotisch bewijsmateriaal:
Getuigenissen die de ervaringen van iemand of meerdere schetsen, maar
ten onrechte voor wetenschappelijk bewijs worden gezien.
Bias:
Een vooroordeel, meestal op basis van eigen ervaring en waarden.
Emotionele bias:
De neiging om oordelen te vellen gebaseerd op attitudes en gevoelens.
Confirmation bias (bevestigingsbias):
,De neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of
te bekritiseren en om in plaats daarvan informatie te zoeken waar je het
wél mee eens bent.
1.2
Biologisch perspectief:
Zoekt de oorzaken in het functioneren van de genen, de hersenen en het
zenuw- en hormoonstelsel.
René Descartes
Neurowetenschap:
Vakgebied dat zich richt op hoe de hersenen gedachten, gevoelens,
motieven, bewustzijn, herinneringen en andere mentale processen
creëren.
Evolutionaire psychologie:
Specialisme in de psychologie dat gedrag en mentale processen
beschouwt op basis van hun genetische aanpassingen aan overleving en
voortplanting.
Charles Darwin
Introspectie:
Beschrijving van je eigen innerlijke bewuste ervaringen.
Wilhelm Wundt
Structuralisme:
Historische stroming binnen de psychologie die de basisstructuren van
geest en gedachten trachtte te ontrafelen.
Edward Bradford Titchener
Functionalisme:
Historische stroming binnen de psychologie die meende dat psychische
processen het beste begrepen kunnen worden in het licht van hun functie.
William James
Cognitief perspectief:
Een van de belangrijkste perspectieven waarbij de nadruk ligt op mentale
processen, zoals leren, geheugen, perceptie en denken als vormen van
informatieverwerking.
Wundt & James ^
Behaviorisme:
Een historische school die ernaar streefde om van de psychologie een
objectieve wetenschap te maken, die zich alleen op gedrag richtte (en niet
op mentale processen).
B.F. Skinner
Behavioristisch perspectief:
,Zoekt de bron van onze handelingen in stimuli vanuit de omgeving, in
plaats van onze mentale processen.
John Watson & B.F. Skinner
Psychodynamische psychologie:
Benadering die de nadruk legt op het begrijpen van het menselijk
functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens,
herinneringen en conflicten.
Sigmund Freud
Psychoanalyse:
Benadering gebaseerd op veronderstellingen van Sigmund Freud, die de
nadruk legt op onbewuste processen.
Sigmund Freud
Whole-person perspectief:
Aantal psychologische perspectieven die de draaien om een globaal
inzicht in de persoonlijkheid, waaronder de psychodynamische
psychologie, de humanistische psychologie en de psychologie van
karaktertrekken en temperament.
Sigmund Freud
Humanistische psychologie:
Klinische benadering die de nadruk legt op de mogelijkheden, groei,
potentie en vrije wil van de mens.
Carl Rogers & Abraham Maslow
Psychologie van karaktertrekken en temperament:
Ziet gedrag en persoonlijkheid (lees: karaktertrekken en temperament) als
de producten van fundamentele psychologische kenmerken.
Ontwikkelingsperspectief:
Legt de nadruk op erfelijkheid en omgeving (nature x nurture) en op
voorspelbare veranderingen die zich voordoen tijdens de levensloop.
Mary Ainsworth, Jean Piaget en vele anderen.
Sociocultureel perspectief:
Legt de nadruk op het belang van sociale interactie, sociaal leren en een
cultureel perspectief.
Stanley Milgram, Philip Zimbardo en vele anderen.
Cultuur:
Een complexe mix van taal, opvattingen, gewoonten, waarden en tradities
in een omgeving.
Crosscultureel psycholoog:
Een psycholoog die werkt in dit specialisme is geïnteresseerd in de
manieren waarop psychologische processen verschillen tussen mensen
van verschillende culturen.
, Holisme:
Visie die totaliteit altijd belangrijker vind dan de som der delen
(verschillende perspectieven.)
1.3
Wetenschappelijke methode:
Procedure voor onderzoek van een hypothese, waarbij de omstandigheden
zo zijn gekozen dat vooroordelen en subjectieve oordelen worden
uitgesloten.
Empirisch onderzoek:
Onderzoeksbenadering waarbij gegevens worden verzameld door middel
van objectieve informatie uit de eerste hand, gebaseerd op sensorische
ervaring en observatie.
Theorie:
Toetsbare verklaring voor een aantal feiten of observaties.
Hypothese:
Voorspelling van de uitkomst van een wetenschappelijk onderzoek; een
bewering over de relatie tussen variabelen in een onderzoek.
Variabele:
Element uit een onderzoekt dat invloed heeft op hetgeen wat onderzocht
wordt.
Operationele definitie:
Objectieve beschrijving van een concept dat bij een wetenschappelijk
onderzoek hoort. Operationele definities zijn ook een exacte omschrijving
van de manier waarop een experiment moet worden uitgevoerd en
waarop belangrijke variabelen moeten worden gemeten
(aantrekkingskracht kan bijv. worden gemeten door de hoeveelheid tijd
die iemand naar een ander kijkt).
Data:
Informatie. In het bijzonder gegevens die door een onderzoeker zijn
verzameld en die worden gebruikt om een hypothese te toetsen.
Experimentele conditie:
Omstandigheden waaraan de leden van de experimentele groep tijdens de
speciale behandeling worden blootgesteld.
Experimentele groep:
Proefpersonen die worden blootgesteld aan de speciale behandeling die
men onderzoekt.
Controleconditie: