Werkblad 5 Strafuitsluitingsgronden I
Thema
Strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt niet in alle gevallen gevestigd zodra een menselijke
gedraging onder de wettelijke delictsomschrijving valt; er moet ook sprake zijn van
wederrechtelijkheid en schuld. In de meeste gevallen impliceert het een het ander: een
gedraging die voldoet aan de delictsomschrijving is, zonder aanwijzingen van het tegendeel,
wederrechtelijk en aan schuld te wijten. Toch kunnen gedragingen onder de reikwijdte van
een delictsomschrijving vallen, terwijl zij bij nader inzien niet strafwaardig zijn. Daarom geeft
Titel III van het eerste boek van het Wetboek van Strafrecht een aantal algemene gronden
voor uitsluiting van strafbaarheid: de zogenaamde strafuitsluitingsgronden.
Strafuitsluitingsgronden kunnen worden onderscheiden in rechtvaardigingsgronden (het
gedrag is niet wederrechtelijk) en schulduitsluitingsgronden (de dader treft geen verwijt).
Deze week zullen de rechtvaardigingsgrond noodweer (art. 41, lid 1 Sr) en de
schulduitsluitingsgrond noodweerexces (art. 41, lid 2 Sr) centraal staan. De Garantenstellung
en culpa in causa komen daarbij ook aan bod. Volgende week worden de overige
strafuitsluitingsgronden behandeld.
Leerdoelen week 5 en 6
De student kan na deze onderwijsweek:
de plaats en de functie van strafuitsluitingsgronden binnen het strafrecht uitleggen;
het onderscheid tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden
uitleggen;
aan de hand van een casus beargumenteren of er een succesvol beroep op een
rechtvaardigingsgrond kan worden gedaan;
aan de hand van een casus beargumenteren of een succesvol beroep op een
schulduitsluitingsgrond kan worden gedaan;
aangeven welke einduitspraak moet volgen als de strafrechter een beroep op een
rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond aanvaardt;
een beredeneerd standpunt innemen over de leerstukken van deze week aan de hand
van de dogmatiek, wetgeving en geldende jurisprudentie.
Literatuur
- Kelk/De Jong: HS 7 (deze week: §7.1, 7.3 en 7.4)
Bekend veronderstelde jurisprudentie
- HR 23 oktober 1984, NJ 1986, 56 (Bijlmer noodweer)
Jurisprudentie
- HR 24 oktober 1989, NJ 1990, 353 (Gezochte confrontatie)
- HR 18 mei 1993, NJ 1993, 691 (Blijf van mijn auto!)
- HR 28 maart 2006, NJ 2006, 509 (De niet betaalde taxirit)
- HR 13 juni 2006, NJ 2006, 343 (Koevoet)
- HR 8 april 2008, NJ 2008, 312 (Ballenknijper)
- HR 22 maart 2016, RvdW 2016, 452 (Overzichtsarrest noodweer(exces))
, Strafuitsluitingsgronden. Deze week vooral noodweer en noodweerexces.
Thuiswerkopdracht 1
Leg het verschil uit tussen een rechtvaardigingsgrond en een schulduitsluitingsgrond en
bespreek daarnaast de werking van de verschillende strafuitsluitingsgronden en welke
einduitspraak er volgt bij een geslaagd beroep op een rechtvaardigingsgrond of
schulduitsluitingsgrond. Betrek in de uitleg de volgende begrippen: wederrechtelijk,
verwijtbaarheid, element, bestanddeel, ideaaltypisch delict, niet-ideaaltypisch delict, ontslag
van alle rechtsvervolging, vrijspraak. Maak vervolgens twee rijtjes met de wettelijke en
buitenwettelijke rechtvaardigings- en schulduitsluitingsgronden.
Strafuitsluitingsgronden vormen een inperking van de aansprakelijkheid. Als er een geslaagd
beroep op wordt gedaan, dan heeft dit strafuitsluiting tot gevolg. Er wordt onderscheid
gemaakt tussen rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden.
Rechtvaardigingsgronden zijn gronden die wegens bijzondere omstandigheden de
onrechtmatigheid, oftewel de wederrechtelijkheid aan het gedrag ontnemen. Het gaat hierbij
in de regel meer om objectieve factoren die in overwegende mate invloed uitoefenen op het
rechtskundig oordeel.
Schulduitsluitingsgronden zijn gronden die het gedrag onrechtmatig laten, maar de schuld
opheffen, omdat het gedrag de dader niet wordt verweten. Het gaat hierbij in de regel meer
om subjectieve factoren (de gesteldheid van de dader) die in overwegende mate invloed
uitoefenen op het rechtskundig oordeel.
De wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn erkend als elementen van het juridische begrip
strafbaar feit en daarmee als (doorgaans ongeschreven) algemene voorwaarden voor
strafbaarheid. Hierdoor werden de strafuitsluitingsgrond onderscheiden in
rechtvaardigingsgronden en schulduitsluitingsgronden, al naar gelang zij primair de
wederrechtelijkheid dan wel de verwijtbaarheid opheffen.
Aanvaarding van een rechtvaardigingsgrond leidt tot een ontslag van alle rechtsvervolging
wegens niet strafbaarheid van het feit (in de zin van de tweede vraag van artikel 350 Sv) en
aanvaarding van een schulduitsluitingsgrond leidt tot ontslag van alle rechtsvervolging
wegens niet strafbaarheid van de dader (in het kader van de derde vraag van artikel 350 Sv).
Bij delictsomschrijvingen waarin het bestanddeel wederrechtelijk voorkomt leidt aanvaarding
van een rechtvaardigingsgrond tot vrijspraak, omdat in dat geval het bestanddeel niet is
vervuld. Bij de culpoze delicten leidt aanvaarding van een rechtvaardigingsgrond en
schulduitsluitingsgrond tot hetzelfde oordeel, omdat in die gevallen de in de culpa besloten
liggende wederrechtelijkheid, respectievelijk verwijtbaarheid ontbreekt.
De wettelijke algemene rechtvaardigingsgronden zijn:
1. Overmacht in de zin van noodtoestand (artikel 40 Sr). Het gaat hierbij om de keuze voor
een handeling die uit kracht van een (sociaal) veroorlovende norm gepermitteerd is. Deze
keuze moet voortvloeien uit een afweging van verschillende tegenstrijdige belangen of
plichten waarbij de aangesprokene de zwaarstwegende belangen heeft laat prevaleren.
2. Noodweer (artikel 41 lid 1 Sr).
3. Uitvoering van een wettelijk voorschrift (artikel 42 Sr).
4. Uitvoering van een bevoegd gegeven ambtelijk bevel (artikel 43 lid 1 Sr).
De buitenwettelijke rechtvaardigingsgrond is:
1. Afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid. Hiervan kan sprake zijn als met de
gedraging de belangen die de overtreden bepaling geacht wordt te beschermen, beter zijn
gediend dan bij gehoorzaamheid aan de tekst van de wet.