Werkblad 2 Causaliteit
Thema
In dit werkblad staat de causaliteit centraal. Bij causaliteit gaat het om de vraag of een
bepaalde gebeurtenis heeft te gelden als gevolg van een gedraging: is de gedraging van de
dader de oorzaak van het gevolg dat hem verweten wordt? Dit brengt mee dat niet bij alle
typen delicten causaliteitsvragen spelen. Delicten waarbij dat wel het geval is, zijn de
materieel omschreven delicten (zoals art. 287 en art. 307 Sr), en delicten die door het gevolg
zijn gekwalificeerd (bijv. art. 300 lid 3 Sr).
Doordat de wetgever het aan de rechtspraktijk heeft overgelaten wanneer in een
concreet geval sprake is van een oorzakelijk verband tussen gedraging en gevolg, zijn
verschillende causaliteitstheorieën ontwikkeld. Deze theorieën beogen criteria te verschaffen,
waarmee kan worden vastgesteld of sprake is van een oorzakelijk verband tussen gedraging
en gevolg.
Thans wordt in de rechtspraak de leer van de redelijke toerekening als maatstaf
gehanteerd: een causaal verband wordt aangenomen indien het gevolg in redelijkheid aan de
gedraging van de dader kan worden toegerekend. Tegen deze leer wordt wel als bezwaar
aangevoerd dat hij vaag is, hetgeen zou kunnen leiden tot rechterlijke machtsspreuken.
Daarom behoeft deze weinig inhoudelijke maatstaf een nadere invulling, met name in die
gevallen waarin het niet zonder meer evident is dat de verdachte het gevolg heeft veroorzaakt.
De feitenrechter zal aan de hand van concrete factoren moeten motiveren waarom het in een
voorkomend geval redelijk is een gedraging aan te merken als de strafrechtelijk relevante
oorzaak van een ingetreden gevolg.
Welke factoren invulling kunnen geven aan de maatstaf, wordt in dit werkblad
gedemonstreerd aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad.
Leerdoelen
De student kan na deze onderwijsweek:
de verschillende causaliteitstheorieën uitleggen;
voor een concreet geval beredeneren tot welke uitkomst toepassing van de leer van de
redelijke toerekening leidt;
een beredeneerd standpunt innemen over de leerstukken van deze week aan de hand van
de dogmatiek, wetgeving en geldende jurisprudentie.
Literatuur
- Kelk/De Jong, HS 5
Jurisprudentie
- HR 13 januari 1970, NJ 1970, 144 (Etalageruit)
- HR 12 september 1978, NJ 1979, 60 (Letale longembolie)
- HR 23 december 1980, NJ 1981, 534 (Aortaperforatie)
- HR 7 mei 1985, NJ 1985, 821 (Haarlemse doodslag)
- HR 12 november 1985, NJ 1986, 782 (Hevige emoties)
- HR 25 juni 1996 NJ 1997, 563 (Niet-behandelde longinfectie)
- HR 13 juni 2006, NJ 2007, 48 (Bloedvergiftiging)
- HR 27 maart 2012, NJ 2012, 301 (Groninger HIV)
- HR 14 oktober 2014, NJ 2015,5 (Nekklem)
1
, Deze week over causaliteit. In strafrecht hangt strafmaat vaak af van het gevolg. Bij poging
strafmaat enorm omlaag. Wat voor soort delict is moord? Een materieel delict. Gevolg moet
zijn ingetreden. Een formeel delict is delict waarbij handeling bepalend is, je voert handeling
uit, het delict is af. Bij materieel delict moet het gevolg intreden voordat het delict af is.
Zonder lijk is het delict niet af. Geldt voor doodslag, moord. Bij dat soort delicten is dat je
altijd gedoe krijgt met het gevolg, of het door de cliënt in het leven is geroepen. Heeft
handeling van verdachte het gevolg bewerkstelligd of niet? Causale ketens waar ergens een
probleem zit, ofwel omdat slachtoffer zelf iets doet, of omdat medische complicatie optreedt.
Wanneer is er nou een causaal verband en wanneer niet?
Thuiswerkopdracht 1
Maak op basis van de literatuur en jurisprudentie een overzicht van de factoren die een rol
spelen bij de invulling van de leer van de redelijke toerekening en plaats de voorgeschreven
arresten in dat schema.
Zie schema werkblad 2 Causaliteit korte versie.
Bij voorzienbaarheidsleer / Etalageruit: op moment dat je gedraging verricht, dus het
gaspedaal indrukt, kun je dan redelijkerwijze kunnen voorzien dat er een dodelijk gevolg
intreedt? Geeft verschil tussen voorzienbaarheidsleer en redelijke toerekening. Zou onder
redelijke toerekening dus niet meer tot causaliteit komen.
Lethale longembolie is start van de leer van de redelijke toerekening.
Redelijke toerekening: je kijkt naar de hele causale keten en of het dan nog redelijk is om toe
te rekenen. Het maakt uit wat ertussen zit qua schakels.
Bij causaliteit onderscheid maken tussen duidelijke en onduidelijke gevallen. Eerste categorie
zijn duidelijke gevallen, bijvoorbeeld Aortaperforatie. Makkelijk geval want opzet had om te
doden. Messteek is dodelijk. Dat uiteindelijk dodelijk gevolg uitkomt, niet moeilijk om toe te
rekenen. Ander voorbeeld is Haarlemse doodslag. Wat was het letsel? R.o. 4.1, dit was
dodelijk. Niet zo vreemd dat hij doodgaat. Dat is categorie makkelijke gevallen. Bij
makkelijke gevallen kijken naar aard van gedraging en aanwezigheid van opzet. De rechter
zal dan gewoon zeggen: gedraging is evident dodelijk en verdachte heeft opzet erop gehad,
wilde dat iemand doodging. Dan is dit al genoeg om redelijk toe te rekenen. Dit komt beide
uit Aortaperforatie en Haarlemse doodslag. De makkelijkste gevallen waar je dus alleen naar
aard gedraging en opzet kijkt.
De andere zes arresten gaan over moeilijke gevallen, waar er iets aan de hand is.
Medeveroorzaking van het slachtoffer. Niet-behandelde longinfectie. Slachtoffer besloten dat
zij niet meer verder wilde worden behandeld. Was neergeschoten en kreeg vervolgens
dwarslaesie. Zij krijgt longinfectie en besluit uiteindelijk stekker eruit te trekken. Heeft
gedraging van verdachte dit gevolg in het leven geroepen? Letsel op zichzelf dodelijk? Nee.
Slechts toerekenen als rol slachtoffer niet overwegend is. HR zegt: op moment dat we in licht
van hele keten van gebeurtenissen vinden dat eigenlijk rol van slachtoffer zelf laatste
procenten zijn, maar grootste gedeelte door verdachte, dan nog redelijk om toe te rekenen.
Waarin rol van slachtoffer zo groot dat we niet meer zouden toerekenen? Op moment dat
iemand in been wordt geschoten en bezwaar heeft tegen medische zorg, niet wordt behandeld
en dan medische infectie, dan misschien probleem met causaliteit.
Andere oorzaken heel onwaarschijnlijk. Bloedvergiftiging: messteek en iemand kreeg
vervolgens bloedvergiftiging. Waar komt deze vandaan? Weten we niet. Buitengewoon
onwaarschijnlijk dat je zomaar bloedvergiftiging krijgt. Meestal gewoon door messteek. Dus
gewoon toerekenen, er is een causaal verband. Andere is Groninger HIV. Als Hiv-besmetting
na tijdje is ontdekt, weet je niet waardoor het is ontstaan. Alleen maar causaal verband als die
ander heel onwaarschijnlijk is.
2