100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Werkgroepuitwerking Rechtseconomie week 2 (2019/2020) €2,99   In winkelwagen

Antwoorden

Werkgroepuitwerking Rechtseconomie week 2 (2019/2020)

1 beoordeling
 26 keer bekeken  0 keer verkocht

Dit document bevat de uitwerkingen van werkgroep 2 van het vak Rechtseconomie (Rijksuniversiteit Groningen, 2019/2020).

Laatste update van het document: 4 jaar geleden

Voorbeeld 2 van de 8  pagina's

  • 30 juni 2020
  • 7 juli 2020
  • 8
  • 2019/2020
  • Antwoorden
  • Onbekend
Alle documenten voor dit vak (21)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: bermall • 3 jaar geleden

avatar-seller
cjjmm
Rechtseconomie – WG 2: onvolledige mededinging

Probleem 1
Bereken de kosten.

Q TK CK VK GTK GVK GCK MC

0 24 24 0 - - - 0-1 16
1 40 24 16 40 16 24 1-2 34
2 74 24 50 37 25 12 2-3 34
3 108 24 84 36 28 8 3-4 52
4 160 24 136 40 34 6 4-5 60
5 220 24 196 44 39.2 4,8 5-6 62
6 282 24 258 47 43 4

Probleem 2
Wat zijn de welvaartseffecten van een monopolie?




Monopolies zijn erg vervelend voor de maatschappij. In bovenstaande grafiek is een productie te zien
met een bepaalde prijs en hoeveelheid die door bedrijven kan worden bepaald. De marginale kosten
vormen de prijs die op de markt voor het product gerealiseerd kan worden. Volledige mededinging is
een marktvorm waarbij tegenover heel veel consumenten ook heel veel producenten staan. Iedere
producent weet dus dat hij de prijs op de markt niet kan beïnvloeden. Deze ‘price taker’ kijkt gewoon
op basis van de marktprijs hoeveel eenheden hij wil produceren. Een bedrijf kijkt naar de marktprijs
en zet zijn marginale kosten daaraan gelijk. In de marktvorm van volledige mededinging hebben we
daardoor een lage marktprijs en kunnen er heel veel eenheden geproduceerd worden.

De monopolist is in staat de prijs te beïnvloeden. Hij kan er dus voor kiezen om minder eenheden te
produceren. Daardoor gaat de prijs omhoog (door minder te produceren kan de prijs verhoogd
worden). De monopolist is geïnteresseerd in het punt waarbij MO = MK geldt. Want voor iedere
eenheid die een monopolist verkoopt moet hij de prijs reduceren. Dat geldt voor iedere eenheid. Als
hij dus minder produceert kan hij meer winst genereren. Er is dan sprake van een maatschappij
waarin de prijzen hoger zijn dan ze eigenlijk zouden hoeven zijn. Dat betekent dat er mensen zijn die
graag een product willen kopen, maar dat niet kunnen betalen omdat de monopolist een hogere prijs

, heeft gekozen. Het nut dat zij hadden ontvangen als de prijs lager was geweest wordt niet gecreëerd
omdat de monopolist meer wil verdienen. Er is dus sprake van een deadweight loss (rode driehoek):
de maatschappij mist voordelen waarvan ze in een andere marktvorm wel had kunnen genoten.

Onder volledige mededinging geeft de welvaart van consumenten (alles onder de aanbodlijn en
boven de prijslijn) het voordeel weer van de consument. Als er sprake is van een monopolist is deze
driehoek heel klein. Een deel van deze driehoek (het gele) gaat naar de monopolist. Dus voordelen
die eerder van consumenten waren gaan nu naar de monopolist. Dat is een transfer (wat A niet
krijgt, krijgt B) en levert dus verder geen problemen op. Wel een probleem met deadweight loss:
voordelen die eerder van consumenten waren zijn nu van de monopolist omdat er minder wordt
geproduceerd. Dat is een totaal verlies van de maatschappij. Daarom zijn monopolies nadelig.
Blauwe vierkant: productiemachines worden niet meer gebruikt voor de monopolist maar in andere
sectoren. Dus werknemers werken niet meer voor de monopolist maar gaan gewoon door om iets
anders te produceren. Dit leidt ertoe dat als er een markt is met een monopolie, er in deze markt
minder investeringen worden gedaan dan wenselijk voor de maatschappij. De keerzijde hiervan is dat
in andere markten meer geproduceerd wordt dan waar consumenten eigenlijk behoefte aan hebben.
Een markt met een monopolie heeft dus ook een negatief effect op andere markten.

Wat voor concrete negatieve externe effecten kunnen er ontstaan door een monopolie?
- Statische efficiëntie
 Allocatieve efficiëntie: zijn de mensen die in staat zijn om een bepaald product voor
een bepaalde prijs te kopen ook echt in staat om dat te kunnen kopen? Nee, want er
zijn hogere prijzen.
 Productieve inefficiëntie: je kunt veronderstellen dat grote bedrijven juist groot zijn
omdat ze bijzonder efficiënt werken. Je kunt stellen dat een zeer groot bedrijf na een
tijdje misschien niet zoveel concurrent meer heeft en daardoor minder tijd en moeite
in de concurrentiepositie hoeft te steken. En als je niet meer hard hoeft te werken
voor je positie, wordt je misschien minder efficiënt. Veel economen stellen dat
vanwege het wegvallen van de druk grote bedrijven niet meer goed opletten wat er
met hun productie en op de markt gebeurt. Voorbeeld: auto’s. Er zijn verschillende
producenten, dus geen monopolie. Maar autoproducenten staan nu ontzettend
onder druk omdat de markt aan het veranderen is. Waterstofauto’s bestonden
bijvoorbeeld al jaren, maar daar hebben ze niets mee gedaan. Grote bedrijven
moeten nu heel snel investeren om betere producten op de markt te zetten. Ze
moeten goed op hun productie letten.
 X-inefficiëntie: situatie waarin er inefficiëntie in het productieproces is. Er is sprake
van verspilling van schaarse goederen.
 Mix van producten: in het productieproces wordt niet genoeg geproduceerd door de
monopolist. Daardoor krijgen we meer producten op een andere markt die anders
niet geproduceerd zouden zijn. Er ontstaat door de monopolie dus een verandering
in de mix van producten.
- Dynamische efficiëntie
 R&D: research and development. Grote bedrijven hebben een goede positie om
investeringen te doen. In sommige sectoren werkt dat goed en is dat ook nodig (denk
aan ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen, waarbij zeer veel geld nodig is). Maar
er zijn ook sectoren waar je met slechts een beetje geld toch veel kan doen (denk aan
kleine bedrijven die met grote banken in concurrentie willen treden). Afhankelijk van
de sector kan dus gesteld worden dat monopolies het op het gebied van dynamische

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper cjjmm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 66579 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€2,99
  • (1)
  Kopen