Samenvatting Engels
Hoofdstuk 6 Primary CLIL
6.1 Didactiek van primary CLIL
- Vanuit de aanpak voor vvto in de onderbouw is het logisch om in de midden- en bovenbouw
door te gaan met het aanbieden van bepaalde vakinhouden in het Engels. Zo is Engels geen
apart vak meer, maar geïntegreerd en gecombineerd met andere vakken.
- 6.1.1 CLIL is in het vo al langer bekend dan in het po. CLIL is in feite taalgericht
vakonderwijs, door het stellen van expliciete vak- en taaldoelen, vakintegratie, thematisch
werken, rijke context, veel interactiemogelijkheden en taalsteun. Het belangrijkste kenmerk
van CLIL: gelijktijdige opbouw van taalvaardigheid en vakkennis, waarbij de leerlingen actief
zijn en samenwerken. Er ontstaat taalontwikkeling door interactie. Primary CLIL-lessen
verlopen net zoals goede vaklessen in het Nederlands en sluiten aan bij activerende didactiek,
samenwerkend leren en thematisch werken. Vaardigheden in de onderbouw: luisteren,
spreken, gebaren maken en tekenen; in de midden- en bovenbouw aangevuld met lezen,
schrijven en presenteren. De leerkracht observeert, geeft feedback en taalsteun.
- Interactie is noodzakelijk om de taal te leren en toe te passen; de afwisseling in verwerkings-
en toepassingsopdrachten leidt tot samenwerking en interactie in duo's, groepjes en met de
leerkracht, bijvoorbeeld voor uitwisseling van gegevens, om elkaar te helpen, van rol te
wisselen enzovoort. De kindtijd, de tijd waarin de leerlingen zelf actief Engels gebruiken, is
hoog. Naast alle vaardigheden is er aandacht voor verschillende leerstijlen van de leerlingen
en geeft de leerkracht aanwijzingen voor het gebruik van verschillende leerstrategieën.
- 6.1.2 Doelen: taaldoelen, vakinhoudelijke doelen en procesdoelen (zoals inzet, samenwerking,
motivatie, uitvoering) staan in elke les centraal om de einddoelen te bereiken. Alle doelen zijn
even belangrijk en worden geëvalueerd, aan het eind van de serie lessen, maar ook (informeel)
per les. Omdat de leerlingen een aantal (onderwerpen uit) vakken in het Engels volgen, kost
Engels geen extra tijd.
Uitgangspunt voor de leerlijn(en) zijn de kerndoelen voor het vakdomein; voor het Engels is
dat het eindniveau dat is gekozen. Learner autonomy wordt opgebouwd; bij vvto is de
leerkracht leidend, bij primary CLIL worden de leerlingen steeds meer verantwoordelijk en
wordt de leerkracht (proces)begeleider. Door samenwerking van de leerlingen ontstaat een
doorlopend proces van (gezamenlijke) reflectie.
- 6.1.3 Primary CLIL vergt een groeiproces. We onderscheiden drie niveaus:
Light CLIL: start met primary CLIL in het eerste jaar met experimenten, in projecten.
Bij medium CLIL wordt een selectie van thema's aangeboden via het Engels.
Bij real CLIL wordt een vast percentage van (zaak)vakken structureel minimaal een uur
per week in het Engels gegeven, met vak-, taal en procesdoelen, in alle groepen.
- CLIL kan niet meteen in alle klassen worden ingevoerd; leerkrachten hebben tijd, ervaring en
scholing nodig.
- 6.1.4 Didactische basis
Goede CLIL-lessen bevatten de vier parameters (variabelen) van het 4Cs
framework: Content (ontwikkeling van de vakkennis en vaktaal bij een bepaald
onderwerp), Cognition (ontwikkeling van leer- en
denkprocessen), Communication (ontwikkeling van taalvaardigheid door
taalgebruik), Culture of Community (intercultureel besef door contact met anderen en andere
culturen). Met dit framework bereid je CLIL-lessen voor; de 4C's kun je koppelen aan de
componenten van de schijf van vijf en aan het vierfasenmodel: ze komen in alle fasen voor.
1
, - 6.1.5 Primary CLIL: van onder- naar bovenbouw
Vanuit de onderbouw zet je thematisch werken voort in midden- en bovenbouw. Dit sluit aan
bij onderzoekend leren; het biedt leerlingen (uitdagende) projecten waarin ze onderzoek
kunnen doen, het resultaat kunnen laten zien en kunnen tonen wat ze hebben geleerd. Het doen
van onderzoek is ook al mogelijk bij kleuters, bijvoorbeeld onderzoek naar soorten kleding in
de klas. In de bovenbouw doen leerlingen ook onderzoek.
- Met de formule Research + Design = Presentation kun je de 4C's bij onderzoekend leren
volgens het vierfasenmodel in de midden- en bovenbouw toepassen in de CLIL-lessen.
Research (Content en Cognition): selectie van input, passend bij leerling(taal)niveau en bij
onderwerp. Design (Cognition en Culture): het ontwerp is de basis voor de
presentatie. Presentation: de resultaten worden gedeeld, bijvoorbeeld in een
powerpointpresentatie, een vlog, een maquette of een poster; hier komen alle vier de C's in
samen. In alle fasen is sprake van scaffolding (taalsteun).
6.2 Communication
- Bij Communication worden twee soorten taal gebruikt:
1. Sociale (informele) taal of Dagelijks Algemeen Taalgebruik (DAT), in het Engels Basic
Interpersonal Communication Skills (BICS).
2. Vaktaal of abstracte (formele) taal of Cognitief Academische Taalvaardigheid (CAT),
taalgebruik op een abstract niveau, in het Engels Cognitive Academic Language
Proficiency (CALP).
- 6.2.1 Onderscheid in DAT (BICS) en CAT (CALP)
DAT wordt gebruikt als interpersoonlijke communicatievaardigheid voor alledaagse situaties.
De context ondersteunt de taal. DAT is gemakkelijker en sneller te leren dan CAT. Eerst leer
je DAT, daarna kun je verder met CAT.
CAT is taalgebruik op een abstract(er) niveau. Abstracte taal wordt minder ondersteund door
de situatie/context, is daardoor moeilijker en doet een groter beroep op het cognitieve
vermogen van de leerlingen. CAT stimuleert de ontwikkeling van taal- en denkvaardigheden
zoals analyseren, synthetiseren en interpreteren.
Bij tweedetaalleerders is DAT de (informele) thuistaal en CAT de schooltaal. Het wel
beheersen van DAT maar het niet goed beheersen van CAT wordt vaak ten onrechte gezien als
algemeen taalprobleem bij anderstalige leerlingen.
Bij leerlingen die de taal nog niet goed beheersen, zoals vreemdetaalleerders, is het verschil
tussen DAT en CAT groot. Dat kun je voorkomen door vroeg met Engels te beginnen: dan
leren leerlingen beide tegelijk.
Leerlingen die vanaf de onderbouw Engels hebben gehad met kleuter-CLIL verwerven CAT
als logisch vervolg op de 'vaktaal' die ze al kennen. Voor leerlingen en leerkrachten die vanaf
de middenbouw met Engels starten, is het een grote uitdaging om vanaf de eerste les vaktaal in
de vreemde taal te leren en gebruiken, zie paragraaf 6.5.
- 6.2.2 Er zijn drie vormen van CAT:
1. De taal van leren: om de nieuwe kennis en begrippen van de vakinhoud te kunnen
begrijpen (bijvoorbeeld alle lichaamsdelen).
2. De taal voor leren: om te kunnen communiceren in de vreemde taal, zoals voor het
beschrijven, evalueren, analyseren en conclusies trekken (bijvoorbeeld om verschillen en
overeenkomsten tussen dieren te beschrijven).
2