100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Psychologie een inleiding + begrippenlijsten €5,48   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Psychologie een inleiding + begrippenlijsten

1 beoordeling
 73 keer bekeken  1 keer verkocht

Dit is een samenvatting voor het vak Inleiding van de psychologie van de minor Toegepaste Psychologie. Voor deze samenvatting is het boek "Psychologie een inleiding" gebruikt van o.a. Philip Zimbardo (8e editie) en de colleges gebruikt. De volgende hoofdstukken komen aan bod: HS1, HS3 t/m HS6, HS8 ...

[Meer zien]
Laatste update van het document: 4 jaar geleden

Voorbeeld 4 van de 80  pagina's

  • Nee
  • Hs1, hs3 t/m hs6, hs8 t/m hs10, hs12 t/m hs14
  • 1 juli 2020
  • 1 juli 2020
  • 80
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alles voor dit studieboek (533)
Alle documenten voor dit vak (21)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: silkedejong • 3 jaar geleden

avatar-seller
DanielleSchokker
Psychologie een inleiding
Hoofdstukken 1, 3 t/m 6, 8 t/m 10, 12 t/m 14



Inhoudsopgave

Hoorcollege 1 (hoofdstuk 1).................................................................................................. 2
Samenvatting hoofdstuk 1 Geest, gedrag en psychologische wetenschap7
Begrippen hoofdstuk 1 ............................................................................................................ 14
Hoorcollege 2 (hoofdstuk 3 en hoofdstuk 8) ............................................................. 17
Begrippen hoofdstuk 3 Sensatie en perceptie .......................................................... 29
Begrippen hoofdstuk 8 Vormen van bewustzijn ...................................................... 33
Hoorcollege 3 (hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5) ............................................................. 36
Begrippen hoofdstuk 4 Leren en omgeving ................................................................ 45
Begrippen hoofdstuk 5 Geheugen .................................................................................... 49
Hoorcollege 4 (hoofdstuk 6)................................................................................................ 52
Begrippen hoofdstuk 6 Denken en intelligentie....................................................... 61
Hoorcollege 5 (hoofdstuk 9 en hoofdstuk 14) .......................................................... 64
Begrippen hoofdstuk 9 Motivatie en emotie .............................................................. 66
Begrippen hoofdstuk 14 Stress, gezondheid en welzijn ..................................... 70
Begrippen hoofdstuk 10 Persoonlijkheid: theorieën van de gehele
persoon ............................................................................................................................................. 74
Begrippen hoofdstuk 12 Psychische stoornissen .................................................... 77
Begrippen hoofdstuk 13 Therapieën voor psychische stoornissen .............. 79




1

,Hoorcollege 1 (hoofdstuk 1)

Freud (zo’n 120 jaar geleden) is een belangrijk psycholoog geweest, in het verleden en in het
heden. Veel van de hedendaagse theorieën/psychologie komt voort uit zijn ideeën/woorden. Zijn
gedachtegoed hanteren de meesten niet meer, maar zijn woorden wel; bijvoorbeeld het woord
ego.
 Hij vertegenwoordigd de psychoanalyse.
o Uit de gratie geraakt, omdat Freud vond dat hij de enige en de beste was die deze
therapie kon geven.
Als je iets te melden hebt, moet je het kunnen overdragen en kunnen anderen het
ook doen.
o Hij was medicus, er bestond toen nog geen psycholoog. Hij sprak ze ook aan met
patiënten. Hij vroeg je te gaan liggen op zijn sofa. Hij vond niet dat het nodig was
om mensen te vragen naar hun behoeften en verlangens.
Hij was van mening dat behoeften in het onderbewuste zitten. Dus volgens hem
kun je iemand wel vragen waar zijn angst vandaan komt, maar kan het brein het
antwoord niet produceren.
Twee manieren om het onderbewuste te bereiken;
- Droomduiding
De sofa; dan waren mensen relaxed. Mensen schieten dan niet in de
verdediging.
Vragen naar de dromen die iemand had, want in de dromen komt het
onderbewuste aan het woord.
- Hypnose

o Freud relateerd bijna alles aan seksualiteit.

De ingewikkeldheid met allerlei theorieën en ook de psychoanalyse was dat het heel moeilijk is om
te bewijzen wat waardoor komt (wie zegt bijvoorbeeld dat therapie de reden is geweest dat iemand
zich beter voelt, het kan ook zijn dat ze verliefd is geworden).



Philip Zimbardo (schrijver boek) was hoogleraar aan Stanford University (1960/1970). Dat was de
tijd dat veel psychologen onderzoek deden naar gehoorzaamheid. Philip was al aardig op de hoogte
van andere experimenten in die tijd.
Hij ging ook een experiment doen; hij bouwde een gevangenis na en vertelde niet de echte reden
achter het onderzoek, dat was toen nog heel normaal.
Bij aankomst werd de groep in twee gelijke groepen gedeeld, at random, en gingen naar ruimte 1
of ruimte 2.
 Ruimte 1: Warm welkom, kopje koffie, uniform met strepen en hen werd verteld dat ze
vanaf nu bewakers zijn. Ze moeten zorgen dat de regels goed gehanteerd worden, mogen
geen geweld gebruiken en verder is alles geoorloofd.
 Ruimte 2: Kille ruimte, alle persoonlijke bezittingen en kleding inleveren, werden naakt
naar het volgende hok gebracht waar ze met een brandslang afgesloten werden en kregen
“zakken” als kleding (geen ondergoed, gaf een onplezierig gevoel). Daar stond een
nummer op, vanaf dat moment werden ze aangesproken met het nummer i.p.v. hun naam.
Hen werd ook verteld dat ze vanaf nu geen rechten meer hadden en zich moesten
onderwerpen aan de bewakers.

 50/50 of het resultaat waar is. Dag 3: een gevangene had een mental breakdown
en de politie werd gebeld die een eind maakte aan het experiment. Echter, in 2018
kwam diezelfde gevangene naar voren met het verhaal dat het niet kwam als
gevolg van het experiment, maar hij wilde ermee stoppen en dat mocht niet
(vanwege belangrijk tentamen). Daarnaast vertelde hij Zimbardo de bewakers
vroeg een tandje bij te zetten, omdat hij bang was dat hij niets had om over te
publiceren.




2

,De psychologie is geen psychiatrie. Psychologen anno 2020 hebben geen medische achtergrond.
We kijken niet naar onze gesprekspartner als patiënten, maar als cliënten. Psychologen proberen
net zoveel van hun cliënten te leren, als hun cliënten van hen.



Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de psychische processen van het
individu.

Gedrag is waarneembaar, meetbaar, kan doelbewust zijn (handelen).
Psychische processen zijn gedachten, dromen, plannen, wensen en gevoelens.

Behaviorisme houdt zich alleen bezig met (waarneembaar) gedrag.



Empirisch = waarneembaar, feitelijk.
Empirisch onderzoek is onderzoek o.b.v. ervaring, bevinding gegrond; onderzoek
volgens in de wetenschap geaccepteerde regels.

 In de psychologie proberen we zoveel mogelijk bewijzen voor iets te vinden, iets
repliceerbaar te maken etc., maar is dat soms lastig; het gaat om mensen en hun gedrag.
 Psychologie is een wetenschap, omdat we dus zoveel mogelijk proberen te leven naar de
wetten van de wetenschap en een empirische studie willen zijn.



Psychologie is een wetenschap, methoden:
 Introspectie = naar binnen kijken.
o VB: Hoe voel je je op dit moment? – Daar kun je alleen een antwoord op geven
door naar binnen te kijken; hoe voel ik mij.
o Het heeft vrij weinig te maken met de werkelijkheid. Heel vaak heeft wat we
zeggen te denken over ons gedrag niet altijd een relatie met de werkelijkheid, dat
wat we daadwerkelijk/uiteindelijk doen.
Falsificatie = we zijn vaak bezig met bewijzen wat we al denken, door te
suggereren of wel een open vraag te stellen, maar op zoek te zijn naar wat we
graag willen vinden.
 Het is belangrijk niet te bewijzen wat we al denken, maar te proberen het
te weerleggen/tegen te gaan.
 VB: Als jij denkt dat zwanen wit zijn, wat voor toegevoegde waarde heeft
het als je met de 100ste witte zwaan aan komt zetten. Het wordt pas
interessant als je met een zwarte zwaan komt, dan is je bewering
aantoonbaar niet waar.
 Hij (Carl Popper) zegt dus; je moet niet je best doen je bewering te
bewijzen, maar deze te falsificeren. Als dat niet lukt, dan heb je een punt.

 Experiment (om te kijken of het in de werkelijkheid toch anders gaat)
o VB: Milgram (schokkende experiment):
Er was een groep proefpersonen in een ruimte (collegezaal) die bij het experiment
hoorden (waren dus niet echte proefpersonen) en er was één echt proefpersoon
(de docent). Experiment: we willen kijken of het waar is of studenten beter leren,
als ze elke keer als ze een fout antwoord geven een klein schokje krijgen.
De proefpersonen krijgen een seintje wanneer ze moeten acteren dat ze een
stroomstootje krijgen, steeds heftiger.
Doel van het experiment; men was geïnteresseerd in de gehoorzaamheid
van mensen, net zoals bij het experiment van Zimbardo.
Op een gegeven moment is de stroomstoot zo hoog dat er staat “dodelijk”; boeit
het je als docent niet en geef je de schok en ben ik dus gehoorzaam, of doe je het
niet.
 2/3e van de docenten ging door, vooral wanneer er iemand kwam zeggen
dat het belangrijk was voor de wetenschap. Kregen ze er geld voor, dan deden ze


3

, het juist niet.
 Daarnaast; mensen stopten wanneer de wetenschapper zich voorstelde als Jaap,
ze gehoorzaamden wanneer hij zich voorstelde als professor en een witte jas aan
had. = machtigingseffect (“hij zal het wel goed hebben”, eindverantwoordelijke)
o VB: Asch (lijnstukken)
Je doet mee aan een experiment en je wordt gevraagd om aan te geven welke
lijn even lang is als het voorbeeld.
Dit doe je een aantal keer en dan gebeurd er iets vreemds. In dit geval zie je
duidelijk dat het A is, maar de andere deelnemers aan het experiment (hulpjes van
Asch) geven een verkeerd antwoord.
De vraag is vervolgens: wat doe jij?
 Gemiddeld over alle twaalf trails waarin de anderen een verkeerd
antwoord gaven conformeert 1/3 van de deelnemers. Verder conformeert
76% tenminste een keer.
Eerste vraag: welke is het kortst, groep zegt A en proefpersoon zegt
C. Tweede vraag: welke is het langst, groep zegt A en proefpersoon
twijfelft, zegt ook A. Derde vraag: welke is het breedst, groep zegt
A en proefpersoon heeft geen idee, zegt ook A.
 Als achteraf werd gevraagd hoe zeker hij van zijn antwoord was, zegt hij
vrij zeker.

 Correlatieonderzoek
o Stel je voor; er wordt onderzoek gedaan naar het aantal zelfmoorden in een stad.
De onderzoekers merken dat in een stad waar veel kerken staan meer zelfmoorden
worden gepleegd. Ben jij dan de ambtenaar die zegt we slopen alle kerken?  Het
ligt niet aan de kerken; hoe meer kerken er zijn hoe meer mensen er wonen. Dat
iets samenhangt betekent nog niet dat iets causaal is.
o Voorbeeld 2; er was een artiest die trad op in een grote zaal en het publiek klapte
met hem mee. Op een moment zegt de artietst; “everytime we clap our hands, a
child in africa dies”. Ben je degene die dan zegt stop daarmee joh?  Natuurlijk is
het niet zo dat, omdat je klapt, er daardoor iemand overlijd. Het zijn correlaties.

 Survey = vragenlijsten.
o Hoe kan ik weten hoe jij iets vind; door het te vragen.
o De waarde hiervan is beperkt, toch is groot deel van wetenschappelijk onderzoek
gebaseerd op vragenlijsten en interviews.  Niet omdat mensen niet bereid zijn
antwoord te geven, het komt vaak doordat we het antwoord niet weten.

 Natuurlijke observatie
o Dit is kijken wat mensen doen. Bijvoorbeeld; we zetten ergens een zebrapad neer
en zetten er een bordje of stoplicht neer en kijken vervolgens naar wat er gebeurd.
We vertellen het de mensen niet, we kijken gewoon wat er gebeurd.

 Gevalstudie
o Zijn eigenlijk altijd mensen die iets overkomt en daardoor interessant worden.
o Bijvoorbeeld iemand die een ernstig ongeluk krijgt en daardoor een deel van zijn
schedel kwijtraakt. Het is verschrikkelijk, maar op het moment dat je het overleefd
is het zeer interessant voor wetenschappers om te kijken wat er dan gebeurd.
o Zijn interessant, maar bewijzen niet heel veel. Dat diegene een taal niet meer kan
spreken kan ook door iets anders zijn.



De term psychologie is een combinatie van twee Griekse woorden:
 ψυχή = psychè: (levens)adem, leven, geest, ziel
 λόγος = logos: woord, gedachte, rede

Psyche (van Dale): geheel van veronderstelde innerlijke processen en verrichtingen dat een
verklaring kan bieden voor gedrag.
Synoniem: geest.

4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper DanielleSchokker. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75759 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,48  1x  verkocht
  • (1)
  Kopen