Samenvatting blok 3 – Designing
Social Research
Hoofdstuk 1 – Menselijk onderzoek en
wetenschap
Introductie
We gaan kijken naar hoe we weten wat echt is.
Opzoek naar de werkelijkheid
Hoe kun je weten wat echt is? Deze vraag houdt mensen al duizenden
jaren bezig.
Kennis uit de overeengestemde werkelijkheid
Een wetenschappelijke bewering moet logische en empirische
ondersteuning hebben.
Epistemologie = de wetenschap van het weten, systemen van kennis
Methodologie = de wetenschap van het uitzoeken, procedures voor
wetenschappelijk onderzoek.
Normaal menselijk onderzoek -> verwachtingen en begrijpen, zowel ‘wat’
als ‘waarom’ willen begrijpen.
Agreement reality = die dingen de we ‘weten’ als onderdeel en stukje van
de cultuur die we delen met de mensen om ons heen.
Traditie -> door te accepteren wat iedereen ‘weet’, vermijden de we de
taak om vanaf nul te beginnen in onze zoektocht naar regelmatigheden en
begrijpen. Het erfgoed van informatie en begrip is ons startpunt voor het
ontwikkelingen van meer kennis. Dit kan menselijk onderzoek ook
tegenhouden, omdat niemand nog gaat onderzoeken wat we al ‘weten’.
Autoriteit -> naast onze eigen onderzoeken profiteren we van
ontdekkingen gedaan door anderen, vaak hangt de acceptatie hiervan af
van de status van de ontdekker. Het is goed om mensen te geloven die
speciale trainingen en expertises hebben, maar het kan ook hinderen door
autoriteiten die zich vergissen in hun eigen gebied.
Fouten in onderzoek en een aantal oplossingen
- Inaccurate observaties: simpele en complexe meetapparaten
kunnen beschermen tegen inaccurate observaties.
, - Overgeneralisatie: we nemen vaak aan dat een paar gelijke
gebeurtenissen bewijs zijn voor een algemeen patroon, realiseer wel
dat we tot zekere hoogte moeten generaliseren, overgeneralisatie
kun je voorkomen door een grote en representatieve groep te
nemen voor de observaties. Een andere bescherming is de replicatie
van onderzoek.
Replicatie = herhalen van een onderzoek om te testen en om de
bevindingen van een eerder onderzoek of te bevestigen of in twijfel
te trekken.
- Selectieve observatie: we hebben te neiging te focussen op
gebeurtenissen en situaties die passen in het patroon en de neiging
om te rest te negeren.
- Onlogische redenering: bv. uitzondering bevestigt de regel, de
gamler’s fallacy (een lange tijd van geluk of pech voorspelt zijn
overgestelde)
De fundamenten van sociale wetenschap
Twee pilaren van wetenschap zijn: logica en observatie. Drie grote
aspecten van sociale wetenschap: theorie, dataverzameling en data
analyse.
Theorie = een systematische verklaring voor de observaties dat zijn
verbonden met een bepaald aspect van het leven, zoals sociale
stratificatie of politieke revoluties.
Theorie handelt met het logica gedeelte, data collectie met het observatie
gedeelte en data analyse zoekt voor patronen in de observaties en
vergelijkt dat wat logischerwijs wordt verwacht met wat is geobserveerd.
Theorie, niet filosofie of geloof
Wetenschappelijke theorieën kunnen geen waardeoordeel hebben. Sociale
wetenschap kan ons alleen vertellen ‘wat’ iets is en ‘waarom’.
Sociale regelmatigheden
Ondanks dat dit moeilijker is dan bij de natuurwetenschappen, zoeken
sociale wetenschappers ook nog regelmatigheden. De samenleving heeft
al veel regelmatigheden gecreëerd, zoals het rijden van rechts of links op
de weg. Ook bijvoorbeeld dat universitaire docenten meer verdienen dan
bouwvakkers en mannen meer dan vrouwen. Sommige regelmatigheden
kunnen triviaal lijken, ook hoeft de regelmatigheid niet altijd te kloppen en
de mensen in de regelmatigheid kunnen alles omgooien als zij dat willen.
Reference group theory = mensen beoordelen hun eigen lot met minder
objectieve condities dan het vergelijken van zichzelf met anderen. Bv. hoe
rijk je je voelt, hangt af van de referentiegroep.
De regelmatig kan verdwijnen, omdat mensen er tussen komen. Zo
kunnen er tien plekken zijn uitgezocht als de beste plekken om te leven en
,dan gaan er heel veel mensen naar toe verhuizen, waardoor het
overbevolkt is geworden en niet meer in de top 10 staat.
Aggregaten, niet individuen
Sociale onderzoekers zullen vaak de motivatie die individuen beïnvloeden
onderzoeken, maar de individu zal zelden het onderwerp van een sociaal
onderzoek zijn. Aggregaat staat voor groepen, organisaties, collectieven
enzovoort. De sociale onderzoeker onderzoekt wat er tussen mensen
gebeurt. Zo zorgen allemaal individuele motivaties voor het nemen van
een kind voor de jaarlijkse geboortecijfers.
Concepten en variabelen
Variabelen = logische paren van attributen. De variabele geslacht is
opgemaakt uit de attributen man en vrouw.
Attributen = de karakteristieken van mensen of dingen.
Sociaal onderzoek is ook het onderzoek naar variabelen en hun relatie.
Sociale theorieën zijn geschreven in een taal van variabelen.
Onafhankelijke variabele = een variabele met waarden die niet
problematisch zijn in een analyse, maar als gegeven worden genomen.
Een onafhankelijke variabele is verondersteld om een afhankelijke
variabele te veroorzaken of te bepalen.
Afhankelijke variabele = een variabele waarvan wordt verwacht dat het
afhangt of wordt veroorzaakt door een ander (de onafhankelijke
variabele).
Het doel van sociaal onderzoek
Uitgebreid uitgelegd in hoofdstuk 4
Aantal dialectiek van sociaal onderzoek
Ideografische en nomothetische verklaring
Idiografisch = een benadering voor een verklaring waarbij we verlangen
om alle precieze redenen voor een bepaalde conditie of gebeurtenis uit te
leggen. Bijvoorbeeld alle redenen waarom je een onvoldoende hebt
gehaald. Als je een idiografische verklaring af hebt, heb je het gevoel dat
we alle volledig alle oorzaken begrijpen die plaatsvonden in dit specifieke
voorbeeld.
Nomothetisch = een benadering voor een verklaring waar we verlangen
om een aantal causale factoren die algemeen impact hebben op een
groep condities of gebeurtenis te identificeren. Stel je voor twee of drie
belangrijke factoren dat bepaalde welke universiteit studenten kozen – de
reputatie, nabijheid enzovoort.
, Inductieve en deductieve theorie
Inductief = het logische model waarbij algemene
principes worden ontwikkeld uit specifieke
observaties. Als je is opgevallen dat Joden sneller op
de Democraten stemmen dan Protestanten, zou je
kunnen concluderen dat religieuze minderheden in
de VS sneller op de Democratische partij stemmen.
Dan is de taak om uit te leggen waarom.
Deductief = een logisch model waarbij specifieke verwachtingen van
hypotheses worden ontwikkeld op basis van algemene principes.
Observaties gaan testen of het verwachte patroon daadwerkelijk bestaat.
Determinisme versus Agency
Conclusie van Babbie in de strijd tussen determinisme en vrije wil:
1) iedereen bezit een vrije wil, maar 2) we staan ons zelf toe om
gecontroleerd te worden door omgevingsfactoren en -krachten.
De vraag van verantwoordelijkheid is een belangrijk aspect hier.
Tolerance for ambiguity = het vermogen om conflictueuze ideeën tegelijk
in jouw hoofd te hebben, zonder één van hen te ontkennen of af te wijzen.
Kwalitatieve en kwantitatieve data
Kwalitatief -> niet-numeriek, meer betekenis
Kwantitatief -> numeriek, makkelijker om te groeperen, vergelijken en
samenvatten van de data, statistische analyses mogelijk
Belangrijkste punten
Introductie
- Het onderwerp van dit boek is hoe we de sociale werkelijkheid
kunnen vinden.
Het zoeken naar de werkelijkheid
- Onderzoek is een natuurlijke menselijke activiteit. Veel van het
normale menselijke onderzoek verlangt er naar gebeurtenissen te
verklaren en toekomstige gebeurtenissen te voorspellen.
- Wanneer we begrijpen door directe ervaringen, maken we
observaties en zoeken naar patronen of regelmatigheden in wat we
observeren.
- Veel van wat we weten, weten we door overeenstemming eerder
dan door ervaring. In het bijzonder zijn twee bronnen van
overeengestemde kennis traditie en autoriteit. Alhoewel deze
bronnen van kennis handig kunnen zijn, kan het ons ook op een
dwaalspoor zetten.
- Wetenschap verlangt te beschermen tegen de fouten die we maken
in alledaags onderzoek.
