Cognitieve domeinen
1. Bewustzijn, aandacht en oriëntatie
o Bewustzijn
Helder
Vernauwd; doordat gedachten op één ding gericht zijn omgeving niet
waarnemen)
Verlaagd; lijkt op vernauwing alleen in alle opzichten vaag. Mensen zijn er
niet helemaal bij, soort van verdoofd.
Somnolent; is sterk gedaald bewustzijn, wel in staat om te reageren met
moeite, reageren alleen als je iets tegen ze zegt anders zakken ze weer weg
Soporeus; bewustzijnsdaling tot totale bewusteloosheid, subcoma
Coma; totale bewusteloosheid, geen reactie op pijnprikkel
o Aandacht en concentratie
Normaal
Aandacht moeilijk te trekken hypovigiliteit
Verhoogd alert/waakzaam hypervigiliteit
Verminderd vermogen aandacht vast te houden
Verminderde concentratie hypotenaciteit
o Oriëntatie
Intact
Desoriëntatie in tijd; Datum
Desoriëntatie in plaats; topografie weg vinden buiten of in huis
Desoriëntatie in ander persoon interpersoonlijke oriëntatie
Desoriëntatie in eigen persoon persoonlijke oriëntatie
2. Perceptueel-motorisch functioneren
o Intact; visuele agnosie(blindheid)
o Stoornis in visuospatiele functies ( zien, het verwerken van ruimtelijke informatie)
o Apraxie
Constructieve apraxie ruimtelijk aspect van handeling verstoord, bijv.
natekenen of iets in elkaar zetten
Ideomotorische apraxie iemand weet wel waarvoor een voorwerp gebruikt
wordt, maar kan niet bedenken welke juiste beweging hij/zij moet maken, bijv.
een boterham wordt geprakt ipv gesmeerd maar wel met een mes)
Kledingapraxie = ideatoire apraxie het plannen van handelingen is
gestoord, iemand weet de volgorde van handelen niet meer.
3. Geheugen
o Intact,
o stoornis in het KTG = anterograde amnesie, confabulaties ( verhalen kloppen niet
geheel maar wel lopend verhaal)
o Stoornis in LTG (autobiografisch, feitelijk, impliciet ) = retrograde amnesie
o Dissociatieve amnesie bepaalde herinneringen niet meer terughalen (vooral over
zichzelf)
4. Intellectuele functies
o Oordeelsvermogen
Intact
vermogen om onderscheid te maken tussen externe werkelijkheid, en
eigen denkbeelden/fantasieen
eigen mogelijkheden/beperkingen inschatten met passende
doelstellingen maken
sociale situatie correct beoordelen en passend handelen
Gestoord realiteitsbesef
Oordeels- een kritiekstoornissen Overschatting en te weinig zelf kritiek
Decorumverlies verminderd sociaal wenselijk gedrag/verminderd “fatsoen”
, o Ziektebesef en ziekte inzicht
Wel, enig of geen ziektebesef weet van ziek zijn
Wel, enig of geen ziekte-inzicht weet van wat er precies aan de hand is
o Abstractievermogen
Intact
Normaal vermogen tot generaliseren/classificeren
Verminderd
o Executieve functies
Intact
Normaal in staat tot maken plannen voor; initiëren, controleren en
stoppen van ingewikkelde handelingen.
Overzien van complexe handelingen en deeltaken.
Gestoord
o Geschatte intelligentie
o Taal
Intact
Woordvindingsstoornissen, circumlocutie ( beschrijven woord ipv woord zelf),
afasie
Dysgrafie verminderd vermogen tot schrijven
Dysnomie Benoemingsstoornis kan ook omschrijving niet geven
begripsstoornis, herhalingsstoornis
Dyslexie verminderd vermogen tot lezen
5. Sociaal cognitieve functies
o Intact
o Beperkingen in
Emotieperceptie emotie van ander inschatten
theory of mind zich verplaatsen in andermans gevoelens/gedachten
vermogen tot mentaliseren gedrag van zichzelf en anderen kunnen
begrijpen door ze te koppelen aan mentale toestanden. (Mentale toestanden
zijn overtuigingen, wensen, gevoelens en gedachten)
6. Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming
o Voorstelling
Normaal of ongestoord
Dwangvoorstelling, herbeleving van traumatische ervaring
o Waarneming
Normaal of ongestoord
Dispercepties vervormde waarneming ( meer minder geluid dan werkelijk,
objecten groter of kleiner)
Hallucinaties
Visueel, auditief (imperatief) zien/horen van dingen die er niet zijn
Somatisch (tactiel, visceraal) Voelen van iets wat er niet is.
Illusoire vervalsingen reele zintuiglijke prikkeling wordt verkeerd
geinterpreteerd
Misidentificaties bekenden worden als onbekende beschouwd en v.v.
Derealisatie omgeving, mensen of voorwerpen als onecht, wazig, mistig,
een luchtbel of visueel vervormd worden ervaren
Sensorische hyperreactiviteit, sensorische hyporeactiviteit
overgevoeligheid en verminderde gevoeligheid voor sensorische prikkels.
o Zelfwaarneming
Normaal of ongestoord
Depersonalisatie wat inhoudt dat eigen gedrag, gedachten, gevoelens,
gewaarwordingen of het lichaam als 'niet-eigen' worden ervaren
Twijfel aan of verandering in eigen identiteit
Morfodysforie, stoornis in de lichaamsbeleving