Samenvatting van de toetsstof voor tentamen sociale wetenschappen 1.1 van de PABO Hanzehogeschool.
Pedagogisch didactisch begeleiden: h4, h5, h6, h8, h9, h10
Werken in het basisonderwijs: h1, h4, h5, h6, h7
4.1 Positief pedagogisch klimaat
4.1.1 Aansluiten bij basisbehoeften van kinderen
Om een stimulerend pedagogisch klimaat te creëren voor kinderen, moet je rekening houden met
de drie basisbehoeftes van een kind:
- Behoefte aan goede relaties
- Behoefte aan competentie
- Behoefte aan autonomie
Kinderen hebben behoefte aan veiligheid en geborgenheid. Dan pas durft het zich te ontdekken
en ontwikkelen. Dit kun je bereiken door met ieder kind een goed contact op te bouwen. Ook zorg
je voor een goede band tussen de kinderen onderling.
Het gevoel dat je iets kunt is belangrijk, voor kinderen en volwassenen. Als leerkracht versterk je
dit gevoel. Kinderen die dingen bereiken raken gemotiveerd en gestimuleerd om nog meer hun
best te doen. Kinderen die hier iets meer moeite mee hebben moet je juist meer ‘ik-kan-het-
ervaringen’ geven. Als je dit in kleine stapjes doet lukt dat.
Kinderen willen graag dingen zelf doen. Stimuleer dit als leerkracht door ze verantwoordelijkheid
te geven en individuele taken. Laat ze bijvoorbeeld zelf ook hun taken kiezen. Als een kind niet
nieuwsgierig en leergierig is, is er iets mis. Probeer niet te snel in te grijpen bij problemen tijdens
de individuele taken. Laat het kind het uitvogelen en laat merken dat jij erop vertrouwd dat het
goed komt.
Als leraar speel je in op deze basisbehoefte door de manier waarop je met de kinderen omgaat en
de manier waarop je lesgeeft.
4.1.2 Invloeden op een pedagogisch klimaat
Het pedagogisch klimaat in de klas stem je af op dat van de school. Diverse factoren bepalen
samen het pedagogisch klimaat van de school.
- Visie van de school: Dit heeft te maken met de ideeën over hoe kinderen leren, wat kinderen
moeten leren, de rol van de leerkracht en van welke normen en waarden de school uitgaat.
- Gebouw en inrichting: De inrichting van een school valt gelijk op. Als dit een kind aanspreekt
zal het beter leren en ontwikkelen.
- Groepsleerkracht: De persoonlijk van de leerkracht heeft een grote invloed op de sfeer in de
klas. Ook hoe hij zijn lessen voorbereidt en zijn lokaal inricht in sfeer bepalend.
- Team: Het team als geheel is ook van invloed op het pedagogisch klimaat. Als een team niet
goed functioneert merk je dat aan de sfeer. Een team dat goed functioneert trekt één lijn. Dit
schept duidelijkheid.
- School- en groepsgrootte: Op een grote school zijn meer afspraken nodig dan een klein
dorpsschooltje. Ook maakt het uit of je een klas hebt van vijftien of dertig leerlingen.
- Kinderen: Alle kinderen nemen een eigen achtergrond mee naar school en dit kan het moeilijk
maken om een goede sfeer te creëren. Dit heeft te maken met de persoonlijkheid van de
kinderen.
- Activiteiten: Binnen- en buitenschoolse activiteiten zijn ook van invloed op een goed
pedagogisch klimaat. Het schept een speciale sfeer om met de hele school aan een bepaald
project te werken.
4.2 Pedagogisch handelen
4.2.1 Opvoeden
Een leerkracht is bewust of onbewust bezig met opvoeden. De vraag is dus niet of een leraar
opvoedt, maar hoe hij dat doet. Opvoeden doe je om een kind volwassen te maken. Maar hoe dit
proces naar volwassenheid verloopt en wat voor rol de opvoeder hierin heeft, zorgt voor
verschillende opvattingen. Opvoeden tot volwassenheid wil zeggen: kinderen leren om samen met
anderen te leven zonder daarbij zichzelf te verliezen.
4.2.2 Onderwijs en opvoeden
Naast het gezin wordt er ook op school opgevoed. De school is eigenlijk een minisamenleving en
de kinderen moeten leren hoe zij zich hierin gedragen. Dit is nodig voor een prettige sfeer in het
onderwijs. Opvoeden gericht op gedrag heeft maar kort effect. Na bijvoorbeeld een vakantie zijn
zij het alweer vergeten. Voordat het effect van opvoeden op de persoonlijkheid zichtbaar wordt
gaat er heel wat tijd overheen. Maar het effect is wel langdurig.
,Opvoeden doe je met een doel en vanuit waarden en normen:
- Ieder kind kan zich ontwikkelen tot een autonoom mens
- Elk kind voelt zich verbonden met de gemeenschap
- Ieder kind neemt deel aan de gemeenschap
- Elk kind neemt verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en de opbouw van de gemeenschap
Je bent daarbij steeds op zoek naar de balans tussen zelfontplooiing en de verbondenheid met de
gemeenschap waar iedereen deel van uitmaakt.
Op de route naar volwassenheid krijgt het kind steeds meer verantwoordelijkheid. Hierbij kijk je
naar leeftijd en persoonlijkheid. Je leert een kind om steeds meer eigen verantwoordelijkheid te
nemen. Je laat het kind los maar laat hem geen keuzes maken die buiten zijn mogelijkheden
liggen. Stapje voor stapje wordt het kind zelfstandiger en verantwoordelijker.
Een leerkracht geeft informatieve ondersteuning als hij het kind inzicht geeft in de situatie waarin
het probleem ontstond. Je helpt kinderen door gedrag bespreekbaar te maken. Zeker bij wat
oudere kinderen werkt dit goed. Kies hier een rustig moment voor.
4.2.3 Pedagogische ondersteuning
Kinderen horen graag dat ze het goed doen en willen weten waar de grenzen liggen. Maar ze
krijgen ook vaak te horen dat ze het niet goed doen. Deze vorm van straffen en daarna belonen
werkt niet goed. Straffen is misschien wel het laatste opvoedingsmiddel waar je naar moet
grijpen. Bij pedagogische begeleiding maak je vooral gebruik van jezelf en je persoonlijkheden. Of
je bereikt wat je wil bereiken hangt voor een groot deel af van hoe je als opvoeder bent. Als
opvoeder ben je ook een voorbeeld voor het kind. Ze doen je na, vooral als ze je aardig vinden.
Als jij kinderen respecteert krijg je respect terug.
Bij een affectieve ondersteuning ga je in op de emoties van een kind. Je gaat er op in door actief
te luisteren. Voor alle kinderen geldt dat je allereerst veiligheid en emotionele ondersteuning biedt.
Het kind ervaart dan begrip en vertrouwen.
Gewenst gedrag valt vaak minder op dan ongewenst gedrag en daardoor is er minder aandacht
voor. Toch willen kinderen horen dat ze het goed doen. Hiervan groeit het zelfvertrouwen. Gedrag
dat steeds een positief gevolg heeft, zullen ze vaker vertonen. Maar belonen doe je met beleid.
Anders belemmer je ze in het zelfstandig worden. Ook ervaren de kinderen zelf positieve gevolgen
van hun gedrag, de innerlijke positieve versterkers. Werk vooral met belonen en niet met straffen,
ook bij minder makkelijke kinderen.
Kinderen hebben behoefte aan grenzen en deze stel je met regels. Dit geeft houvast. Door de
grens te overtreden weten ze waar deze echt ligt. Je hoeft ze dan niet te straffen, lichaamstaal
zegt genoeg.
Ook bij ongewenst gedrag is straffen niet nodig. Leidt het kind af. Dit is vaak effectief. Het is
alleen niet effectief als je wil dat het kind iets van het ingrijpen leert.
Hoofdstuk 5 pedagogisch didactisch begeleiden
5.1 Werken aan een positieve relatie
5.1.1 Nabijheid, conflict en afhankelijkheid
Een goede relatie wordt gekenmerkt door nabijheid, weinig conflict en weinig afhankelijkheid. Bij
een warme en ondersteunende relatie tussen jou en je leerling is sprake van nabijheid. Als je veel
conflicten hebt met het kind voelt hij zich niet veilig bij jou. Het kind zal door een slechte relatie
alleen maar lastiger worden. Ook is teveel afhankelijkheid niet goed. Kinderen moeten zelf in
eerste instantie hun probleem oplossen, hierdoor krijgen ze zelfvertrouwen.
5.1.2 Kinderen persoonlijk ontmoeten
Je werkt als leraar met een groep dus is het logisch dat je hen als een groep behandelt. Maar
deze groep is een verzameling van individuen die allemaal recht hebben op jouw aandacht. Neem
dus de tijd en ruimte om met elk kind een relatie op te bouwen en te onderhouden. Dit is positief
voor het kind en werkt door op de hele groep. Zorg ook dat je de namen zo snel mogelijk kent.
Hierdoor voelt het kind zich belangrijk voor jou.
5.1.3 Het kind achter de naam
Stel je open voor de kinderen en laat merken dat je interesse hebt. Dit lukt niet als je tijdens de les
alleen maar bezig bent met orde houden. Let ook goed op de lichaamstaal van een kind. Vaak
straalt hij daarmee uit wat hij nog niet in woorden kan omschrijven. Ga hier op in, en zeg niet dat
, het weer even mee moet doen als je aan hem ziet dat hij moe is. Een kind voelt zich hierdoor
begrepen, veilig en beschermd en hierdoor kun je de begeleiding beter afstemmen
5.1.4 Meer dan woorden alleen
Niet alleen je woorden spelen een rol in de relatie met een kind. Ook je non-verbale communicatie
is belangrijk. De manier waarop je iets zegt en wat je houding uitstraalt zijn minstens zo belangrijk
als je woorden. Je gezichtsuitdrukking zegt heel veel. Kinderen lezen van je gezicht af hoe je
erover denkt. De toon waarop je iets zegt, zegt veel over je bedoeling.
5.1.5 De relatie groeit met het kind mee
De relatie die je op school hebt met een kind verandert naarmate ze ouder worden. Als kinderen
net nieuw op school zijn hebben behoefte aan bescherming. Maar ze willen ook zelfstandig zijn.
Je geeft ze kansen en maakt ze niet afhankelijk van jou. De band die je met het kind opbouwt
wordt dus steeds losser. Het kind heeft je op den duur niet meer nodig.
5.2 Vertrouwen moet groeien
5.2.1 Vertrouwensrelatie
De vertrouwensrelatie die je hebt met een leerling is anders dan met familie of vrienden. De relatie
is functioneel. Dat betekent dat de sociale afstand groter is.Toch kun je hele persoonlijke
gesprekken hebben. Maar je neemt het kind niet in vertrouwen over jouw persoonlijke zaken.
Hierdoor heb je een professionele vertrouwensrelatie. De relatie is tijdelijk. Maak jezelf dus niet
onmisbaar. Bewaar professionele afstand.
Maar door een grote groep heb je niet zomaar een vertrouwensrelatie, hier moet je actief aan
werken. De basishouding voor een vertrouwensrelatie bestaat uit echtheid, acceptatie, waardering
en empathie. De eerste indruk kan erg bepalend zijn. Oordeel daarom niet te snel.
5.2.2 Wisselwerking tussen jou en het kind
Als je een kind niet zo leuk vindt heeft het geen zin dit te ontkennen. Je lichaam straalt het wel uit.
Accepteer het juist, zo kun je er iets mee doen. Het kan ook zijn dat jij niet goed ligt bij een kind.
Als je dit beseft kun je makkelijker met andere ogen naar het kind kijken en ook positieve
eigenschappen zien.
Wanneer je een relatie aangaat neem je je eigen persoonlijkheid en ervaringen mee. Deze kleuren
de nieuwe ervaringen. Dit noemen we overdracht. Hoe je reageert op een kind zegt dus ook iets
over de emoties die je zelf onbewust voelt. Sta hier eens bij stil, dan kun je beter met situaties
omgaan.
Ervaringen die het kind heeft gehad bij anderen kunnen bepalen welke verwachtingen hij van jou
heeft. Als het kind eerder niemand vertrouwde, kan dat bij jou ook veel tijd gaan kosten. Blijf
eerlijk en geduldig, dring je niet op en blijf vertrouwen hebben in het kind.
De persoonlijkheid en het karakter van een kind hebben invloed op de manier waarop je op een
kind reageert. Andersom is dit ook zo. Persoonlijkheden kunnen botsen of juist tot elkaar
aangetrokken worden.
Niet alle kinderen en voor het ene kind heb je een warmer plekje in je hart dan het andere. Ga dit
niet ontkennen, je lichaam straalt het wel uit. Maar als leerkracht heb je wel de taak om met ieder
kind een relatie op te bouwen. Wees daarbij bewust van de factoren bij jezelf en het kind die een
goede relatie in de weg staan en werk hieraan.
Hoofdstuk 6 pedagogisch didactisch begeleiden
6.1 Competentiemodel
6.1.1 Ontwikkelingstaken
Kinderen hebben in bepaalde periodes van hun leven bepaalde ontwikkelingstaken:
• 0 tot 3 jaar: basisvertrouwen tegenover wantrouwen
• 1 tot 3 jaar: het kind werkt aan het verwerven van autonomie tegenover schaamte en twijfel
• 3 tot 6 jaar: initiatief tegenover schuldgevoel. Kinderen van die leeftijd willen nieuwe dingen
doen en ontdekken
• De volgende taak is vlijt tegenover minderwaardigheid. Kinderen ontwikkelen hun talenten
• In de pubertijd zoeken jongeren hun eigen weg. Ze ontdekken hun eigen identiteit. Deze fase
heet de indentiteit tegenover rolverwarring
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annehooft12. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.