Functies van observeren
Met alleen theoretische kennis kom je er niet ieder kind verschilt in:
- Persoonlijkheid.
- Ontwikkelingsniveau.
- Manier van leren.
- Sociaal- culturele achtergrond.
Ontwikkeling volgen
- Vanaf groep 3 kun je de ontwikkeling volgen via toetsen.
- Groep 1 en 2 kun je de ontwikkeling volgen maak je gebruik van observatie instrumenten.
Passende begeleiding
Om een kind goed te kunnen begeleiden is persoonlijke kennis erg belangrijk. Sommige kinderen
troost je met een hand op hun schouder, sommige met woorden.
Beeldvorming
In rapporten en werkverslagen schetst een leerkracht een zo nauwkeurig mogelijk beeld en kijkt
hierbij naar verschillende aspecten:
- Prestaties.
- Werkhouding.
- Betrokkenheid en welbevinden.
- Persoonlijkheid.
- Relatie met de leerkracht.
- Sociale vaardigheden.
- Omgang met andere kinderen in de groep.
Mensen kunnen verschillende ideeën hebben over de kinderen het is maar net vanuit welke
invalshoek jij de kinderen observeert, jouw achtergrond enz.
Valkuilen bij beeldvorming:
- Sociaal-culturele achtergrond: Je mening, ideeën, idealen.
- Emotionele betrokkenheid: Halo-effect – Het kind wat jij leuk vind beoordeel je gemakkelijk
positief. Horn-effect – Het kind wat je minder leuk vind.
- Vooroordelen: Qua uiterlijk.
- Projectie: Je ziet je eigenschappen en ideeën van jezelf terug in de ander.
- Stemming: Vrolijk, chagrijnig.
- Persoonlijke ervaring: Sommige dingen vallen je eerder op, zie je anders of wil je juist helemaal
niet zien door ervaringen uit je persoonlijke verleden. (net cursus gehad over ADHD en ineens
hebben heel veel kinderen in je klas de kenmerken van ADHD)
Gedrag: is een bewuste of onbewuste activiteit die je objectief kunt waarnemen, rechtstreeks of
via apparatuur.
Stimulus: Wat het gedrag uitlokt. Kan van binnen of van buiten af komen. Honger of pijn. Een
onzeker (-stimulus) kind kan voortdurend zitten te friemelen of doet stoer.
Respons: Gedrag heeft niet alleen een oorzaak maar ook een gevolg. Tom draait, dat leidt af en
vraagt om een reactie. Die reactie kan positief of negatief zijn -> consequentie.
Inzicht in gedrag
Pas als je gedrag begrijpt kun je effectief handelen. Om gedrag te begrijpen en bij te sturen, kijk je
zowel naar de oorzaak (stimulus) als het gevolg (response). Ervaringen uit het verleden zullen
invloed hebben op het gedrag in het heden.
,Selectief waarnemen
Niet al het gedrag dat een kind ziet neem je waar. Je maakt altijd een selectie uit wat je ziet.
Prikkels die voor jou normaal zijn zal je niet opschrijven.
Van prikkel naar waarneming: Prikkel -> gewaarwording -> verwerking -> waarneming..
Gewaarwording
Het komt binnen via de zintuigen. Je neemt door de dag heen niet alle prikkels waar. Dan zou je
gek worden. Wat je selecteert is afhankelijk van:
- Wat je zintuigen waarnemen.
- Je psychische toestand (Als je moe bent of juist alert).
- Je ervaring (geluiden waar je aan gewend bent hoor je niet meer).
- De aard van de prikkel (sterke prikkels zoals, harde geluiden en doordringende geuren).
Verwerking
Nadat een prikkel door de selectie is gekomen, kan er bij de verwerking nog veel fout gaan.
Bij het herkennen van figuren spelen verschillende waarnemingsprincipes een rol:
- Gelijkheid: Over de neiging om van prikkels die op elkaar lijken een groep te maken. (man/vrouw)
- Nabijheid: Prikkels die dicht bij elkaar liggen, zie je als een eenheid. (een man loopt net langs een
groep relschoppers. Worden allemaal opgepakt.)
- Geslotenheid: We hebben de neiging om losse brokken informatie samen te voegen tot een
gesloten geheel. (Je beweert dat henk een snoepje heeft gestolen uit de snoeppot. Maar eigenlijk
liep Henk gewoon langs de snoeppot).
- Voortzetting: Om prikkels zo waar te nemen dat ze vloeiend in elkaar overlopen, is het principe
van een goede voortzetting. Als 2 gebeurtenissen vlak na elkaar plaatst vinden. Denk je dat de
laatste een gevolg is van de eerste.
Observeren in de praktijk, doelbewust en planmatig
- Een observatie heeft altijd een doel. Je kunt om verschillende redenen observeren.
- Door een observatie verzamel je gegevens die een antwoord kunnen geven op je vraag.
- Je observeert altijd systematisch volgens een plan.
- Je observeert zo concreet mogelijk, alleen waarneembaar gedrag!
- Dat betekend dus dat je geen waardeoordeel over wat je ziet.
Stappenplan
Je bereid je observatie voor aan de hand van deze 7 stappen:
1. Algemene gegevens: Korte omschrijving van persoon die je gaat observeren.
2. Aanleiding: Korte omschrijving van de aanleiding van de observatie.
3. Observatiedoel en vraagstelling: Formuleer kort en duidelijk wat het doel is van de observatie en
welke vraag de observatie antwoord op moet geven. (wie ga je observeren, welk gedrag, in
welke situatie)
4. Concreet gedrag: Schrijf alles op wat je belangrijk vind. Wel de feiten, concreet!
5. Observatiecategorieën: Deel het in, in ongeveer 8 gedragscategorieën met de volgende
kenmerken:
- Ze zijn helder en duidelijk geformuleerd
- Ze zijn zo volledig dat je elk gedrag in een categorie kunt plaatsen
- Ze zijn uitsluitend: gedrag kan altijd maar in 1 categorie geplaatst worden
- Er is evenwicht tussen de categorieën: de helft is bv positief andere helt negatief.
6. Observatiemethode: Beschrijf met welke methode je het gedrag gaat observeren en waarom je
voor die methode kiest. Beschrijf hoe je die methode precies gaat uit voeren in de praktijk.
7. Plaats en tijd: Stel de omstandigheden vast waaronder je gaat observeren. Beschrijf:
- De ruimte waar de observatie plaatsvindt.
- Situatie waarin je gaat observeren.
- De data waarop je gaat observeren.
- Het tijdstip van de observatie.
- De personen die meeweken aan de observatie.
, Observatiemethoden
- Participerende observatie: Hierbij neemt de observatie zelf deel aan de handelingen van de
persoon die wordt geobserveerd. Voordeel is dat je zelf vorm en richting kunt geven aan
activiteit. Nadeel is dat je invloed uitoefent op het gedrag van de ander.
- Niet-participerende observatie: Neemt de observator niet deel aan de handelingen van
geobserveerde kind. Voordeel is je kan hem goed zien, nadeel ze zien jouw ook.
- Ongestructureerde observatie: Zijn er geen uniforme en strenge regels opgesteld.
- Gestructureerde observatie: Zijn er vooraf wel uniforme en strenge regels opgesteld.
Moment of gebeurtenis
- Time sampling: Bepaalde momenten observeren. (noteer je om de zoveel tijd wat je hebt
waargenomen)
- Event sampling: Bepaalde gebeurtenissen observeren. (leg je vast hoe vaak iets gebeurd, lll)
Registratiemethoden
- Beschrijvende observatie: Trefwoorden wat je ziet.
- Observatieschema: Gedragkenmerken aanvinken.
- Coderingssysteem: Gedragskenmerken aangeven met bv een nummer, zo zien bv de kinderen
niet wat je aan kruist.
- Beoordelingsschaal : Score aangeven bij een bepaald bedrag.
Hoofdstuk 9 pedagogisch didactisch begeleiden
Proces of product?
- Als je het proces evalueert, ga je na hoe een kind een doel bereikt. Je gaat bijvoorbeeld na welke
leerstrategie een kind gebruikt, hoe gemotiveerd een kind aan een opdracht werkt, of het
hulpmiddelen gebruikt om het doel te bereiken zo ja dan welke? Dit gebruik je als je wilt weten
waarom een kind slecht is in rekenen.
- Als je het product (resultaat) evalueert, kijk je naar het eindproduct. Hoeveel sommen heeft het
kind goed? Hoe ziet het werkstuk eruit? Dit gebruik je als je het niveau van het kind wilt bepalen.
Kwalitatief of kwantitatief?
- Kwalitatieve evaluatie druk je de evaluatie uit in cijfers. Het gaat dus om meetbare getallen.
- Kwantitatieve evaluatie, gaat om een beschrijving in woorden. Het gaat niet om harde feiten maar
je krijgt er wel een breder beeld door en je kunt meer aspecten van het onderwijsleerproces
evalueren.
Toetsen
Toetsresultaten en indrukken die een leraar heeft van een kind voren het uitgangspunt voor het
tussen en het eindrapport. Daarom is het belangrijk dat de toetsresultaten betrouwbaar zijn.
Daarom staat dat vaak in een leerlingvolgsysteem. Zo kan er met een achterstand ook makkelijk
actie ondernomen worden.
Verschillende functies van toetsen
Ouders willen weten hoe hun kind het doet op school. Zij kunnen verwachtingen bij stellen of
eventueel helpen. De leerkracht kan aan de hand van de toetsen het onderwijsaanbod aanpassen.
Ook word door de toetsresultaten de kwaliteit van het onderwijs in de gaten gehouden.
Soorten toetsen
- Vorderingstoetsen: Laten zien als je onderwijs doel is behaald.
- Prognostische toetsen: Voorspellen wat een kind zal kunnen als het een bepaalde vorm van
onderwijs krijgt.
- Voorwaardentoetsen: Laten zien als het kind de kennis heeft om verder te gaan in leerproces.
- Diagnostische toetsen: Maken duidelijk waar een kind op uitvalt, moeite mee heeft.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper annehooft12. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.