1.8 - Hoorcolleges Recht & Regulering
College 1 – Rechten en rechten
Alle hoofdstukken uit ‘beginselen van het Nederlandse Staatsrecht’ zijn van belang, met
uitzonderling van XI en XVII. Daarnaast zijn alle collegesheets van toepassing.
Inleiding
Recht is de neerslag van gerechtvaardigde behoeftes (Pitlo). Dit zijn de behoeftes die op
schrift zijn gesteld. Vanuit Weber bestaat het recht uit regels opgesteld door de overheid
en door burgers. Een onderzoek uit Californië wijst echter uit dat er zonder regels niet per
definitie chaos ontstaat. Belangrijkst is dat recht de normen bevat die de
verhoudingen tussen personen regels. Daarom is recht normatief.
Normatief staat tegenover descriptief, oftewel het omschrijven van wat je ziet.
Zij is geslaagd = een beschrijving van de situatie, dus descriptief of prescriptief. U bent
geslaagd = verwijzing naar een norm, dus normatief. In het geval van normativiteit,
wordt de uitspraak gedaan op basis van voorwaarden die hiervoor gelden. Op basis
daarvan wordt een uitspraak gedaan.
Descriptieve uitspraken Normatieve uitspraken
Verwijzen naar feiten Verwijzen naar regels
Zijn waar of onwaar Zijn geldig of niet geldig (regelsysteem)
Omschrijving van de waargenomen Uitspraak op basis van voorwaarden die
situatie gelden om een situatie een specifieke
benaming te geven
Recht omschrijft dus wat mensen mogen, moeten en van elkaar kunnen verwachten.
(Objectief) recht = geheel van regels of normen dat het maatschappelijke verkeer in
banen leidt en een oplossing aandraagt voor problemen die rijzen wanneer mensen zich
niet gedragen overeenkomstig hetgeen men van elkaar mag verwachten.
Het objectief recht leidt tot subjectief recht.
Subjectief recht = het recht dat iemand ontleent aan het objectieve recht. Het recht
dat je hebt op grond van algemeen objectieve regels.
Rechtssubject = een rechtspersoon die subjectieve rechten ontleent aan het objectieve
recht. Met het objectieve recht kan een rechtssubject zijn of haar recht uitoefenen.
Hieronder vallen natuurlijke personen, sommige verenigingen en vermogens. Maar ook
NV’s, BV’s en de Staat. Zij hebben rechten en plichten die voortvloeien uit het objectieve
recht.
Natuurlijk persoon = belangrijkste persoon binnen het recht. De definitie in art. 1:1
BW. Er moet sprake zijn van persoonlijkheid; het kind moet levend ter wereld zijn
gekomen. De ademhaling moet als criterium worden genomen. Indien een kind
doodgeboren is, heeft deze nooit als natuurlijk persoon bestaan; juridische fictie, het kind
is nietig. Ook al is iemand nog niet geboren, dan kan deze wel als begunstigde worden
aangemerkt. De wet begunstigt hierbij de nasciturus; deze wordt als reeds geboren
aangemerkt indien zijn belang dit met zich meebrengt.
Handelingsbekwaam = een minderjarige is wel handelingsbekwaam, maar niet
rechtsbevoegd. Bij handelingsbekwaamheid kunnen er geldige rechtshandelingen worden
uitgevoerd. Bij een minderjarige moet hierbij wel toestemming zijn van ouders. Bij gebrek
aan goedkeuring is de handeling wel rechtsgeldig, maar kan deze nietig worden
verklaard.
Handelingsonbekwaam = de wet stelt dat de persoon niet in staat is de betekenis van
zijn daden te beseffen, waardoor de wet bescherming biedt tegen zichzelf. Het gaat er
hierbij om het algemene niet kunnen; dit betreft de persoon.
,Rechtsonbevoegdheid = er zijn specifieke omstandigheden waaronder de persoon niet
bevoegd is. Het gaat hierbij om de daad/rechtshandeling.
Het objectieve recht omvat alle regels. Er is een verdeling tussen publiek recht en
privaat recht.
Bij het publiek recht staat het algemeen belang voorop. De partijen bestaan uit
de overheid enerzijds en de burger anderzijds. Hierbij is de relatie niet evenredig; ze
staan niet als gelijken tegenover elkaar en de handhaving geschiedt door de overheid
middels dwangordening. De overheid gebruikt zijn bevoegdheden. Er is een verticale,
hiërarchische verhouding, oftewel partijen zijn ongelijk aan elkaar. De uitzondering is van
toepassing bij toepassing tussen twee staten, omdat hier een statelijke bevoegdheid voor
nodig is. Het strafrechtelijk publiek recht omvat de regels betreffende de strafbaarheid
van gedragingen. Het publiekrecht betreft uitspraken over het mogen en moeten
van de staat en zijn bestuursorganen tegenover burgers en elkaar.
Binnen het privaat recht wordt het particulier belang vooropgesteld. De partijen
zijn gelijk aan elkaar en de handhaving gaat uit van de rechtspersonen zelf middels
spontane ordening. Er is een horizontale verhouding tussen partijen.
Civiel, burgerlijk Constitutioneel of Administratief of Strafrecht
of Privaatrecht Staatsrecht bestuursrecht
Burgerlijk Wetboek Grondwet (GW) Alg. Wet Wetboek van
(BW) Bestuursrecht (AWB) Strafrecht
(WvSr)
Wet in formele zin = de wet die tot stand is gekomen middels de officiële,
grondwettelijke procedure.
Ieder gezamenlijk besluit van Regering en Staten-Generaal dat volgens de
Grondwettelijk bepaalde procedure tot stand is gekomen.
Wet in materiële zin = alle wetten die niet de officiële, grondwettelijke procedure
hebben doorstaan.
Alle naar buiten werkende, algemene, burgers bindende regels, van een
overheidsorgaan, met bevoegdheid daartoe op grond van de wet in formele zin: AVV.
Deze wetten kunnen elkaar overlappen, waardoor ze binnen beide vallen.
Formeel recht/procedurele recht = procedure om een wet in formele zin tot stand te
brengen. Dit zijn de regels voor het juridisch proces.
Materieel recht/inhoudelijk recht = inhoudelijk recht, voorwaarden waaraan voldaan
moet worden. Dit zijn de regels waar het gedrag aan moet voldoen.
Het recht is geldend voor iedereen die zich op een bepaald grondgebied bevindt en
daarmee valt onder de bevoegdheid van een specifieke staat
territorialiteitsbeginsel. Daarnaast geldt het recht voor de burgers van een land
nationaliteitsbeginsel. In beginsel dient eenieder de wet te kennen, maar ook hierbij is
sprake van juridische fictie, aangezien deze toepassing niet strikt is.
Bronnen van het recht
Hugo de Groot is een van de grootste rechtstheoretici in de wereld en heeft veel invloed
op het nationale en internationale recht gehad. Het positieve recht geldt op een bepaalde
tijd of plaats. Dat is ook wel het objectieve recht genoemd, vastgesteld door de mensen.
Daartegenover staat het natuurrecht dat zich al in ons bevindt. Dat is het ideale recht,
het recht dat er al is en de gedachte aan de eeuwige wetten van wat in de samenleving
behoort.
Totstandkoming van het recht
1. Germaans recht oog om oog komt daar vandaan.
2. Romeins recht – Corpus Juris Civilis vooral door Justinianen vastgestelde
rechtsideeën.
, 3. Kerkelijk recht – het Canonieke Recht verschillende kerkgemeenschappen
hadden hun eigen recht. Ongeschreven normen en waarden spelen een
belangrijke rol.
4. Republiek – Soevereine gewesten dit waren de verschillen tussen de
republieken. Al die verschillende regels moesten geïntegreerd worden.
5. De Code Napoléon Napoleon was het best om tot samenvoeging van
verschillende regels te komen. Hij maakte een einde aan vervelende manieren om
tot een bekentenis te komen.
6. Wetboeken van Nederland 1813, moderne Grondwet
7. Jurisprudentie vonnissen en uitspraken van bestuursrechters hebben een
belangrijke rol m.b.v. de annotatie. Er wordt interpretatie gegeven aan de wetten.
8. EU, VN, verdragen etc. rechtsregels die internationaal gelden.
Codificatie is het in wetboeken opschrijven van het recht, waaronder de Corpus Juris
Civilis en Code Napoléon. Daarbij ontstaat het risico van legisme, waarbij al het recht
uit de wet wordt gehaald zonder dat er iets anders wordt gedaan dan mechanisch
toepassen. Daar komen problemen bij kijken, omdat:
- De wet niet altijd duidelijk is;
- De wet vertoont leemtes
- De betekenis van rechtsbeginselen zijn vaag en hebben interpretatie nodig. Dit
zijn basisbeginselen van het recht die altijd een rol spelen en een rol moeten
hebben.
Legisme middels jurisprudentie
Wegkrabben en doorhalen arrest (1862)
Er was een nieuwe wet aangenomen, waarin doorhalen niet geoorloofd was. Alles moest
met de hand worden geschreven. Ambtenaren mochten niet meer doorhalen. Een
ambtenaar bedacht dan dat hij een stukje van het papier kon wegkrabben met een
mesje. De HR stelt dat nergens in de wet staat dat wegkrabben niet geoorloofd is. Nu zou
gesteld worden dat de wet fraude tegengaat, waardoor ook wegkrabben niet mag.
Zutphense waterleiding (1910)
De HR moest zich uitspreken over Zutphense waterjuffen. Mevr. De Vries woonde boven
een leerpakhuis. Op een dag sprong de waterleiding, waardoor de huiden nat werden.
Mevr. De Vries had daar geen zin in, ondanks meerdere verzoeken. Hierdoor heeft de
leerlooier veel schade geleden. De HR stelde dat niemand aansprakelijk kon worden
gesteld voor nalaten.
Lindenbaum-Cohen arrest (1919)
De Raad ging om na herhaaldelijke arresten waarin legisme werd aangehouden.
Lindenbaum en Cohen hadden concurrerende drukkerijen. Lindenbaum had een assistent
die door Cohen werd omgekocht, waardoor de prijzen werden doorgegeven. Cohen kon
op die manier de klanten een goedkopere prijs aanbieden. Destijds bestond er nog geen
wet op bedrijfsspionage. In beginsel was er geen bepaling waarin het gedrag werd
verboden. De HR ging echter om en kwam tot de conclusie dat er wel degelijk een
rechtsplicht was bij Cohen om de schade die Lindenbaum heeft geleden, te vergoeden.
Onrechtmatigheid werd daarmee aangevuld en er ontstond de plicht tot
schadevergoeding.
Rechtspraak als bron van recht
Wetten Uitspraken
Algemene voorschriften Concrete oordelen
Regulering vooraf Regulering achteraf
AVV maken is verboden voor de rechter Vonnissen binden slechts partijen
Een rechter dient de regels te interpreteren. Daarbij wordt gezocht naar de bedoeling van
de wetgever middels het rechtssysteem, analogie, historie, doel en rechtsbeginselen.
Redelijkheid en billijkheid staan centraal. De hardheidsclausule houdt in dat
overduidelijk onredelijke situaties het toepassen van een sanctie kan worden nagelaten.
De oplegging zou anders niet redelijk en bilijk zijn. Door de interpretatie van de rechter,