Taalkunde
Figuur achtergrond principe:
Gesproken: Beer voor de kast.
Visueel: Eerst de kast, dan de beer.
Ruimte gebruik.
Gebarentaal heeft meer simultaneïteit.
Bijvoorbeeld tegelijk het mondbeeld met het gebaar.
Het tempo van Gebarentaal is hetzelfde als gesproken taal.
Efficiëntie is hetzelfde.
NmG is GEEN taal, maar een systeem.
Iconiciteit kan kan cultureel gebonden zijn.
Zoals het gebaar voor drinken of water in verschillende landen (en gebarentalen).
Gebaren kunnen veranderen. Ook in Arbitrair en Iconisch opzicht.
Gebarentaal wordt (net als bij spraak) ook links in de hersenen verwerkt. Een fout in de
rechterkant van de hersenen kan ook effect hebben op het begrip van gebarentaal.
Gebarentaal verwerving:
Ook brabbelen, maar dan met de handen. Bewegingen en handvormen wordt nagedaan.
95% van de dove kinderen worden geboren bij horende ouders.
De gevaren hierbij zijn dat de kinderen misschien een onvolledig aanbod aan gebarentaal krijgen.
Een verlaagde of een minder volledige verwerving. Er zal ook variatie in structuren ontstaan.
Begrip Betekenis Voorbeeld
Modaliteit Hoe taal wordt gebruikt, ook wel -
de uitingsvorm van taal.
Arbitrair Willekeurig, geen relatie tussen Stoel (gebaar).
vorm en betekenis.
Generatief Tools om oneindig veel te kunnen. -
Conventioneel In overleg. Gedeelte betekenis. Brusjes (gesproken woord voor
broers en zusjes bij elkaar).
Onomatopeën Wel een connectie tussen vorm Koekkoek (gesproken woord).
en betekenis.
Iconisch Alleen bij NGT. Connectie tussen Vlinder (gebaar).
vorm en betekenis.
Vormen van communicatie Manueel naar Visueel. Gebarentaal.
Oraal naar Auditief. Gesproken taal.
Parameters Groepen basiselementen voor Manueel (altijd):
gebarentaal. Locatie (plaats), handvorm,
oriëntatie en beweging.
Manueel deel. Niet-Manueel (niet altijd):
Niet-Manueel deel. Gesproken component, orale
component, mimiek en
lichaamshouding.
,Begrip Betekenis Voorbeeld
Locaties Hoofd, bovenlichaam, niet -
dominante hand, neutrale ruimte.
Meest voorkomende 9 handvormen. Ongemarkeerd:
handvormen Ongemarkeerd: Makkelijk, een B, 1, 5, S.
kind pakt deze het snelste op. Gemarkeerd:
Gemarkeerd: Moeilijker dan Geld, T, A, V, C.
Ongemarkeerd.
Oriëntatie Wijst naar de plek van articulatie. Palm, rug, pink, duim,
vingertoppen, pols van de hand.
Beweging Pad beweging: Van A naar B. Mee (gebaar).
Hand interne beweging. Kip en Blond (gebaren).
Beide tegelijk. 100 (gebaar).
Manner Manier van de beweging. Snel of langzaam.
Hold Gebaar stopt. Geel (gebaar).
In tegenstelling tot gebaren die
doorgaan. Werken en Oefenen (Gebaren).
Foneem Klank. Betekenisloos op zichzelf, Verschil tussen Pak en Dak
maar wel betekenis (gesproken woorden).
onderscheidend.
Minimaal paar Woorden met een foneem Pak en Dak (gesproken woorden).
verschil, waarbij de betekenis wel
veranderd.
Minimaal paar in NGT Woorden met een parameter De gebaren Dag en Maand
verschil. (Alleen plaats verschilt).
Allofoon Verschil waarbij er geen betekenis Zachte en harde G.
verschil optreed.
Allofoon in NGT Klein verschil in handvorm, De duim omhoog of plat houden
waarbij het woord niet veranderd. van B-Hand bij het gebaar Trein.
Assimilatie De invloed van een klank door de V klinkt als een F.
klank ervoor. M klinkt als een N.
Leengebaren Gebaseerd op vingerspellen. Blauw (gebaar).
Uit een andere gebarentaal. B en L en de draaiing van de U.
Geïnitialiseerde gebaren Van de eerste letter van het Laarzen, Wijn, Kikker (gebaren).
woord een gebaar mee maken.
Lexical Gap Een nog niet bestaand woord, -
welke wel zou kunnen bestaan
volgens de fonologische regels.
Frozen Lexicon Gebaren met een vaste basis -
vorm.
Productive Lexicon Gebaren zelf creatief maken. -
Neutrale ruimte De kleine ruimte waar de handen Gebruikt bij gebaren zoals Fietsen
in rust hangen. en Werken.
Syntactische ruimte De ruimte op navelhoogte, om -
zinnen te formuleren.
, Begrip Betekenis Voorbeeld
3D ruimte Gehele gebarenruimte. Laag bij bijvoorbeeld Kind en
hoog bij bijvoorbeeld Hemel.
Passieve hand De niet dominante hand (vaak de De niet bewegende hand bij de
niet bewegende hand). gebaren Koffie en Docent.
Regels bij 2 handige gebaren Symmetrie. Fietsen (gebaar).
Dominantie passieve hand is een Koffie (gebaar).
B, 5, S of C hand.
In andere gebarentalen gelden er (Uitzondering: Geleende gebaar
andere regels. voor Youtube.)
Classifiers Een betekenis dragende Classifiers komen niet voor in de
handvorm. Nederlandse gesproken taal.
Een kenmerkend/beeldend Verschillende manieren van
aspect. Niet het standaard Geven. Een manier voor het
gebaar. woord Stoel.
Verwijzen naar een zelfstandig Geld ligt Rond op straat (munt).
naamwoord in de zin. Geld ligt Plat op straat (biljet)
Frozen bouwstenen Fonemen Verschil tussen Dag en Maand
(Gebarentaal).
Productive bouwstenen Morfemen Morfemen zijn: Kleinste betekenis
dragende elementen van een taal.
Gesticulatie Gebaren tijdens praten. Niet hetzelfde als gebarentaal.
Entiteit classifier Bij een object wat zelf beweegt. Auto (Platte vlakke hand),
Handvorm verwijst naar een Vrachtwagen Niet platte vlakke
vorm. hand), Persoon (Wijsvinger
omhoog (lang dun voorwerp)).
Hanteer classifier Bij een object wat wordt Verschil tussen papier aangeven
bewogen. en een fles aangeven.
Hoe hanteer je iets. (Vaak het
onderwerp.)
Contour gebaren De vorm aangeven. Hoe ziet iets Bijvoorbeeld een stervormige
eruit. spiegel: Eerst standaard gebaar
en daarna de vorm aangeven.
Pronominalisatie Verwijzen naar een eerder De broer van mijn vriendin is jarig.
genoemde entiteit d.m.v. een Hij heeft een fiets gekregen.
persoonlijk voornaamwoord.
Voorwaarden Pronominalisatie Gesproken taal:
Introduceren van entiteit.
Gebarentalen:
Introduceren van entiteit EN
Localiseren van entiteit.
Referent Datgene waarnaar een woord of
gebaar verwijst.
Lokalisatie Het plaatsen van niet aanwezige
entiteiten in de syntactische
ruimte.