1
Inhoudsopgave
Vignet A: Grote en kleine gezinnen.......................................................................................79
Vignet B: eenlingen en meerlingen........................................................................................88
College 1............................................................................................................................... 93
College 2............................................................................................................................... 95
College 3............................................................................................................................... 97
Probleem 1: Best interest of the child
20-03-2020
Bronnen: Juffer, Palacios et al. ; Juffer & ijzerdoorn ; Juffer & Tieman (Boek van Leeuwen ;
Pinderhughes ; Ministerie
Leerdoel 1. Wat is de achtergrond informatie rondom interlandelijke
adoptie?
Definitie
(Juffer en IJzerdoorn)
* Adoptie kinderen: kinderen die wees zijn geworden of zijn gescheiden van hun families en die
verzorging nodig hebben in pleeggezinnen, instellingen of een andere vorm van groepszorg.
* Adoptie: de legale plaatsing van verlaten, afgestane of verweesde kinderen binnen een
adoptiegezin.
Demografische trend
(Pinderhughes)
Door overbevolking in de grote oostelijke landen zorgde voor een stijging in het aantal
“weesgestichten” die vaak koud en inhumaan waren waar de emotionele benodigdheden van de
kinderen niet werden gehaald. Als gevolg ging Amerika starten met “weestreinen” om de kinderen
, 2
naar Amerika te halen, maar dit was ook alleen zodat families kinderen konden kopen voor werk. Van
1851 tot 1929 kreeg elk land steeds strengere regels omtrent adoptie hierdoor kwam een shift in
de filosofie van kinderen voor gezinnen naar gezin voor het kind, ofwel “best interest of the child”.
Toch dachten meerdere mensen dat er te weinig supervisie was op interlandelijke adoptie en dat er
dus onethische praktijken bezig waren zoals kidnappen en doorverkoop van baby’s. Daarom kwam
de “the Hague Convention” ofwel het Haagse adoptieverdrag. Hierin stond dat elk land zijn eigen
wetten moest maken dat een uniform geheel van principes vastlegde voor de bescherming van
kinderen, biologische ouders en adoptieouders bij de overdracht van kinderen voor adoptie.
(Juffer & Tieman)
Naar schatting zijn vanaf de jaren 60 al ruim 35.000 buitenlandse kinderen geadopteerd in
Nederland. Ook komen de meeste adoptiekinderen uit het buitenland, ongeveer 600 per jaar. Het
aantal interlandelijke adopties wereldwijd daalt en de soort adoptie veranderd, want het gaat nu
steeds vaker om ‘special-needs’ adoptiekinderen, medisch beperkte adoptiekinderen of
adoptiekinderen met een belaste achtergrond. Deze afname en veranderende karakter heeft
meerdere redenen:
Implementatie van het Haags Adoptieverslag: in dit verdrag staat dat er voor kinderen die
een gezin nodig hebben allereerst moet worden gezocht in eigen land (familie, binnenlandse
adoptie, pleegzorg of kaffala (vorm van pleegzorg in islamitische landen)), en als dat niet lukt,
dan pas mag er overgegaan worden op interlandelijke adoptie. Dit wordt ook wel het
subsidiariteitsprincipe genoemd.
Er is tegenwoordig meer binnenlandse adoptie waarbij jonge, gezonde kinderen worden
geadopteerd. Ook zelfs meisjes, wat vroeger in landen als China en India helemaal niet
aantrekkelijk was. Dit betekend echter dat kinderen die niet gezond zijn, dus met een
medisch risico of handicap, bijna nooit binnenlands worden geadopteerd. Daardoor is er een
toename van special-needs adopties in westerse landen.
(Ministerie van justitie)
Het aantal adopties neemt af wereldwijd en in NL blijft het ook op een laag niveau. Special needs
adoptie is wel sterk toegenomen, van 57% in 2012 naar 89% in 2017.
Theorieën:
(Juffer en IJzerdoorn)
- De Gehechtheidstheorie van Bowlby:
Hij zegt dat het huidig functioneren van het kind de uitkomst is van de vroegere aanpassing
van het kind (hechting) + nieuwe ervaringen op een later tijdstip. Dus de ervaringen die een
kind vroeger heeft meegemaakt hebben later effect op zijn functioneren, maar de interne
werkmodellen worden wel voortdurend bijgesteld (Juffer & Tieman).
Bowlby kwam er ook achter dat zelfs als de kinderen in weeshuizen goede verzorging kregen,
dat ze toch veel deprivatie hadden omdat de ouderlijke zorg nog te veel ontbrak. Hij zei dat
pleegzorg en adoptie een goede oplossing kan zijn, want een adoptie of pleegouder kan een
goede “vervangende” ouder zijn (Juffer & IJzerdoorn).
Dus op de vraag: Als je kijkt naar gehechtheid, is adoptie dan een goed alternatief? Dan is
volgens Bowlby het antwoord ja omdat de vroegere ervaringen bijgesteld kunnen worden als
de kinderen daarna opgroeien in een goede “vervangende” oudergezin.
- Risico en protectieve factoren:
Een opeenstapeling van risicofactoren (bv. vroege verwaarlozing en misbruik) leidt tot een
minder optimale ontwikkeling van het kind, terwijl beschermende factoren (bv. een veilige
, 3
hechtingsrelatie met een ondersteunende ouder) de negatieve effecten van de risico's
kunnen bufferen, wat resulteert in veerkracht bij kinderen.
Interventies
(Juffer & Tieman)
Een belangrijke interventie om ouders te steunen in het ontwikkelen van een veilige
gehechtheidsrelatie door Video Interactie Begeleiding (VIB). Deze interventie had positieve gevolgen
op de gehechtheidsrelatie.
Leerdoel 2. Hoe wordt hier onderzoek naar gedaan + effect op
resultaten?
(Juffer et. al.)
UK: ERA (Englisch and Romanian Adoption Studie 1993:
- Vergelijkingsgroepen: ze hebben 165 Roemeense adoptiekinderen tot 3,5 jaar vergeleken met vroeg
geadopteerde Engelse adoptiekinderen.
- Effecten: Ze hebben gekeken vanuit deprivatie; welke problemen hangen samen met de deprivatie
die de kinderen mee hebben gemaakt. Daarnaast zijn ook algemene gedragsproblemen en
emotionele problemen onderzocht.
- Hoe groot is het onderzoek: Het onderzoek is met 165 kinderen die je longitudinaal onderzoekt, dus
je kan de effecten wel los bekijken.
- Zijn de effecten los te bekijken: Ja, ze hadden gebrek aan aandacht /overactiviteit, quasi-autisme,
onveilige gehechtheid en intellectuele achterstand los bekeken als factoren van de deprivatie.
Emotionele en gedragsproblemen hebben ze vergeleken met deze 4 categorieën.
Canada: romanian adoption project 1992:
- Vergelijkingsgroepen: ze hebben 3 groepen vergeleken:
1. De Roemeense weeskinderen: 46 kinderen die waren verlaten bij de geboorte en zijn
geadopteerd vanuit de instituties op 8 maanden of later. Gemiddelde leeftijd van
geadopteerde is 24 maanden, 2 jaar.
2. Vroeg geadopteerde kinderen: 29 Roemeense kinderen die voor 4 maanden oud zijn
geadopteerd vanuit weeshuizen of ziekenhuizen. Gemiddelde leeftijd van geadopteerde is
2.5 maanden. Alle kinderen zijn opgegeven en zouden in instituties terecht zijn gekomen als
ze niet geadopteerd waren.
3. Niet geadopteerde en geïnstitutionaliseerd, in Canada geboren kinderen wonend bij hun
geboorteouders: 46 kinderen.
- Effecten: kijken naar effecten van adoptie op de gebieden gehechtheid, IQ, probleemgedrag, ADD
en ADHD.
- Hoe groot is het onderzoek: er zijn 121 kinderen longitudinaal vergeleken en vanuit 3 verschillende
vergelijkingsgroepen, waardoor het onderzoek groot genoeg is.
- Zijn de effecten los te bekijken: Ze zijn niet volledig los te bekijken omdat er veel verschillen zitten
tussen de vergelijkingsgroepen, dus een lager IQ en hechtingsproblemen kunnen bijvoorbeeld
samenvallen.
NL: Rotterdam longitudinale studie 1986:
Methode
De onderzoeksgroep bestond uit 2148 interland adopties tussen 1972 en 1976. Er zijn 3
metingen gedaan; Eerst toen de kinderen tussen de 10 en 15 jaar waren door ouders
vragenlijsten te laten invullen, daarna in 1990 toen de kinderen in de adolescentie zaten en
daarbij vulden de adolescenten en de ouders een vragenlijst in, en tot slot tussen 1999-2002
toen kinderen in volwassenheid zaten en toen kregen ze een gestandaardiseerd psychiatrisch
, 4
interview. De kinderen waren tussen enkele dagen tot 10 jaar oud toen ze geadopteerd
werden, waarbij de helft voor hun 2 de verjaardag is geadopteerd. De kinderen zijn afkomstig
uit 50 landen. Veel kinderen verbleven in kindertehuizen voor de adoptie en hebben
negatieve ervaringen meegemaakt, zoals verwaarlozing (45%), mishandeling (13%),
meerdere overplaatsingen (54%) en slechte gezondheid bij aankomst in Nederland (43%).
- Vergelijkingsgroepen: geen, ze hebben 2.148 geadopteerde kinderen uit verschillende landen
vergeleken met standaard gemiddelde scores op ontwikkelingsgebieden
- Effecten op: Gekeken wat het effect van adoptie uit instituties was op probleemgedrag, emotionele
problemen, schoolproblemen, sociaal functioneren.
- Hoe groot is het onderzoek: Ze hebben wel veel kinderen die ze longitudinaal onderzocht hebben,
dus het onderzoek is wel groot.
- Zijn de effecten los te bekijken: Het nadeel is dat ze geen vergelijkingsgroep hebben dus ze kunnen
de effecten niet los bekijken. Misschien komen deze effecten wel door het “soort” kinderen die in
adoptie worden gezet en niet de adoptie vanuit institutie zelf.
NL: LLAS 1985:
Methode
Ze gingen onderzoek doen naar de ontwikkeling van adoptiekinderen van zeer jong tot
adolescentie en ze zijn nu nog bezig met een vervolgonderzoek van de jongvolwassenheid.
De kinderen komen uit Sri Lanka (86), Zuid-Korea (49) en Colombia (25), 160 kinderen in
totaal. De kinderen uit Zuid-Korea en Colombia komen uit relatief goede kindertehuizen en
de kinderen uit Sri Lanka verbleven tot de adoptie bij de biologische moeder. De kinderen
waren ongeveer 11 weken oud toen ze geadopteerd werden. Er zijn 3 metingen gedaan; In
de eerste kinderjaren, daarna rond 7-jarige leeftijd en tot slot rond 14 jaar.
Ook is er gelijk een interventieonderzoek op de ouders gestart, om de ouders te leren hoe ze
een veilige gehechtheid met de adoptiekinderen konden krijgen. Dit werd gedaan door Video
Interactie Begeleiding (VIB) en deze interventie had positieve gevolgen op de gehechtheid.
- Vergelijkingsgroepen: geen, ze hebben 160 kinderen uit 3 verschillende landen geadopteerd
vergeleken met standaard scores.
- Effecten op: Hier hebben ze ook kinderen onderzocht die niet waren geadopteerd vanuit instituties
(Sri Lanka) of groeide op een goed onderhouden weeshuis gefinancierd door westerse landen,
waardoor je echt kan kijken of het aan adoptie zelf ligt of aan instituties. Ze hebben gekeken naar
gehechtheid, probleemgedrag, cognitie, zelfverzekerdheid en ADD/ADHD.
- Hoe groot is het onderzoek: 160 kinderen, maar geen vergelijkingsgroep en ook niet per land waar
het kind vandaan komt vergeleken dus niet groot genoeg.
- Zijn de effecten los te bekijken: Nee bijna niet, want ze werken met groepen uit verschillende
landen en kijken niet goed of er verschillen zijn tussen de culturen dus de culturen kunnen een effect
hebben. Daarnaast hebben ze geen vergelijkingsgroep waardoor het kan dat de
ontwikkelingsproblemen komen door het “soort” kinderen en niet de adoptie.
Leerdoel 3. Wat zijn de gevolgen van interlandelijke adoptie voor de
ontwikkeling van het kind?
* Het LLAS en RAS worden in juffer et. al. en in Juffer & Tieman (boek van Leeuwen) besproken.
Lichamelijke ontwikkeling/ fysieke groei:
- Juffer & IJzerdoorn: Na een onderzoek in India kwamen ze erachter dat de lengte, het gewicht en de
hoofdomtrek van kinderen in institutionele zorg achterliep als je keek naar de scores van World
Health Organisatie. 9 Maanden na de adoptie in Nederland werden de kinderen weer gemeten, en