Huidtherapie hoorcollege
Leerdoelen kennis week 4 tot en met 6
6. De student demonstreert dat zij medische terminologie kan hanteren.
7. De student kan de bouw en functie van cellen en weefsels benoemen.
8. De student kan de principes van licht, straling en kleur vertalen naar
camouflagetherapie.
9. De student benoemt de bouw en werking van de huidadnexen, de
eigenschappen van de gezonde huid, van de huid bij verschillend geslacht
en in verschillende levensfasen, de gepigmenteerde huid en culturele
aspecten van de huid.
10. De student kan benoemen welke aspecten belangrijk zijn bij
klinimetrie in het algemeen en bij klinische fotografie in het bijzonder.
11. De student kan de richtlijn infectiepreventie vertalen naar het
handelen in de beroepspraktijk bij de toepassing van camouflagetherapie
in het bijzonder.
12. De student kan uitleggen hoe anderen personen worden
waargenomen, hoe een eerste indruk ontstaat en hoe dit de omgang met
anderen beïnvloedt.
Week 4;
Subleerdoelen
De student kan:
een omschrijving geven van de cel, het cel metabolisme, verschillende
soorten reacties, de rol en de eigenschappen van enzymen
een omschrijving geven van de bouw van de cel en het celmembraan
de bouw en functie van de verschillende organellen beschrijven
verschillende vormen van transport via het celmembraan beschrijven;
diffusie, osmose, membraantransport
een omschrijving geven van een weefsel
een omschrijving geven van de bouw en functie van verschillende typen
dekweefsel, steunweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel
medische terminologie in medische informatiebronnen uitleggen in eigen
woorden
voor- en achtervoegsels hanteren
medische termen gebruiken bij het aanduiden van plaatsen van medische
structuren/efflorescentie
,Week 4 blok 1.1
Cellen en weefsels en medische terminologie
Anatomie en fysiologie van de mens van Grégoire et al.; deel 1 Fundament
hoofdstuk 2 (cellen) en 3. (weefsels) (NIET: extra info, 2.3 alleen doorlezen)
Anatomie en fysiologie van de mens van Grégoire et al.; lijst met Voor- en
achtervoegsels (p490 e.v.) en hoofdstuk 4.3 Plaatsaanduidingen
Onderwerpen
- plaatsbepaling cel
- cel
- celorganellen
- membraantransport
- weefsels
- medische terminologie
plaatsbepaling
Is opgebouwd uit 7 tot 8 stelsels zoals ademhaling, zenuw, darmstelsel etc
Ons lichaam bevat:
- organen
, - organellen= zijn de organen van de cel
Cel
= de kleinste anatomische en functionele eenheid waaruit een
organisme is opgebouwd.
Bouw van de cel;
- verschillende soorten cellen
- alle cellen delen algemene structuren
de cel is gevuld met cytoplasma= geleiachtige vocht
in het cytoplasma liggen de organellen
de cel wordt omgeven door celmembraam
brandstof voor een cel= glucose
In de celkern (neucleus) zit DNA= erfelijke eigenschappen
Belangrijk wat je moet weten is:
- hoe celmembraam is opgebouwd
- wat er in de kern zit
- soorten steunweefsel +functies en waar het zit
- verschil compact bot en spongieuz bot +weten waar t zit
kijk ook op biologiepagina.nl
, Tabel 4.3 de ligging van de inwendige organen ten opzichte van het peritoneum= buikvlies
Ligging t.o.v. het peritoneum Organen
Intraperitoneaal (= volledig omgeven door het Maag, lever, galblaas, galwegen, milt,
peritoneum) baarmoeder en delen van de dunne en dikke
darm
Retroperitoneaal (= achter het peritoneum Nieren, twaalfvingerige darm, alvleesklier,
gelegen) blindedarm, aorta, onderste holle ader en een
deel van de dikke darm
Subperitoneaal (= onder het peritoneum gelegen) Endeldarm, lege urineblaas, baarmoederhals,
vagina en prostaat
Preperitoneaal (= vóór het peritoneum gelegen) Gevulde urineblaas
Extraperitoneaal (= buiten het buikvlies gelegen) Alle retro, sub, en preperitoneale organen.
Tabel 4.1 belangrijke plaatsaanduiding
Plaatsaanduiding
Ventraal = aan de buikzijde
Dorsaal = aan de rugzijde
Anterior= aan de voorkant, voor
Posterior= aan de achterkant, achter
Centraal=in het midden
Perifeer= aan de uiteinden
Craniaal= aan de kant van de schedel
Caudaal= aan de kant van de staart
Superior= hoger, boven
Inferior= lager beneden
Lateraal= aan de zijkant/buitenkant
Mediaal= naar het midden toe, binnenkant
Proximaal= aan de kant van de romp
Distaal= ver van de romp gelegen
Sinister= links
Dexter= rechts
Internus= inwendig
Externus= uitwendig