HC ONVA JAAR 3
HOORCOLLEGE 1
Vragenlijsten: kwantitatieve data.
Interview: meer kwalitatief
Beschrijvende statistiek = tegenoverstelde van toetsende statistiek.
Valide: de vragenlijst meet wat deze bedoelt te meten. Vragenlijst gericht op kennis van mensen over
logopedie, dan moeten de vragen zich ook richten op de kennis die mensen van logopedie hebben.
Betrouwbaar (inter en intra):
Vragenlijst is een uitstekend middel om binnen een korte tijd veel data te verzamelen.
Geen eenvoudige klus om een vragenlijst te ontwikkelen.
Stappenplan vragenlijst ontwikkelen
1. Operationaliseren van begrippen/herformuleren van (onderzoeks)vraag
a. Centrale begrippen in de vraag herkennen
b. Concreet maken van de abstracte begrippen
c. Bepalen van indicatoren
d. Vertaal de begrippen naar meetbare indicatoren
Voorbeeld: ‘’Hoe groot is de belangstelling voor cultuur bij studenten?’’
Belangstelling = Gedrag waaruit blijkt dat mensen belangstelling hebben
Cultuur = Literatuur, toneelstukken, concerten
Studenten = leeftijd, opleiding, geslacht.
2. Bedenken van (nieuwe) vragen/ op zoek naar bestaande instrumenten
Cruciale stap! De formulering beïnvloed respons en kan later niet worden rechtgezet.
Aandachtspunten: Wat kan misgaan met formuleren van vragen?
Slecht verwoorde vragen (taalkundig, spelfouten)
Dubbelzinnig/meerduidig geformuleerde vragen
Dubbele ontkenning
Suggestieve vragen
Irrelevante vragen
Niet gestelde vragen
Ingewikkelde formulering
3. Selecteren en samenvoegen van vragen + vorm van de vragen kiezen
a. Bewust kiezen open of gesloten vragen
b. Alle vragen zijn bruikbaar en meten wat je wilt weten
c. Bepalen van een volgorde: inhoudelijke samenhang en structuur, makkelijk naar
moeilijk, voorwaardelijke vragen (filtervragen eerst)
d. Vragenlijst is niet te lang maar compact
De vragen zijn belangrijk maar ook de antwoordmogelijkheden!!!
Data bij open vragen krijg je kwalitatieve data.
Kwantitatieve data krijg je bij gesloten vragen.
1
, Algemeen: Kies bewust welke antwoordmogelijkheden je de respondent wil geven. Categorieën
(antwoorden door de onderzoeker bepaald)
Continuüm (op een schaal, lijn o.i.d)
Groepeer vragen met dezelfde antwoordmogelijkheden maar zorg ook voor afwisseling.
Stem af op doelgroep
Een aantal antwoordmogelijkheden
Unipolair vs. Bipolair
Unipolair = Focus ligt op 1 attribuut.
Eenzijdige schaal
Het begint bij 0 en loopt op; geen natuurlijk middelpunt. Dus het loopt van onwaarschijnlijk tot zeer
waarschijnlijk.
0; 0,25; 0,5; 0,75; 1
Bipolair = Focus ligt op de contrasterende tegenoverstellingen, focus op het midden
Tweezijdige schaal
Het begint bij extreem negatief en loopt op naar extreem positief; heeft een natuurlijk middelpunt.
Het loopt dus van helemaal niet belangrijk naar heel erg belangrijk.
-1; -0.5; 0; 0.5; 1
Visual analog scale (VAS)
Kenmerken van de VAS: Eindpunt benoemd, respondent kan punt op de lijn aangeven, vaak bij
emoties, pijn, attitudes, simpel en snel.
Voorbeeld: Hoe bang bent u om te presenteren voor een groep?
Totaal niet Heel erg bang
Voordeel = Snel, je kunt meten en ook zo verwerken, goede vergelijking van verschillende
meetmomenten 1 proefpersoon.
Nadeel = Eindpunten voor ieder persoon verschillend; moeilijk te kwantificeren, erg subjectief
Zowel bipolair als unipolair.
Adjective scale
Kenmerken: Gebruik van adjectieven om aan te geven wat je vindt, continuüm, vaak bij
beoordelingen. (bijv. studentenevaluaties)
Voorbeeld: Hoe beoordeelt u uw presentatievaardigheden
Onvoldoende, matig, voldoende, goed, excellent.
Andere voorbeelden: sterk/zwak, passief/actief, zwaar/licht
Nadeel = Betrouwbaarheid (wat is goed?), soms moeilijk om goede termen te vinden.
Unipolair
Likert scale
Kenmerken: Specificeren van ‘level of agreement’; veel gebuikt in wetenschappelijk onderzoek, 5-
punts/7-punts, o.a. voor attitudes (wat vindt u?)
Voorbeeld: Hoe tevreden bent u over de demonstraties?
Zeer tevreden, tevreden, neutraal, ontevreden, zeer ontevreden.
Nadeel = Betrouwbaarheid: wat is ontevreden? Hoe omschrijf je de middelste waarde?
Bipolair
2