Ondernemingsrecht 2018-2019 – week 2 - thuiswerkcasus
Basisstof:
We hebben interne en externe aansprakelijkheid.
Intern: artikel 2:9, 2:216
Extern: 6:162, 2:69/180 (handelsregister en minimumkapitaal eisen NV, gaat dus over de
oprichtingsfase), 2:139/249 (misleidende jaarrekeningen), 2:98a/207a (gaat over inkoop van aandelen).
Invorderingswet (fiscale wet, als een vennootschap in betalingsproblemen zit en ze melden het niet bij
de fiscus dan kan het bestuur aansprakelijk worden gesteld), wetketenaansprakelijkheid (gaat over
aanneming en onderaanneming), 2:93/203 (oprichtingsfase), AVG (privacyverordening, iets lekt en ze
melden het niet, bijv de database, als ze dit niet melden kunnen ze ook aansprakelijk worden gesteld)
2:138/248. Deze artikelen gaan over art. 2:9 in faillissement. Jegens de boedel. De curator kan een
vordering instellen op grond van art. 138/248. Dit gaat over onbehoorlijk bestuur dat heeft geleid tot
faillissement van de vennootschap. Over de positie van de curator gaan verschillende arresten. Deze is
alleen van toepassing binnen 3 jaar na faillissement.
In dit vak beperken wij ons tot boek 2.
Arrest tulip/air en Spaanse villa: mensen die handelen met een vennootschap, kunnen ook op basis van
andere regels aansprakelijk zijn. Denk aan advocaten of makelaars. Stel zij doen iets fout binnen hun
beroep, of spreek je hem aan als bestuurder van de vennootschap? HR: verandert wel vaker van mening
hierover.
Beklamel arrest: bestuur gaat verplichtingen aan terwijl ze weten dat ze niet kunnen nakomen
tegenover derde. Deze heeft niks te maken met interne organisatie. Bestuurder kan gewoon
aangesproken worden op grond van 6:162, decharge is hier niet van toepassing. Decharge werkt intern,
niet extern.
Hoofdregel decharge: dit werkt bij art. 2:9 (maar uitzonderingen in arresten), maar werkt niet bij artikel
2:138/248 BW. In die zin is 2:9 beperkter dan 138/248.
De curator mag ook een vordering instellen op grond van art. 2:9 en 6:162 BW.
Intern: ‘jegens de vennootschap’.
Artikel 2:9 ernstig verwijtbare fouten. De vennootschap kan je dan aansprakelijk stellen. Gebeurd
eigenlijk altijd als de bestuurder al ontslagen is, hij zal zichzelf namelijk niet aansprakelijk stellen.
Hetzelfde staat in 2:216 BW, bij onterechte winstuitkering. Dit blijft allemaal binnen de vennootschap.
Buitenstaanders zullen veelal moeten procederen op grond van de onrechtmatige daad, 6:162 BW. Dit
doe je als je vindt dat het bestuur onrechtmatig heeft gehandeld, staat in principe voor iedereen open.
Casus
A en B willen samen BV X oprichten die een bepaald soort speelgoed zal ontwikkelen. Zij zullen elk 20
aandelen van € 1000 nominaal nemen, welke aandelen bij oprichting zullen worden volgestort. Zowel A
als B zullen bij akte van oprichting tot bestuurder van BV X worden benoemd. Nog voor de
vennootschap is opgericht koopt A namens BV X i.o. van Compuselect BV een IT-systeem voor de prijs
van € 50.000. Meteen na de oprichting van BV X op 1 juli 2011 wordt het IT-systeem door de
vennootschap in gebruik genomen. Een dag later wordt de vennootschap ingeschreven in het
handelsregister.
, Ondernemingsrecht 2018-2019 – week 2 - thuiswerkcasus
Vraag 1
Wie kan Compuselect BV tot betaling van € 50.000 aanspreken en op grond waarvan? Er is gehandeld
voordat de BV is opgericht. Hier geldt artikel 2:203 BW lid 1 en 2. Op grond van lid 2 is bestuurder A
hoofdelijk verbonden. Compusselect BV kan dus bestuurder A aanspreken. Ook als hierna nog
bekrachtigd wordt, blijft A hoofdelijk aansprakelijk op grond van art. 2:180 BW. Dus ook al zie je het in
gebruik nemen door de venootschap als bekrachtiging, dan alsnog kan Compuselect bestuurder A
aanspreken.
Onderwerpen deze week: jaarrekening, financiële verantwoording, bestuurdersaansprakelijkheid.
2:180 lid 2 BW
2:203
Er geldt hier stilzwijgende bekrachtiging, boek 3, ze hebben het in gebruik genomen. Dus er is
stilzwijgend bekrachtigd, art. 3:69 BW.
Volgens 2:203 zijn na bekrachtiging bestuurders niet meer aansprakelijk, maar de vennootschap. Maar
we hebben hier ook te maken met 180. Er is gehandeld voor inschrijving handelsregister, daardoor zijn
de bestuurders toch nog aansprakelijk.
Zowel A als B kunnen aansprakelijk gesteld worden. Bestuurders waren verplicht om vennootschap aan
te spreken.
Bestuurders A en B zijn aansprakelijk, maar ook de vennootschap (lijkt mij wel).
BV X wordt in september 2011, twee maanden na oprichting, in staat van faillissement verklaard. De
oorzaak daarvan ligt noch bij A of B. Het faillissement is ontstaan door een wereldspeler op de
speelgoedmarkt die in een octrooirechtelijke kwestie heeft weten te bewerkstelligen – naar achteraf
blijkt waarschijnlijk ten onrechte – dat BV X op grond van een KG-vonnis enorme dwangsommen
verbeurde.
Vraag 2
In hoeverre verandert dat het antwoord op vraag 1?
Na twee maanden failliet. Hier geldt artikel 2:203 lid 3 BW. Het antwoord verandert niet, bestuurder A
blijft hoofdelijk verantwoordelijk, aangezien de BV binnen een jaar failliet is gegaan en hij dus had
kunnen weten dat de BV zijn verplichtingen niet na zou kunnen komen, ondanks de stilzwijgende
bekrachtiging.
Artikel 2:203 lid 3 BW. Faillissement binnen een jaar. Ze zijn alsnog aansprakelijk op grond van dit
artikel. Dus aan het antwoord verandert niet veel. Ook 180 blijft gelden hier.
Bij 203 gaat het niet per se om bestuurders, maar ook degene die heeft gehandeld, dit kan iemand
anders zijn dan de bestuurder. (snap niet helemaal of handelende persoon of bestuurder dan nou
aansprakelijk is)
Bewijsplicht. A en B kunnen dus proberen te bewijzen dat het niet aan hen te wijten is.
Bij 180 geldt geen bewijsmogelijkheid, want het staat gewoon vast dat er niet is ingeschreven.