Gerontologie
Boek: Kiezen en verbonden blijven
Hoofdstuk 1: De oudere bestaat niet
Levensloopbenadering
- Verbindend: we zien ouderen niet als een aparte categorie; het ouder worden is niet iets van
de ouderen maar iets van ons allemaal
- Dynamisch: we gaan ervan uit dat ontwikkeling een voortdurend proces is van inspelen op
verandering. Dat proces houdt niet bij een zekere leeftijd op; mensen kunnen zich tot in de
hoge ouderdom blijven ontwikkelen.
1.2 Beeldvorming en leeftijdsnormen
Levenslooptheorie onderscheid 4 soorten “leeftijd”:
- Kalenderleeftijd/chronologische leeftijd = staat vast vanaf je geboorte, is niet de oorzaak
van veroudering.
- Biologische leeftijd = fysieke kenmerken, grote onderlinge verschillen; zegt iets over de
“levensverwachting”; toegenomen levensduur.
- Psychologische leeftijd = de leeftijd zoals wij die zelf ervaren.
- Sociale leeftijd = de mate waarin we voldoen aan de verwachtingen die de samenleving
koestert op grond van de kalenderleeftijd > leeftijdsnormen.
Onze chronologische leeftijd is onze kalenderleeftijd die vaststaat vanaf onze geboortedag. Deze
leeftijd is geen oorzaak van verandering of veroudering, niet iedereen krijgt rimpels of word kaal
tijdens dezelfde leeftijd.
Biologische leeftijd: deze leeftijd heeft te maken met de fysieke kenmerken. Zo kan iemand in de 70
gerimpeld zijn maar wel het hart en longen van een 50jarige hebben. En ook tussen mensen zijn er
hier verschillen in. De biologische leeftijd zegt iets over de levensverwachting: het ene lichaam
veroudert sneller dan het anderen. Door allerlei oorzaken van schoon drinkwater, hygiëne, en
medische ondersteuning is de levensverwachting in westerse wereld van 40-80 gegaan.
Psychologische leeftijd: leeftijd zoals we die zelf ervaren. Je bent zo jong als je jezelf voelt. Een 80
jarige kan zich van geest 50 voelen, en andersom. Sociaal werkers kunnen een bijdrage leveren aan
het zich jong en vitaal voelen.
Sociale leeftijd: dit is de mate waarin we voldoen aan de verwachtingen die de samenleving van ons
koestert op grond van onze kalenderleeftijd. Leeftijdsnormen: wat er verwacht word van iemand met
een bepaalde leeftijd, bv dat een 90 jarige niet meer in de collegebankjes hoort te zitten. deze zijn
cultureel overgeleverde opvattingen uit een voorbije periode, die daarom niet overheen hoeven te
komen met de aspiraties van mensen in huidige tijd.
In de westerse samenleving hebben steeds twee tradities in het denken over de ouderdom met
elkaar gestreden; wijsheid versus aftakeling.
1.3 Het ontstaan van de keuzebiografie
Sociaal werk heeft als doel om mensen te ondersteunen bij het maken van keuzes, bij het vinden en
vasthouden van een eigen koers, ook als mensen door ouderdom of beperkingen afhankelijker
worden van instituties of van mensen in hun omgeving.
, Het maatschappelijk leven speelde zich in de premoderne tijd af in een vast stramien: (three boxes of
life)
- Leren in je jeugd
- Werken en zorgen in de middenleeftijd
- Uitrusten in de ouderdomsfase
In de moderne samenleving willen mensen zelf uitmaken hoe zij het leven in elke fase inrichten. We
zijn in iedere levensfase ‘takencombineerders’ geworden: we willen leren, werken, zorgen en
reflecteren in iedere fase. de standaardbiografie is een keuzebiografie geworden.
Hierdoor zie je ook een diversiteit van ouderen, sommige werken nog door tot hun 70 e, andere doen
nog mee aan buurtactiviteiten etc.
Voor niet iedereen is de keuzebiografie iets moois, sommige ervaren keuzenstress. Met al die
mogelijkheden, of bv met te weinig hulpbronnen waardoor er te veel te kiezen is. Ook ligt er veel
verantwoordelijkheid bij je, het is onze eigen schuld als we verkeerde keuzes maken.
1.4 Van drie naar vijf levensfasen
Ondanks de diversiteit in levenslopen gaan we uit van vijf levensfasen, met leeftijd als indicatie:
- De vroege jeugd
- De jong volwassenheid
- De volwassenheid
- De jonge ouderdom
- Hoge ouderdom
1e levensfase 0 – 15 jaar: vroege jeugd, primaire leerprocessen vinden plaats.
2e levensfase 15 – 30 jaar: jongvolwassenheid, toenemende zelfstandigheid, (studeren, wonen)
3e levensfase 30 – 60 jaar: volwassenheid, arbeid en zorg voor kinderen centraal, “spitsuur” van het
leven door de combi studeren, werken en zorgen, kan voor overbelasting zorgen.
4e levensfase 60 – 80 jaar: jonge ouderdom / actieve ouderdom. De meeste belangrijke levenstaken
zijn achter de rug
5e levensfase vanaf 80 jaar: hoge ouderdom, laatste levensfase, mogelijkheden en eigen regie
komen onder druk te staan, fysieke en psychische mogelijkheden nemen af.
4de levensfase word aangeduid met the third age, oftewel de derde levensfase. Dit komt omdat de
vroege jeugd en jong volwassenheid worden gezien als een fase, namelijk die van de jeugd. De rede
dat we niet drie maar vijf levensfasen hebben is omdat we dan niet alle oudjes over een kam scheren
1.5 Verschillende levensfasen, verschillende opgaven voor sociaal werk
Sociaal werk en de 3e levensfase:
hulpvragen zijn te overzien; preventieve maatregelen gericht op sociale, educatieve en
maatschappelijke participatie; centraal staat de persoonlijke belangstelling en behoefte. Het is een
kwestie van kleine aanpassingen. De sociaal werker kan voortijding maatschappelijke uitsluiting en
isolement voorkomen door ze op de hoogte te stellen van het aanbod activiteiten.
Sociaal werk en de 4e levensfase:
op veel gebieden moet tegelijk iets gebeuren, zoals de persoonlijke zorg, het wonen en de dagelijkse
gang van zaken. Sociaal werk is hier gericht op het bieden van een gegarandeerd en compleet
dienstenpakket op het gebied van wonen, zorg, en welzijn. (maaltijden, vervoer, informatie, advies,
zorg, zelfontplooiing etc.) Ook kunnen ze in zo een slechte conditie komen dat ze de zorg van hun
dagelijks bestaan aan een ander moete overlaten; dagopvang, dag-verzorging, thuishulp, mantelzorg.