Burgerlijk procesrecht & bestuursprocesrecht
College 5: feiten en bewijs in het civiele proces 3 juni 2019 Remme Verkerk
Inleiding: inhoudsopgave
1. Stellen en betwisten: de hoge drempel die aan (nadere) bewijslevering voorafgaat
2. Bewijslevering: bewijs mag worden geleverd door alle middelen rechtens
3. Bewijswaardering: de ruime discretionaire bevoegdheden van de rechter
4. Bewijs en onzekerheid: het belang van de bewijslast
Inleiding: de wettelijke regels
De gedachte is door de wettelijke regels heen gaan in de 9e afdeling van boek 2 van
Burgerlijke Rv. Ook van toepassing in hoger beroep en in verzoekschriftprocedures, art. 284
Rv.
Wettelijke regeling: art. 149 Rv e.v.
● Bewijsregeling ziet op de dagvaardingsprocedure
● Bewijsregeling geldt in verzoekschriftprocedures, tenzij de aard van de zaak zich
daartegen verzet (art. 284 Rv)
● Bewijsregeling niet onverkort van toepassing in o.m. kort geding en arbitrage (art.
1039 e.v. Rv)
Inleiding: voorbeeld
4 HR 16 april 2019, NJ 2019/174: Wat zijn de opdrachtgevers en de aannemer
overeengekomen ten aanzien van meerwerk?
Echtpaar betwist de vordering voor het betalen van meerwerk. Voorbeeld waar we later op
terugkomen.
1. Stellen en betwisten
da mihi factum dabo tibi ius, ‘geeft u mij de feiten, dan geef ik u het recht’ het is de
verantwoordelijkheid voor de partijen om de feiten aan te dragen. Ten opzichte van het recht
is het anders, de rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan, dat hoeven partijen niet te
doen. Partijen moeten feiten verzamelen en aandragen. Dit brengt met zich mee dat partijen
voordat ze gaan procederen al bezig moeten zijn geweest met het verzamelen van de feiten.
De eiser zal maar één keer zijn zaak schriftelijk kunnen uiteenzetten en moet dus voor het
opstellen van de dagvaarding al aan de slag met het verzamelen van feiten en bewijs.
De taakverdeling tussen de rechter en partijen:
● Artikel 24: “De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen
partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit
de wet anders voortvloeit.”
● Artikel 25: “De rechter vult ambtshalve de rechtsgronden aan.” Zie bijv. HR 16 maart
1939, NJ 1939/1048 (Rijwielzadel)
● Uitzonderingen/nuances: o.m. verzoekschriftprocedures, consumentenrecht, recht
van openbare orde
1. Stellen en betwisten
De heersende opvatting.
De verantwoordelijkheid voor het verzamelen van informatie en bewijs ligt bij partijen:
, “Elke partij verzamelt, voordat een zaak aanhangig is, de informatie die zij redelijkerwijs kan
verkrijgen en die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs voorzienbaar van belang is
voor de beoordeling van de feiten of rechten waarop deze partij zich beroept ter
onderbouwing van haar vordering of verweer. (…)
Bron: art. 149a consultatievoorstel modernisering bewijsrecht
1. Stellen en betwisten
In de dagvaarding moet de eiser aangeven wat er gebeurt is. Het uitgangspunt is dat partijen
dit zo uitgebreid en gedetailleerd mogelijk doen. Je hebt een probleem als advocaat zijnde
als je dat niet hebt. Bij de dagvaarding moeten ook direct alle bijlage zitten. Art. 111,
getuigenbewijs kan ook worden aangedragen. Het liefst voeg je zelfs al een schriftelijke
getuigenverklaring toe. De partijen hebben een grote plicht zoveel mogelijk feiten aan te
voeren en het liefst heel gedetailleerd. Er is geen regeling voor hoe gedetailleerd precies. De
hoeveelheid feiten, mate van detail enz hangt af van de omstandigheden van het geval.
Uitgangspunt is dat partijen feiten aan moeten dragen en zich moeten inspannen om te
weten wat er is gebeurt voor de procedure.
● Partijen moeten in schriftelijke stukken feiten aandragen (zie o.m. art. 21, 111, 128
Rv)
● Hoeveel partijen moeten stellen hangt af van het geval, zie bijv. HR 20 november
1987, NJ 1988/500 (Timmer/Deutman)
● Partijen moeten/mogen hun stellingen direct met bewijsstukken onderbouwen (zie
o.m. art. 85 Rv)
● Getuigenbewijs: schriftelijke verklaring en/of bewijsaanbod
1. Stellen en betwisten
Allereerste en belangrijkste bepaling als partijen niet hun huiswerk doen, niet voldoende
stellen, niet voldoende ingaan op de details. Feiten die door de ene partij zijn gesteld en
door de andere partij niet of niet voldoende zijn betwist staan vast. De rechter gaat uit van
het gedetailleerde feitenrelaas.
Art. 149 Rv, wordt veel toegepast. Rechter gebruikt veel worden afgeleid uit deze bepaling.
Als de rechter art. 149 Rv toepast, kom je eigenlijk niet toe aan nadere bewijsvoering. Het
artikel fungeert als een soort van drempel, hierna kom je niet aan nadere bewijsvoering toe.
Rechters doen de zaak vaak af aan de stelplicht. → Belang voorfase en plicht van partijen
om een uitvoerig feitenrelaas op te stellen .
Artikel 149 lid 1 Rv, de hoge drempel die aan (nadere) bewijslevering vooraf gaat:
“Tenzij uit de wet anders voortvloeit, mag de rechter slechts die feiten of rechten aan zijn
beslissing ten grondslag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn
gesteld en die overeenkomstig de voorschriften van deze afdeling zijn komen vast te staan.
Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet
voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen, behoudens zijn
bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een
rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. (…)”
2. Bewijslevering
, Pas als partijen een voldoende gedetailleerd verhaal hebben kom je toe aan bewijzen.
Uitgangspunt is dat nader bewijs kan worden geleverd door alle middelen.
● Hoofdregel: bewijs en tegenbewijs worden geleverd door alle middelen (art. 152 Rv)
○ Geschriften (art. 156 e.v.), hier valt ook onder een e-mail, whatsapp, enig
ander digitaal stuk.
○ Getuigen (art. 163 e.v.)
○ Deskundigen (art. 194 e.v.)
○ Descente (lees: plaatsopneming) (art. 201)
○ Strafvonnis (art. 161)
○ Andere bewijsmiddelen
2. Bewijslevering
Meestal zie je dat de rechter op het moment dat feiten gemotiveerd worden betwist een
bewijsopdracht geeft. Je hebt in het civiele proces recht op het horen van getuigen, art. 166
Rv.
● Getuigenverhoor
○ ‘recht’ op getuigenbewijs, prognoseverbod (art. 166 Rv), als de eiser graag
getuigen wil horen dan heeft hij daar recht op = enquête.
○ ‘recht’ op tegenbewijs, contra-enquête (art. 168 Rv), Als de ene partij
getuigen mag horen, mag de andere partij dat ook.
○ bewijsopdracht (meestal bij tussenvonnis)
○ gedetailleerde regeling inz. partijgetuigen, getuigplicht, beëdiging,
buitenlandse getuigen, verschoningsrecht etc.
● Deskundigenbericht, sommige feiten lenen zich niet voor getuigenbewijs maar voor
deskundigenbewijs. Vaak zie je dat partijen al deskundige rapporten bij hun
dagvaarding doen.
○ ruime discretionaire bevoegdheid rechter (art. 194 Rv), rechter mag
deskundige benoemen er wordt dan een tussenvonnis gegeven.
○ bevel tot deskundigenbericht (meestal bij tussenvonnis)
○ hoor en wederhoor
● Voorlopige bewijsverrichtingen (art. 186 Rv e.v.), deze regeling wordt zeer ruim
toegepast. Je hebt hier recht op. Manier hoe je op een vroeg stadium al
bewijsverrichtingen kan doen zonder dat er een procedure is begonnen.
2. Bewijslevering
● Hoofdregel: bewijs wordt geleverd door alle middelen, keerzijde is dat je niet kan
zeggen dat een bepaald bewijsmiddel erg onbetrouwbaar is of fout, ieder
bewijsmiddel doet mee. Zelfs onrechtmatig verkregen bewijs doet mee. Uitgangspunt
civiel procesrecht, alle bewijs doet mee.
○ onbetrouwbaar bewijs is toelaatbaar
○ onrechtmatig verkregen bewijs in beginsel toelaatbaar (HR 16 oktober 1987,
NJ 1988/850 (Driessen/Van Gelder))
● Uitzonderingen op de hoofdregel
○ wettelijke uitzonderingen zijn zeldzaam
○ partijen mogen bewijs contractueel uitsluiten (art. 153 Rv), het bewijsrecht is
regelend recht.