Week 2: gynaecologie
E learning
CTG : CTG aansluiten→ handgrepen van Leopold om positie kind te bepaken. Transducer voor
harttonen foetus onderop de buik, toco op de fundus van de uterus. Vanaf 24 weken kan een CTG
worden gemaakt. Prepartum 30-45 minuten registreren, tijdens de bevalling op indicatie. CTG
beschrijven:
- bhf: basishartfrequentie: gemiddelde lijn over langere periode. 110-160 bpm, hoger bij jongere foetus,
materale koorts of een foetale infectie. Niet te herkennen: wandering baseline
- acc: aanwezigheid acceleraties
- var: aanwezigheid variabiliteit: bandbreedte (amplitude) van het signaal (variatie rond baseline).
- Normaal is dit 5-25 bpm. Tijdens diepe slaap kan dit verminderd aanwezig zijn, mag max 45
minuten duren.
- Grotere bandbreedte: saltatoir patroon → foetale hypoxie (soms ook tijdens
uitdrijving).
- Verminderde variabiliteit (<5bpm): hypoxie bij de foetus.
- Ernstig verminderde variabiliteit (<2bpm) → preterminaal CTG, direct handelen.
- Sinusoidaal patroon (zaagtand/ sinus) → foetale anemie of voorbijgaand bij
duimzuigen
- dec: aanwezigheid deceleraties
- vroeg: kortdurend, tijdens een wee, gerelateerd aan druk op het hoofd en niet aan foetale
hypoxie
- ongecompliceerde variabele deceleraties: tijdens de wee, V-vormig, wisselen van vorm bij
iedere wee, niet zorgwekkend als ze minder dan 60 bpm afnemen tov baseline en minder dan
60 seconde duren. komt vaak voor tijdens de partus
- gecompliceerde variabele deceleraties: meer dan 60 bpm afname tov baseline of langer
durend dan 60 seconde. Hierop moet actie worden ondernomen
- laat: deceleraties starten >20 seconde na start wee en zijn pas over als contractie over is.
Vaak U-vormig en bijna geen variabiliteit in de deceleratie. Verder onderzoek nodig.
- toco: aanwezigheid toco. toco geeft weeënactiviteit weer, wat belangrijk is voor
interpreteren deceleraties. Meer dan 5 weeën in 10 minuten: tachysystolie→ foetale nood
(want geen tijd voor herstel). Zegt alleen iets over frequentie contracties, niet over kracht.
Bij ernstige adipositas niet mogelijk.
Abnormaal CTG
- positie moeder veranderen (bij plat liggen druk op vena cava)
- is er overstimulatie met oxytoxine waardoor tachysystolie bij inleiden baring?
- stop oxy, in acute gevallen weeën remmer (atosiban of ritodrine) geven
- maternale hypotensie na epiduraal (vocht of efedrine toedienen)
- geen verbetering→ micro bloed onderzoek om foetale conditie beter te bepalen.
- pH: >7,25: geen probleem; 7,2-7,25: monitoren; <7.2: baby moet geboren worden
Hypertensie :
Preconceptie is gericht op een goede zwangerschap voor moeder en kind, door preventie kunnen risicofactoren,
stoornissen en aandoeningen worden opgespoord en beïnvloedt. De gezondheidstoestand van een vrouw wordt
geoptimaliseerd voor de zwangerschap begint.
Zwangerschapsmisselijkheid wordt veroorzaakt door stijging van hCG (daarom vooral aan het begin van de
zwangerschap, vanaf week 16 daalt hCG). Er is ook afname van maagmotiliteit en toename van
parasympathische activiteit.
Hyperemesis gravidarum: ernstige uitdroging door misselijkheid bij zwangere vrouw. Relatie met de hoogte van
het beta hCG. Cave psychosociale problemen, eetstoornissen, diabetes.
· Diagnose/ symptomen: gewicht >5% verlies, uitdroging, acetonurie, algehele malaise.
· Complicaties: icterus door leverbeschadiging, vitamine B1 tekort kind (kan leiden tot afwijkingen aan
het centrale zenuwstelsel. Vaak volgende zwangerschap dezelfde klachten
· Behandeling: opname en rust, infuus en vochtbalans op peil houden, sondevoeding, diëtiste, anti
emetica
Er is een toename van het teugvolume van de ademhaling van 40%, vooral door de hogere gevoeligheid
van het ademcentrum voor pCO2 onder invloed van progesteron. Dit leidt tot fysiologische hyperventilatie,
wat ‘ademnood’ geeft tijdens inspanning. Ook is er mechanische verdrukking van de longen/ verminderde
mogelijkheid van het diafragma om te dalen. Er is een toename van O2 consumptie (15-20%)
Reflux: verplaatsing van de sphincter, vertraagde maagontlediging, verlaagde pH
Obstipatie: progesteron zorgt voor hypotonie van de darmen, waardoor er extra water aan wordt onttrokken.
, Er is vaak albuminurie en glucosurie door hyperperfusie van de nieren
Diabetes tijdens de zwangerschap:
Problemen voor de moeder: nier falen, ontregeling bloedglucose regulatie, retinopathie, neuropathie,
vaatlijden, zwangerschapshypertensie of pre- eclampsie bij de moeder
Problemen voor de foetus: kans op miskraam, aangeboren afwijkingen (hartafwijkingen), intra uteriene
groeivertraging, intra uterine vruchtdood, macrosomie (groot kind).
De kans op afwijkingen bij het kind hangt samen met de bloedglucose regulatie voor de conceptie en in de
eerste 3 maanden van de zwangerschap. HbA1c <53 mmol/mol, daarna kan de anticonceptie gestopt
worden.
Vrouwen met DM (1 of 2) die zwanger worden vallen allen in de groep preconceptionele diabetes mellitus
(PDM). Daarnaast zijn er vrouwen bij wie tijdens de zwangerschap diabetes wordt vastgesteld: diabetes
gravidarum (GDM). Risicofactoren voor GDM zijn: GDM in voorgeschiedenis, hoog BMI, eerder kind met
hoog geboortegewicht, eerstegraads familielid met diabetes, onverklaarde intra uteriene vruchtdood in
voorgeschiedenis, PCOS.
In het 1e trimester moet er extra aandacht zijn voor hypo’s in verband met een afname van de
insulinebehoefte. In het 2e semester neemt de insuline behoefte toe door toename van placentaire
hormonen. In het 3e semester stijgt de insuline behoefte tot een piek. Daarna daalt het een beetje. Extreme
daling wijst op foetale nood of aankomende bevalling.
Maandag
Werkgroep algemene verloskunde
- low risk (1e lijn): gezonde moeder, gezond kind, a terme, leeftijd moeder, ligging kind, veilige
thuissituatie
- medium risk (2e lijn): meerlingen, pre-eclampsie, eerdere sectio (risico op uterusruptuur)
- high risk (3e lijn): TTTS, prematuriteit
Door striktere behandeling pre- eclampsie is er minder moedersterfte.
Problemen toekomst: obesitas, hogere leeftijd, antibiotica resistentie
Preconceptiezorg: identificatie van biomedische, gedrags- en psychosociale risico’s van aanstaande ouders en
toekomstige kind, eventueel gezondheidsbevorderende maatregelen
Zwangerschapsmisselijkheid door beta-HCG, wat weer wordt gemaakt door de trofoblast (voorloper van
placenta). HCG zorgt voor het in stand houden van corpus luteum, die progesteron maakt. Meer beta HCG bij
een meerling. Bij een mola zwangerschap is er woekering van het trofoblast. Tot 16 weken maakt beta-HCG het
progesteron, daarna neemt de placenta het over.
Amenorroe: 1e dag laatste menstruatie
Vanaf 17 weken leven voelen.
Algemene anamnese: leeftijd, lengte, gewicht, bmi, roken, drugs, alcohol, negatieve ervaringen (geweld,
vluchtelingen), ziekte in relatie tot de zwangerschap (hypertensie, DM, polyneuropathie, vaatkwaliteit, psychische
ziekten), medicatie, sociale context, gezondheid aanstaande vader
Familieanamnese: ziekten (trombose, stollingsstoornissen), congenitale afwijkingen, consanguiniteit, meerlingen
(dichoriaal)
Obstetrische anamnese:
- aantal zwangerschappen, inclusief miskraam/ abortus
- zwangerschapsduur,
- manier van bevallen
- vaginale kunstverlossing
- vacuümextractie
- tang
- expressie (op buik duwen)
- abdominale kunstverlossing
- sectio
- VBV (vaginale bloedverlies)
- perineumlaesie: ‘inscheuren’, graad ruptuur:
- 1: huid
- 2: spierweefsel
- 3: sfincter ani ook ruptuur
- 4: darmslijmvlies ook gescheurd
- kraambed
- post natale depressie (door sterke hormoonwisseling)
- infecties
- voeding kind
- borstvoeding, hoe lang
, - flesvoeding
- gezondheidstoestand kinderen nu
GP stadia: P is bevallen boven 16 weken
G5P2-1: 5x zwanger, 2x bevallen, waarvan 1 overleden. Als een kind ouder dan 1 is geworden niet ‘-1’,
opschrijven.
G5P2-1+2 → drieling geboren
PND: prenatale diagnostiek. Wettelijk verplicht om aan te bieden bij
- 36 jaar of ouder bij 18 weken amenorroe duur (>36 jaar stijgt frequentie down sterk)
- erfelijke aandoening in anamnese
- chromosoomafwijkingen bij de ouders
Methoden PND:
- Nekplooimeting (NT) en serum screening 9-14 weken
- NIPT: kunnen ook 3 chromosoomafwijkingen mee worden opgespoord, maar is wel sensitiever dan NT.
10-16 weken, eigen bijdrage nodig
- invasief
- vlokkentest: 11-14 weken
- vruchtwaterpunctie/ amniocentese >15 weken
- structureel echo onderzoek: iedere zwangere 18-20 weken, in pakket (vergoeD)
- GUO: geavanceerd ultrasound onderzoek: gespecialiseerde centra
- navelstrengpunctie: neonatale infectie als toxoplasmose
Zwangerschapscontrole:
- algeheel welbevinden, vragen en klachten
- bloeddruk
- uitwendig onderzoek
- foetale conditie: leven voelen!!
- eventueel urine onderzoek (verdenking UWI en/ of pre-eclampsie)
- bloedonderzoek
- 1e controle: Hb, MCV, bloedgroep, rhesus (+ antilichamen),HBsAG, HIV, Lues, glucose,
rubella
- rubella negatief: na zwangerschap vaccineren
- 27 weken: Rh D AL, RhC AL
- 30 ween: HB MCV, eventueel anti D bij Rhesus negatieve vrouwen
- bij hypertensie: toxlab → Hb, Ht, trombo’s, urinezuur, creat, ASAT, ALAT
Rhesus: rhesus negatieve moeder, dan bij 27 weken kijken of kind Rh D antilichamen heeft (positief
is). Als kind positief is en moeder negatief → anti D geven, ook al bij eerste zwangerschap.
Tegenwoordig ook Rh c negatieve moeder en positief kind, dat wordt nu ook vaak getest.
Aanvullend onderzoek:
- bloedonderzoek: schildklierparameters, OGTT: orale glucose tolerantie test
- urine onderzoek: drager hemolytische streptokok B → dan AB bij bevalling om transmissie
naar kind te voorkomen
- echo groei, placentalocalisatie
- cardiotocogram (CTG)
,Bevalling
- beginnende bevalling: weeën (moeten regelmatig zijn en zorgen voor toename van ontsluiting),
vruchtwaterverlies (geur, meconium, bloed, slijm), verlies bloederig slijm (een beetje is fysiologisch,
meer dan een maandverband vol is niet fysiologisch.
- 1e tijdperk: ontsluitingsperiode. Het einde van deze periode is bij volledige ontsluiting.
Baarmoedermond gaat verstrijken (korter worden). Bij iemand die al een keer een kind
heeft gehad gaat het sneller. Er kan een probleem zijn met de weeënactiviteit→ oxytocine
geven. Voor primipara duurt het 1e tijdperk 6-18 uur, voor multipara 2-10 uur (als er vaginale
bevalling was). Primipara: 1 cm/uur; multipara: onregelmatige ontsluiting groei. Gaat wel sneller dan bij
primipara.
- niet vaginaal toucheren bij: gebroken vliezen en infectierisico (prematuur)
- wel vaginaal toucheren bij: weeën en a terme, verdenking op infectie, foetale stress, placenta
praevia
- 2e tijdperk: uitdrijvingperiode. Eindigt met geboorte van het kind. primipara: 30 minuten tot 3 uur;
multipara 5-30 minuten. Er moet wel vooruitgang zijn, anders moet kind op een andere manier geboren
worden.
- 3e tijdperk: nageboorte. Placenta wordt geboren, eindigt als placenta geboren is. Primipara & multipara:
0-30 minuten. Als de baarmoeder goed samentrekt worden de vaten van de placenta ook dichtgedrukt.
Normale hoeveelheid bloedverlies: <500 cc, 500-1000 is veel. Volle blaas kan voor minder goede
weeën zorgen.
- 4e tijdperk: 2 uur hierna. Baarmoeder gaat samentrekken en moet samengetrokken blijven na de
geboorte, om bloedverlies te beperken. Hier kunnen naweeën optreden, om baarmoeder samen te
trekken. Belangrijke controle moeder: hartslag, bloeddruk en blaas. Blaas leeg is tijdens de hele
bevalling belangrijk. Conditie kind: aanleggen (aan tepel leggen)à oxytocine vrij bij moeder, handig voor
geboorte placenta. Meer dan 1 liter bloedverlies post partum is de grens, daarna is het abnormaal veel.
Bij uitputting is er te weinig kracht voor een goed 4e tijdperk en is er dus risico op bloedverlies.
- Risico: hypovolemische shock
Inwendig onderzoek: POVASI
- portio: week, verstreken, dik/ dun
- ontsluiting: aantal centimeters
- vliezen: aanspannen
- aard van voorliggend deel (hoofd of stuit)
- Stand van hoofd in bekken
- indaling: vlakken van Hodge
, Weeën wordt veroorzaakt door druk op cervix, signaal naar hypofyse→ productie oxytocine.
Oxytocine zorgt voor op gang komen weeën. Dit komt vrij door: reactie op pijn, warmte, massage,
begeleiding en het ervaren van een veilig gevoel. Ruggenprik remt deze terugkoppeling, dus
verlicht de pijn en remt daarmee de baring.
Pijnbestrijding
- niet medicamenteus: warme douche etc
- medicamenteus: epiduraal
Werkgroep medische besliskunde
Medische besliskunde
1. laat patiënt weten dat er een beslissing gemaakt moet worden en dat de mening patiënt belangrijk is
2. Leg de behandelmogelijkheden uit inclusief voor en nadelen
3. bespreek de voorkeuren van de patiënt in het licht van de mogelijkheden
4. ondersteun de patiënt bij afwegen van de mogelijkheden
5. bespreek beslissing en mogelijke verdere stappen
Dinsdag
Werkgroep benigne gynaecologie
Metorragie: geen herkenbare cyclus. Normaal 21-35 dagen, gemiddeld 28 dagen.
menorragie: meer dan een week bloedverlies
hypermenorroe: toename van hoeveelheidbloedverlies
amenorroe: geen menstruatie, door stress, anorexia, topsport, na overgang
FSH → ontwikkeling graafse follikel. LH → eisprong
LO: gynaecologisch onderzoek niet bij een virgo (maagd); negatieve ervaring.
De uterus ligt extraperitoneaal, de tuba liggen intraperitoneaal
POI: pre mature ovariële insufficiëntie
Endometrium ontstold het bloed uit de spiraalarteriën normaal gesproken, daarom is het vloeibaar tijdens de
menstruatie. Bij endometriose kunnen er grote bloedstolsels ontstaan. ???
Naproxen en tranexaminezuur kunnen worden gegeven bij hevig menstrueel bloedverlies.
De overgang: opvliegers zijn het enige symptoom in de overgang, daarnaast hogere kans op depressie als pte
daar al mee bekend was. De overgang is een natuurlijk proces.