Thema 1 De basis
De Evolutie van Dierdomesticatie
Tekst 1
Introductie
In dit artikel wordt besproken hoe de domesticatie van dieren heeft plaats gevonden door het proces te
bekijken door een evolutionaire bril. Zeder’s framework bestaat uit drie onafhankelijke domesticatie
paden. Hierbij wordt er gekeken naar hoe dieren gedomesticeerd zijn zonder bewuste selectie van
mensen door te kijken naar de ecotypische, synanthropische ( als een wild dier of plant dichtbij
mensen woont en daar profijt van heeft) aantrekking tot menselijke niches, en genstroom. Vervolgens
wordt de frequentie van de genstroom tussen wilde en gedomesticeerde populaties besproken en hoe
de gen patronen als resultaat vaak verkeerd begrepen zijn als onafhankelijke gedomesticeerde
episodes.
Dierdomesticatie als een evolutionair proces langs alternatieve paden
(Darwin) Was de eerste die zag dat gedomesticeerde dieren een groot aantal vergelijkbare
morfologische trekken hebben, ondanks dat er geen naaste evolutionaire relaties zijn tussen de wilde
voorouders. Deze verandering was ook te zien bij planten en wordt het domesticatie syndroom
genoemd, maar doordat er geen overduidelijke connectie gevonden werd, is het lang aangenomen dat
deze veranderingen ontstaan zijn door directe invloed van mensen. Galton dacht dat honden
gedomesticeerd waren doordat mensen wolvenjongen vingen en opvoedden en dat zo het hondenras
ontstaan is.
Belyaev recreëerde het domesticatie syndroom door vossen te fokken die eigenschappen hadden die
wilde vossen nooit hadden, en waar de vossen ook niet op geselecteerd waren.
Vigne ontwikkelde kort geleden een multi-stadia model de gekenmerkt wordt door de graduele
intensifiëring van de relatie tussen mens en dier. Hierbij verloopt dier domesticatie langs een
continuüm van antropofiel(dieren die in de buurt van mensen wonen) naar commensalisme(een
associatie tussen 2 dieren, waarbij er een profijt van heeft, en de ander er neutraal in staat)→tot het
controleren van de dieren in het wild → controle van dieren die gevangen zijn →uitgebreid fokken en
uiteindelijk →tot huisdieren.
Zeder geloofde ook in een stadia model, maar volgens haar waren er 3 onafhankelijke paden die dieren
aflegde in hun domesticatie proces in relatie tot mensen:
1. Het commensale pad
2. Het prooi pad
3. Het gerichte pad
Het Commensale pad
Als mensen hun nabije omgeving manipuleren komen daar verschillende populaties van wilde
dieren op af die aangetrokken worden door elementen van deze menselijke niche, zoals menselijk afval
of kleinere dieren die ook op de mensen af komen. De individuele dieren die hier profijt van hebben
zijn over het algemeen de tammere dieren met een kortere fight or flight afstand. De dieren die binnen
deze menselijke sphere functioneren worden synantropen genoemd. De sprong van een synantrope
populatie naar een gedomesticeerde populatie kan alleen plaats hebben gevonden als de dieren vanuit
de antropofiel vorderde richting een samenwonende , tot commensale relatie richting een
partnerschap, op welk moment er een reciproke relatie ontstaat tussen het dier en de mens die de
fundering is voor domesticatie.
Vanaf dit moment is dierdomesticatie een axiometirisch co-evolutionair proces waarbij de
populatie reageert op selectieve druk en het adapteren aan de nieuwe niche die een ander soort
includeert met evoluerende gedragingen.
Zodra de dieren langs dit pad ingeworteld raken binnen de menselijke sociëteit, gaan deze
dieren fenotypisch zo verschillen van hun voorouders dat dit genoeg is om ze verschillende
taxonomische namen te geven.
, De stopzetting van de genstroom tussen wilde en gedomesticeerde populaties is een recent
fenomeen. Het ontstaan van gedomesticeerde populaties langs een commensale route kan alleen
bestaan als er voldaan wordt aan 2 criteria:
1. Een mechanisme dat genetisch onderscheid maakt tussen de ontluikende gedomesticeerde
populatie en zijn wilde voorganger.
2. Bewijs dat de gen stroom tussen de twee populaties niet ten onder gaat aan de verschillen die
essentieel zijn in het onderhouden van de gedomesticeerde status.
Een combinatie van de verandering in habitat en de graduele adaptatie aan de menselijke niches,
kan als verklaring gezien worden voor het ontstaan van gedomesticeerde dieren langs het commensale
pad.
Als 2 populaties verschillende voedingsbron strategieën blijven gebruiken voor een toereikende
periode, kan er voldoende verschil ontstaan op genetisch en gedragsmatig niveau om van te
afzonderlijke soorten te kunnen praten.
Dus ondanks dat het lang duurt om te acclimatiseren en een gebrek aan geografische barrières
voor de genstroom, kan er een verschuiving plaats vonden van antropofiele dieren naar een
synanthropisch ecoptype.
Het prooi pad
Dit pad begint wel met een menselijke actie. Het primaire doel was echter niet domesticatie,
maar een efficiëntere vorm van voedsel brom management. Het gaat hier om relatief grote herbivoren
die daardoor niet voldoen aan de kenmerken voor het commensale pad, maar het komt voort uit dat
mensen hun strategieën voor jagen hebben verandert om de toegang tot prooi te maximaliseren.
Hierdoor werden kenmerken zoals volgzaamheid door selectiedruk naar boven gebracht
doordat mensen overstapte van jagen naar het hoeden van dieren, waarbij mensen meer controle
kregen over het dieet en voorplanting van de dieren.
Vondsten van vroeger lieten zien dat dieren zoals koeien en varkens bijna uitgeroeid waren, en
dat de mensen hun jachtgewoontes aan moesten passen om ervoor te zorgen dat dit niet gebeurde, wat
waarschijnlijk heeft geleidt tot de domesticatie. Dit was echter ook geen bewust proces met
domesticatie als doel, maar meer een intentie om ervoor te zorgen dat een voedselbron niet verdween.
Het gerichte pad
Dit is het enige pad waarbij domesticatie een bewust doel was. Het gaat hierbij om dieren zoals
paarden, ezels en kamelen waarbij eerst op deze dieren gejaagd werd, ze daarna binnen de menselijke
niche werden gedomesticeerd voor bijvoorbeeld vervoer. Hierbij was het essentieel dat bepaalde
trekken zoals volgzaamheid konden worden geselecteerd, anders was er geen sprake van domesticatie.
Dit is bijvoorbeeld terug te zien in zebra’s en antilopen.
De frequentie van domesticatie en differentiëren van domesticatie in vergelijking tot
introgressieve gevangenschap
Over het algemeen werd aangenomen dat domesticatie één keer gebeurt, waarna deze
gedomesticeerde dieren zich verspreiden, maar dit is niet het geval voor varkens die in zowel oost Azië
en Anatolië afzonderlijk van elkaar gedomesticeerd zijn, maar recent onderzoek met behulp van
mitochondriën zorgt ervoor dat veel wetenschappers denken dat dit ook bij geiten, schapen, paarden
en koeien is gebeurd. Deze mitochondriale manier van analyseren had echter bepaalde zwaktes, maar
met de komst van nucleaire sequentie onderzoek, werd er gedemonstreerd dat genstroom niet alleen
gemeenschappelijk is voor twee geografisch diverse, gedomesticeerde populaties van het hetzelfde
soort, maar ook tussen gedomesticeerde populaties en wilde soorten die nooit onafhankelijk
aanleiding gaven tot een gedomesticeerde populatie. Het blijkt dat nadat een bepaalde
gedomesticeerde populatie verhuist van één locatie naar de andere, er vervolgens inmenging
plaatsvindt van de gedomesticeerde populatie met de lokale wilde populatie. Dit wordt introgressieve
gevangenschap genoemd. Dit zorgt er voor dat het moeilijk is om de oorsprong van gedomesticeerde
dieren te vinden.
De cast van gedomesticeerde dieren: wie, waar, wanneer en volgens welk pad
,Vroege dier domesticatie is geassocieerd met 3 regionen ( Midden-Oosten, centraal China en de
Andes.)
Commenseel pad populatie
De eerste gedomesticeerde dieren in de verschillende regionen verliepen volgens het commensele pad,
maar niet simultaan. Met honden gebeurde dit het eerste in Eurazië. Bij katten gebeurde dit in zowel
China als Europa, waarbij ze afkwamen op ongedierte, zoals muizen, die in de buurt van mensen
woonden. Duiven, verhuisden van rots kliffen naar dorpen in het Midden-Oosten. Cavia’s deden dit in
het Andes en ratten in zuid oost Azië volgende ook dit pad. Van varkens is het niet duidelijk of de
domesticatie een gevolg was van het commensele of prooi pad. In oost Azië vond de domesticatie van
kippen, eenden en ganzen plaats. Deze dieren kwamen op de rijstvelden af. Karpers is hier ook een
gevolg van.
Prooi pad populatie
In west Eurazië werden schapen, geiten en vee gedomesticeerd in een periode waarbij dit ook gebeurde
bij granen en peulvruchten.
Het is niet duidelijk of Zebu koeien een apart pad volgende of dat er sprake was van introgressie van
wilde Zebu koeien in vee wat daar naar toe was getransporteerd.
Water Buffalo ‘s zijn gedomesticeerd volgens een onafhankelijk pad en west India.
Er vond geen domesticatie plaats van vee in Afrika dus die werden naar alle waarschijnlijkheid daar
naartoe getransporteerd.
Rendieren volgden ook dit pad, maar deze keer waren het nomaden die het domesticeren deden en
niet “settlers”.
In de Amerikanen vond de domesticatie van lama’s, alpaca’s, kalkoenen en eenden plaats.
Secundaire product afwisseling
Veel prooi pad dieren ondervonden diversificatie voor ander gebruik behalve vlees, bijvoorbeeld
textiel, melk, enz. Dit zijn allemaal voorbeelden van postdomesticatie diversificatie waarbij alleen
regionale populaties van de gedomesticeerde populatie onderdeel van waren.
Gerichte pad populatie
Ezels werden bij de Nijl gedomesticeerd, dromedarissen in de Sahara, kamelen in centraal Azië, en al
deze domesticatie vond plaats simultaan aan de uitbreiding van handel en agricultuur. Paarden
werden in centraal Azië gedomesticeerd voor het hoeden van schapen en geiten. Het kan zijn geweest
dat de eerste paarden gebruikt werden om op wilde paarden te jagen.
Bijen werden voor het eerste gedomesticeerd in Zuid Europa en zijdenrupsen in China.
In Europa werden op een later tijdstip ook kleinere dieren zoals konijnen, vogels en vissen
gedomesticeerd.
Hoewel de eerste 2 paden dus domesticatie niet als intentie hadden, gebeurde dit later wel doordat
gedomesticeerde dieren werden geïntegreerd in menselijke gemeenschappen.
De relatieve rollen van relaxed en positieve selectie in het determineren van de
oorsprong van gedomesticeerde eigenschappen
De genetische differentiatie tussen gedomesticeerde en wilde populaties kan gevormd worden binnen
de context van twee overwegingen:
1. De eerste onderscheiding tussen gedomesticeerde eigenschappen die essentieel waren voor de
eerste fases van domesticatie en verbeteringseigenschappen die plaatsvonden na de split
tussen wilde en gedomesticeerde populaties.
2. Of eigenschappen die geassocieerd worden met het domesticatie syndroom het gevolg zijn van
een relaxatie van selectie, doordat dieren de wilde omgeving verlieten, of door een positieve
selectie waarbij mensen een intentionele of onopzettelijke rol speelden.
, Relaxatie vs. Positieve selectie
Er wordt gesuggereerd dat er sprake is van fases in het selectie proces bij varkens. Eerst was er sprake
van relaxte selectie als het gaat om een gecamoufleerde of egale vacht, waarbij er geen inmenging was
van mensen, terwijl er later actief werd ingegrepen door mensen omdat ze een voorkeur hadden voor
een egale vacht. Zodra dieren niet meer onderdeel zijn van de selectie in het wild, vind er een relaxte
selectie plaats waarbij er verschillende fenotypen naar voren komen die anders niet naar voren waren
gekomen. Daarna gaan mensen zich erin mengen om de gewenste selecties uit te voeren.
Domesticatie vs verbeteringsgenen
Er is weinig progressie gemaakt in het uitzoeken welke eigenschappen geassocieerd worden met
belangrijke gedragsmatige shifts die belangrijk waren voor de eerste fases van dier domesticatie. Het
begrip met betrekking tot de genetische shifts is iets wat nog in de kinderschoenen staat en waar nog
veel onderzoek naar gedaan wordt.
Biologie, Cultuur en de Oorsprong van het houden van huisdieren
Tekst 2
Er is bewijs voor dat dieren in staat zijn om gehecht te raken aan andere diersoorten, maar dit
gebeurt over het algemeen als er significante invloed wordt uitgeoefend door mensen. Daarnaast is het
niet vergelijkbaar met de manier waarop mensen met huisdieren omgaan.
Evolutionaire theorieën met betrekking tot het hebben van een huisdier
(Serpell) Huisdieren zijn dieren waarmee we leven zonder dat ze een functie hebben in ons leven.
Mensen hebben hier verschillende redenen voor zoals status, persoonlijke fascinatie, enz.. Tijd, energie
en middelen gebruiken voor een huisdier zonder functie brengt echter een evolutionair probleem met
zich mee omdat het niet kan worden uitgelegd door verwantschap of wederzijdse altruïsme.
Evolutionaire verklaringen:
1. Het hebben van huisdieren is een evolutionaire adaptatie dat de fitness van de eigenaren
verhoogd. Belangrijk hierbij is dat huisdieren een positieve invloed hebben op de gezondheid.
Het onderzoek dat hier naar gedaan is, is daar echter wisselend over, en moet gezien worden
als een hypothese met een klein beetje onderbouwing. Daarnaast blijkt dat huisdieren ook tot
bepaalde gezondheidsrisico’s leiden.
2. Het zorgen voor dieren is een signaal dat je ook in staat zal zijn om voor een kind te zorgen.
Uit studies blijkt dat vrouwen zich aangetrokken voelen tot mannen met een huisdier.
3. Het hebben van huisdieren is goed voor de ontwikkeling van empathie en ouderlijke
vaardigheden dat gebruikt kan worden voor het latere ouder zijn.
4. Een ander verklaring kan zijn, dat mensen in het algemeen aangetrokken zijn tot bepaalde
jeugdige features (grote ogen, zachte trekken), en dat ze dit terugzien in dieren.
(Archer) Het zorgen voor dieren is een mal adaptieve consequentie van ouderlijke drift dat de
verkeerde kant op wordt gericht.
(Serpell) Huisdieren zijn het gevolg van antropomorfisme, de neiging om menselijke toestanden te
projecteren op niet menselijke soorten.
Problemen met evolutionaire theorieën over het hebben van huisdieren
De schrijver van het artikel denkt at het onwaarschijnlijk is dat er een biologische basis is voor de stap
richting het houden van huisdieren