1
Samenvatting literatuur Social and Personality Development
Hoorcollege 1. Klassieke en moderne theorieën
Hoofdstuk 2. Classical theories of social and personality development (t/m pg. 51)
Ontwikkelingsdeskundige wordt getekend door hoofdgebied van interesse en de
theoretische perspectieven die hun onderzoek begeleiden.
The psychoanalytic viewpoint
Freud zei dat de mens gedreven wordt door motieven en conflicten (grotendeels onbewust)
en dat onze persoonlijkheden worden gevormd door vroege levenservaringen.
Freud’s psychosexual theory
biologische drang die vervuld moet worden → mens gedreven door ongewenste
driften
baby egoïstisch → gedreven door twee instincten; Eros (levensinstinct, promoten van
overleving, door sturen van levensbehoudende activiteiten; eten, seks etc.) en Thanatos
(doodsinstinct, verwoestende kracht; uit zich in agressie en moord).
repressie → gemotiveerd vergeten waarbij angst uitlokkende gedachten en
conflicten ‘weggestuurd’ worden uit het bewuste geweten
→ daarom gebruik droomanalyse en hypnose; indicatie onbewuste
menselijke ontwikkeling is een conflictueus proces → seksuele en agressieve
instincten die bevredigd moeten worden, maar de maatschappij benoemd vele
van die instincten als onwenselijk en moeten dus beperkt worden
manier waarop ouders dit hebben beperkt → rol in karakter kind
Three components of personality
id → alles wat bij de geboorte aanwezig is → meteen bevredigen van aangeboren
instincten
ego → bewuste, rationele component van persoonlijkheid, reflecteert opkomende
vaardigheden om waar te nemen, te leren, herinneren en redeneren; realistische
manier van bevredigen instincten
superego → geweten, ontwikkeld gedurende 3 tot 6 jaar wanneer kinderen
morele waarden en standaarden van hun ouders internaliseren
→ ego zal volgens superego sociaal geaccepteerde oplossing moeten vinden voor
de onwenselijke driften van het id
Stages of psychosocial development
Freud dacht dat seks het meest belangrijke van de instincten was. Hij bedacht 5 fasen van
psychoseksuele ontwikkeling.
Oedipus complex (jongens)/Electra complex (meisjes) → voorkeur voor ouders
van andere sekse en rivaliteit t.o.v. ouder met hetzelfde geslacht
→ identificatieproces → primaire mechanisme vormen sterk geïnternaliseerd
geweten en mannelijke/vrouwelijke identiteiten
1
, 2
Volgens Freud moesten ouders precies zijn in het doorlopen van de psychoseksuele fasen.
Te veel of te weinig bevrediging zou ervoor zorgen dat het kind geobsedeerd zou raken door
die bepaalde activiteit; fixatie.
Freud zegt dus dat ervaringen en conflicten in de vroege kindertijd ons voor jaren zal
tekenen en beïnvloeden (interesses, activiteiten en persoonlijkheden).
Contributions and criticisms of Freud’s theory
tegenwoordig weinig voorstanders van de theorie van Freud
basis theorie Freud op een relatief kleine groep mensen, wiens ervaringen niet
representatief zijn voor de meeste mensen
belangrijke bijdragen Freud:
- concept ‘onbewuste motivatie’
- belang van vroege ervaring voor de latere ontwikkeling
- studie emoties van mensen
Erikson’s theory of psychosocial development
neo-Freud
Comparing Erikson with Freud
belangrijke verschillen:
- Erikson benadrukt dat kinderen actieve, nieuwsgierige ontdekkers zijn die zich
aanpassen hun omgevingen, in plaats van passieve slaven van biologische driften
die worden gevormd door hun ouders.
In elke levensfase moeten mensen omgaan met sociale realiteiten om zich succesvol
aan te passen en een normaal ontwikkelingspatroon te laten zien. Erikson wordt ook
wel een ‘ego’ psycholoog.
- Erikson plaatst een minder grote nadruk op de seksuele verlangens en juist een
grotere nadruk op culturele invloeden dan Freud.
→ grote rol van sociale en culturele aspecten van ontwikkeling in Eriksons
psychosociale theorie
Eight life crises1
Elk conflict eigen tijd van verschijnen, gedicteerd door zowel biologische rijping als de
sociale eisen die ontwikkelende personen ervaren op bepaalde punten in het leven. Elk
conflict moet succesvol opgelost worden om voorbereid te worden op bevredigende
oplossing van de volgende levenscrisis. Eriksons ontwikkelingsfasen eindigen niet bij de
adolescentie, zoals Freud, maar gaan door tot aan de dood.
eerste psychosociale fase: vertrouwen versus wantrouwen
→ belangrijk is een algehele responsiviteit van de verzorger naar het kind toe (en
niet alleen de voedingspraktijken zoals Freud benoemde).
Contributions and criticism of Erikson’s theory
Erikson wordt vaak de voorkeur gegeven boven Freud, want hij is makkelijker te accepteren;
nadruk op rationele en aanpassende natuur. Daarnaast kunnen veel mensen zich vinden in
de sociale conflicten en persoonlijke dilemma’s Erikson beschrijft.
1 zie ook tabel 2.2, pg. 42
2
, 3
Maar kritiek op Eriksons theorie, omdat hij nogal vaag is over de oorzaken van ontwikkeling.
Waarom is bijvoorbeeld vertrouwen zo belangrijk? Welke ervaringen zijn noodzakelijk?
Eriksons theorie is dus een beschrijvend overzicht van menselijke sociale en emotionele
ontwikkeling dat niet adequaat uitlegt hoe of waarom deze ontwikkeling plaats vindt.
Psychoanalytic theory today
Neo-freudianen benadrukken, meer dan Freud, de sociale bijdragen aan
persoonlijkheidsontwikkeling en leggen veel minder nadruk op de rol van seksuele
instincten.
Vele onderzoekers hebben de psychoanalytische benadering verworpen, omdat de
aannames moeilijk te verifiëren of te ontkrachten zijn. Vele beweringen zijn ontestbaar door
vele methodes, behalve interview of een klinische benadering (tijdrovend, duur, weinig
objectief).
The behaviorist (or social-learning) viewpoint
Watson’s behaviorism
Conclusies over menselijke ontwikkeling moeten gebaseerd zijn op observaties van openlijk
gedrag in plaats van op speculaties van onbewuste motieven of cognitieve processen die
niet observeerbaar zijn. Gewoontes zijn de bouwblokken van de menselijke ontwikkeling.
Kind gezien als tabula rasa (geen aangeboren tendensen).
sociaal-leren → hoe kinderen worden is geheel afhankelijk van
opvoedingsomgevingen en de manieren waarop hun ouders en andere
belangrijke personen de kinderen behandelen
Ontwikkeling werd gezien als een continu proces van gedragsveranderingen dat gevormd
wordt door de unieke omgeving van een persoon en enorm kan verschillen van persoon tot
persoon. Dit was in tegenstelling tot Freud, die ontwikkeling zag als voortgang door een
aantal onderscheiden fasen, bepaald door biologische rijping.
Watson demonstreerde dat infantiele angsten en andere emotionele reacties worden
verworven in plaats van aangeboren zijn. Bijvoorbeeld a.h.v. ‘Little Albert Experiment’ (rat
was eerst leuk, maar werd vervolgens geassocieerd met een hard geluid).
Watson dacht dat ouders in grote mate verantwoordelijk zijn voor wat er van het kind komt.
Watson drong daarom aan op een afstandelijke, maar vriendelijke houding van ouders ten
opzichte van hun kind.
Skinner’s operant-learning theory (radical behaviorism)
Skinner neemt aan dat zowel mensen als dieren handelingen herhalen die leiden tot
gunstige uitkomsten en handelingen zullen onderdrukken die ongunstige uitkomsten
produceren.
operant (gedrag) → bekrachtiger
bestraffing → waarschijnlijkheid van herhaling vermindert
Skinner gelooft dat gewoontes het resultaat zijn unieke operante leerervaringen. Mensen
kunnen zich geheel anders ontwikkelen op basis van verschillende achtergronden van
bekrachtiging en bestraffing. Gewoontes worden dus gevormd door de gevolgen, externe
stimuli (bekrachtigers en bestraffers).
3
, 4
kritiek op Skinner:
Te veel nadruk op operante gedragingen gevormd door externe stimuli, terwijl belangrijke
cognitieve bijdragen worden genegeerd.
Bandura’s cognitive social learning theory
Bandura is het met Skinner eens dat operante conditionering een belangrijke soort van leren
is, in het bijzonder voor dieren. Bandura benadrukt daarentegen wel dat mensen cognitieve
wezens zijn - actieve informatie verwerkers - die nadenken over relaties tussen hun gedrag
en de consequenties en vaker worden beïnvloed door wat zij geloven wat er zal gaan
gebeuren dan door de gebeurtenissen die zij daadwerkelijk ervaren.
Bijvoorbeeld als een student moet je nu hard werken, maar je hoopt dat je in de toekomst je
droombaan kunt uitoefenen.
Observationeel leren als een centraal ontwikkelingsproces; leren als resultaat van het
observeren van andermans gedrag. Observationeel leren kan alleen plaatsvinden als er
cognitieve processen aan het werk zijn (aandacht, encoderen, opslaan, imiteren). Kinderen
hoeven niet eens bekrachtigd te worden om op deze manier te leren.
Kinderen leren op deze manier enorm snel. Ze leren continu zowel wenselijke als
onwenselijke responsen.
zie box 2.1 Focus on research op pg. 47
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen wat kinderen leren door observatie van
hun bereidheid om deze responses uit te voeren.
Developmental trends in imitation and observational learning
Observeerder kan beelden of andere symbolische representaties construeren van het
gedrag van een model en vervolgens deze mediatoren gebruiken om te reproduceren wat
de observeerder heeft gezien.
Origins of imitation and observational learning
Vroege imitatieve vaardigheden van pasgeborenen verdwijnen snel en zijn niets
meer dan onvrijwillige reflexen. Vrijwillige imitatie van nieuwe responsen
verschijnt pas later in het eerste levensjaar. Maar vanaf 6 maanden zijn sommige
kinderen al in staat om zeer simpele handelingen te imiteren 24 uur nadat ze de
handeling gezien hebben → deferred imitatie = vaardigheid om acties van een
volwassen model op een bepaald moment in de toekomst te reproduceren
→ snelle ontwikkeling gedurende tweede jaar (eerder imiteren live model, dan
iemand op televisie).
Peuters zullen eerder gemodelleerde handelingen reproduceren als de intenties van het
model duidelijk zijn in plaats van dubbelzinnig. Jonge peuters kunnen zelfs efficiëntere
strategieën bedenken dan het model gebruikt heeft. Het repliceren van het doel van een
model op een andere manier is emulatie.
Vanaf twee jaar gaat een kind vaker precies het gedrag van het model imiteren, in het
bijzonder als het model aardig is en als de redenering van het model niet geheel duidelijk is
voor het kind. Doel imitatie: interactie vriendelijk persoon of eindproduct
4