De blik van de Yeti
-Vandenbroeck, M.-
Hoofdstuk 1: Ik ben ik (en jij bent jij)
Volgens een onderzoek van Ruth Soenen (1998) blijken kinderen in staat om
met verschillende ‘identiteiten’ om te gaan, met elk hun waardesystemen en
eigen taal. Ze kunnen verschillende identiteiten combineren.
Volgens Judith Rich Harris worden kinderen meer beïnvloed door hun
leeftijdsgenoten (peer-groups), dan door hun ouders. Ze zullen uiteindelijk de
taal van hun leeftijdsgenoten spreken. Van jongs af aan behoort het kind tot
meerdere groepen.
Identiteit is veel te lang bekeken als een exclusief concept = je bent dit óf dat,
zus óf zo.
Het is veel boeiender om het als een inclusief concept te bekijken = je bent dit
én dat, zus én zo (behorend tot meerdere groepen of culturen).
De mens integreert aspecten van de groep, maar ook persoonlijke aspecten.
Daarnaast zijn er universele aspecten = elementen van de identiteit die voor
iedereen gelden. Daarbij gelden universeel menselijke waarden = waarden die
voor iedereen gelden en reëel zijn.
Universele concepten zijn zelfbewustzijn en verbondenheid.
Er bestaat een hiërarchie tussen persoonlijke, groepsgebonden en universele
elementen die de identiteit uitmaken. Voor de ene is het sociale milieu
belangrijker dan zijn eigen nationaliteit.
Het begrip identiteit wordt gevaarlijk wanneer groepen één deel van hun
identiteit hoger zetten dan alle andere aspecten, waardoor die aspecten
verwaarloosd worden (verenging).
Veel onderzoekers komen tot een gelijklopende conclusie: de identiteit is niet
een statische eenheid, maar iets dynamisch, veelzijdig en actief.
Hoofdstuk 2: Het eigen verhaal schrijven
Om in een veelzijdige maatschappij een plaats in te nemen, zal het individu een
positief zelfbeeld moeten opbouwen. Een gezonde identiteitsontwikkeling zal
er precies in bestaan een zekere multifrenie te ontwikkelen = meervoudige
identiteit.
Erik Erikson was een van de belangrijkste onderzoekers op het gebied van
identiteit.
, De blik van de Yeti
-Vandenbroeck, M.-
Identity confusion: verwarring over identiteit, tussen;
o Beeld wat we van ons lichaam en onze persoonlijkheid hebben
(zelfconcept)
o Beeld waaraan wij onszelf graag zouden zien beantwoorden
(ideaal zelf)
Er kan ook verwarring ontstaan tussen het zelfconcept en het sociaal zelf
= beeld waarvan wij vermoeden dat anderen dat van ons hebben.
Jerome Bruner (ontwikkelingspsycholoog) vindt dat ons positieve zelfbeeld, of
‘Self-esteem’ genoemd, een combinatie is van wat we geloven dat we kunnen
+ wat we vrezen niet aan te kunnen.
Het zelfbeeld is bepalend voor het latere gezonde functioneren en opvoeders
hebben hier een rol in te vervullen!
Obstakels voor het zelfbeeld
1. Tribalisering: de verenging, verstarring van het zelfbeeld tot één enkele
referentiegroep. Het aanpassen aan en het kritiekloos overnemen van
waarden, normen, gedragingen van een groep.
2. Jekyll & Hyde: Een gebrek aan continuïteit, waarbij het individu niet
meer het gevoel heeft ‘heel’ te zijn en het gevoel heeft de verschillende
groepen volledig van elkaar te scheiden.
3. Het zombie-bestaan = als groepen, gemeenschappen en milieus waarin
een individu zich thuis voelt, geen constructieve invloed op hem
uitoefenen. Een groep waar er dus geen rekening gehouden wordt met
wie je bent in andere gemeenschappen.
4. Zelfhaat = individuen die zichzelf ernstige schade toebrengen omdat zij
ontevreden of beschaamd zijn over hun zelf.
Vier manieren waarop ‘migranten’ omgaan met de nieuwe cultuur waarin zij
terecht komen (= acculturatie)
Integratie: men past zich aan de nieuwe cultuur aan, maar behoud eigen
cultuur.
Assimilatie: men past zich aan de nieuwe cultuur aan, en houdt afstand
van eigen cultuur.
Separatie: men past zich niet aan de nieuwe cultuur aan, maar behoud
eigen cultuur.
Marginalisatie: men past zich niet aan de nieuwe cultuur aan, en houdt
afstand van eigen cultuur.