Hierbij telt de vraag: van wie is het kind?
Het “zijn van” wordt hier niet gezien als een bezit maar geeft verbondenheid aan.
Kinderen zijn van mensen die liefhebben, hierbij zijn 3 kenmerken van belang:
- Gratis : Het kind hoeft niet voor de liefde te betalen met gewenst gedrag.
- Helderziend : de opvoeder is in staat door de ontmoedigende buitenkant te kijken en ziet
de ware aard.
- kringsgewijs: relaties bestaan uit meerdere kringen:
o A kring= ouders en anderen geliefden, de verbondenheid is innig en intens. wie
iemand uit deze kring verliest, verliest een deel van zichzelf en moet rouwen.
o B kring= is minder dichtbij en minder innig. Bestaat uit mensen die je niet graag
kwijtraakt.
o C kring= mensen die het kind welgezind en aardig vinden.
Er zijn kinderen die “van niemand zijn” bijvoorbeeld kinderen in inrichtingen, maar ook daarbuiten. In
dit geval moeten er maatregelen genomen worden.
- Er wordt gekeken of de huiselijke achtergrond te repareren valt, als dit niet het geval is
wordt er naar een vervanger gekeken zoals een familielid of een pleeggezin.
- Er kan ook binnen de inrichting gekeken worden naar iemand die vooral dit kind ter harte
neemt.
- mensen “van wie het kind is” moeten altijd bij de opvoeding betrokken worden.
Hoofdstuk 2: Heeft de opvoeder wat over voor deze kinderen?
Het belangrijkste wat een opvoeder het kind moet kunnen bieden is vitaliteit. Heeft de opvoeder
genoeg vitaliteit in reserve?
2.1: is de opvoeder wel door de pubertijd heen?
Wanneer zij dat niet, zijn moeten zij nog te veel vitaliteit aan zichzelf besteden. Deze hebben ze
nodig voor de uitbouw van hun eigen persoonlijkheid. Deze opvoeders brengen het onderwerp op
zichzelf als het om opvoeden gaat, al zou de volgorde eigenlijk moeten zijn:
1. Wat vind, voelt en ervaart het kind?
2. Wat is goed voor het kind?
3. Hoe kan het kind geholpen worden?
4. Wat voel ik, ben ik gemotiveerd, hoe ervaar ik dat?
Het gevolg hiervan is dat deze opvoeders eindeloos vragen om persoonlijke begeleiding. Wat hierbij
helpt is onopvallende, stevige begeleiding.
, 2.2: is de opvoeder wel uitgeslapen?
Bij te weinig nachtrust verdwijnt de vitaliteit, op tijd gaan slapen vult deze reserves aan.
2.3: Heeft de opvoeder het niet te druk met andere problemen?
De reserves aan vitaliteit kunnen dan niet aan het kind besteedt worden, omdat deze opgaat aan
andere problemen. De opvoeder moet deze problemen van zich af zetten als hij met het kind bezig is.
Lukt dit niet kan therapie nodig zijn. Maar ook hier zijn risico’s aan verbonden. Er zijn ouders die het
probleem en de therapie verkiezen boven de kwetsbare verantwoordelijkheden van het opvoeden.
2.4: Het verwerken van Leed:
Een wijdverspreide opvatting is dat opvoeders het kind moeten accepteren zoals het is. ( bijv.
Gehandicapt) Maar dat ouders dit feit erkennen, betekent niet dat zij dit moeten aanvaarden. Velen
kunnen geen genoegen nemen hiermee en als ze geleerd hebben “er mee te leven” bestaat de kans
dat deze ouders opnieuw in de ellende raken als er “nieuw leed” wordt toegevoegd. Zo blijft het voor
deze ouders altijd moeizaam.
Hoofdstuk 3: Is de ouder open en gericht op de kinderen?
De opvoeder moet in staat zijn om signalen van het kind op te pikken, om erachter te komen wat de
behoeften zijn. Dat is de intentionaliteit, gerichtheid op.
openheid:
De openheid van de opvoeder wordt soms beperkt of afgeschermd door een tekort aan vitaliteit,
maar kan ook belemmerd worden door pedagogische vooroordelen, een paar voorbeelden zijn:
- Het autoritaire vooroordeel: Ik weet wat goed is, en het kind moet luisteren.
- Het antiautoritaire vooroordeel: verbieden is verboden, de wens van het kind is zijn
behoefte.
- Het politieke vooroordeel: Het ligt allemaal aan de maatschappij,
- Het godsdienstige vooroordeel
- Het technische vooroordeel: Gewoon een kwestie van conditioneren.
- Het freudiaanse vooroordeel: Een slecht verwerkt seksueel verleden.
- Het intuïtieve vooroordeel: Gewoon doen wat je hart je ingeeft.
Naast het vooroordeel is er ook nog het snelle oordeel. De eerste indruk blijft vaak lang hangen en is
moeilijk te veranderen.
Intentionaliteit:
De opvoeder moet uit zijn schulp komen en ingaan op de behoeften van het kind. Hierbij moet erop
gelet worden dat de signalen die men daarbij uitzend niet: slecht gericht, dubbelzinnig of onduidelijk
zijn. Soms moet hierbij de hulp worden ingeroepen van een professional.
Of een opvoeder initiatief moet nemen of enkel moet reageren op het kind, hangt af van de
hulpvraag van het kind.
De hulpvraag geeft aan wat het kind VAN ons vraagt, en niet wat het kind AAN ons vraagt.
Wat die hulp concreet moet zijn hangt af van een analyse van de feiten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MandyKlevering. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,74. Je zit daarna nergens aan vast.