J2P4 Dieetleer
1. INFLAMMATOIRE DARMZIEKTEN (IBD)
1.1 (PARA)MEDISCHE GEGEVENS
INCIDENTIE
Ziekte van Crohn: 130 per 100.000. NL: 80.000 mensen met chronische darmontsteking, waarvan iets minder
dan de helft Crohn. Naar schatting jaarlijks + 1.000 patiënten. Ontdekt tussen 15-30 jaar. Vrouwen iets vaker
dan mannen.
Colitis ulcerosa: 100 per 100.000. NL: naar schatting jaarlijks + 1.500 patiënten. Ontdekt tussen 15-40 jaar,
maar ook piek tussen 60-70 jaar. Iets vaker bij mannen dan bij vrouwen.
DIAGNOSE
Beiden ziekte gekarakteriseerd door afwisselende episodes
van exacerbatie (opvlamming) en remissie (rust). Diagnose
door combinatie van klinische bevindingen en uitkomsten
van biochemisch, radiologisch, endoscopisch en histologisch
(biopten) onderzoek. Veel gebruikte marker voor
inflammatie bij darmontstekingen: calprotectine (ug/g). Een
CT-scan wordt gebruikt om ontstekingen en abcessen buiten
de darm of een verdikte darmwand zichtbaar te maken en
fistels of abcessen in de buikholte.
ZIEKTE VAN CROHN
Bij de ziekte van Crohn kan de ontsteking in het gehele
maag-darmkanaal (van mond tot anus) voorkomen met als
voorkeurslocaties het terminale ileum (ileitis) en het colon.
Ontsteking kan doordringen in alle lagen. Wanneer de wand
verdikt: stricturen en stenosen. Kan gepaard gaan met
abcessen, vergroeiingen en fistels.
COLITIS ULCEROSA
Meestal oppervlakkige ontstekingen (cryptitis, erosies,
oedeem en bloedingen) beperkt tot de mucosa. Toxisch
megacolon kan optreden: gevolg van een acute ontsteking
van de gehele dikke darmwand met dilatatie en zweervorming
in het slijmvlies. Fistels en vernauwingen komen vrijwel niet
voor.
1
,J2P4 Dieetleer
RISICOPROFIEL
Pathogenese van IBD: er is nog veel onduidelijk, de oorzaak is waarschijnlijk multifactorieel. Mogelijk speelt
leefstijl ook een rol bij het ontstaan.
• Roken: colitis ulcerosa: lager risico, ziekte van Crohn: hoger risico.
• Borstgevoede kinderen minder hoog risico op inflammatoire darmziekten.
• Aanwijzingen dat voeding een rol speelt bij het ontstaan. M.n. ruim gebruik van groenten, fruit, omega
3-vetzuren beschermend, hoog gebruik omega 6-vetzuren groter risico.
COMPLICATIES
IBD: micronutriëntendeficiënties, ondervoeding, galzure zoutendiarree, gal- en nierstenen.
Ziekte van Crohn: abcesvorming, darmperforatie, fistelvorming, stenose.
Colitis ulcerosa: carcinogenese.
Gevolgen chirurgie: short bowel-syndroom, high-outputstoma, hyperoxalurie.
KLACHTEN EN VERSCHIJNSELEN
Aan voeding gerelateerde klachten die vaak genoemd worden bij (exacerbatie van de) IBD zijn onder andere:
• diarree, vaak met bloed en slijm, waarbij de diarree ook vaak in de nacht voorkomt;
• chronische pijn in de onderbuik;
• pijn bij de anus;
• subacute pijn in de rechteronderbuik meestal met defecatieveranderingen zoals toegenomen
frequentie, brijige consistentie, bloed of pus- en slijmbijmenging;
• verminderde eetlust en gewichtsverlies;
• anemie;
• vermoeidheid;
• misselijkheid en braken;
• dyspepsie;
• koorts.
2
, J2P4 Dieetleer
• deficiënties:
Corticosteroïden: bijwerking botontkalking. Galzuurbindende harsen: storen enteropathische kringloop zodat cholesterol
opnieuw wordt aangemaakt – mogelijke storing absorptie vitamine D. Homocystinurie: iets met de afbraak methionine,
erfelijke ziekte. Ziekte van Crohn: B1, Foliumzuur (voornamelijk Crohn), B12 en C.
LABORATORIUMGEGEVENS
• Defactie/feces: frequentie, bloed-slijmbijmenging, calprotectine, volume, eventueel vet en galzure
zouten. Na, K, Mg.
• Urine: volume, osmolariteit, Na/K, eventueel Mg.
• Serum:
o Parameters inflammatie en ziekteactiviteit: bezinkingssnelheid, C-reactive protein,
leukocytendifferentiatie, albumine, trombocyten
o Parameters antilichamen (toevoeging ten aanzien van diagnostisering): antineutrophil
cytoplasmic antibodies (pANCA), antiSaccharomyces cervisiae antibodies (ASCA), anti-OmpC
antibody
o Hemoglobine, elektrolyten (Na, K, Mg, fosfaat), Ca (dit is vaak normaal door onttrekken Ca uit
skelet door secundaire hypoparathyreoïdie) en op indicatie zink, vitamines A, D, E, INR en/of
vitamine K, B12 en foliumzuur (parameters met betrekking tot deficiënties).
Bij laag hemoglobine: ferritine, totaal ijzerbindingscapaciteit, alkalisch fosfatase, foliumzuur,
vitamine B12.
N.B. Het blijkt moeilijk te interpreteren of lage serumwaarden ziekte-geïnduceerd of ondervoeding
geïnduceerd zijn. Foliumzuur, vitamine B12 en albumine zijn ziekte-geïnduceerd. Bij dehydratie kan de
albumine verhoogd zijn. Omdat calcium wordt getransporteerd door albumine dient bij een laag
serumalbuminewaarde het serumcalcium gecorrigeerd te worden met een vaste correctiefactor. Per
serumalbuminedaling van 10 g/l dient de calciumwaarde met 0,2 mmol/l verhoogd te worden.
3