Colleges Kritische Studies Management
en Innovatie
College 1
1 mei 2020
Centrale thema’s
1. Verandering. Welke veranderprocessen zien we in zorgorganisaties en hoe
kunnen deze op een goede manier vorm gegeven worden.
2. Innovatie. Hoe kunnen we op een goede manier innoveren in de zorg, wat is er
voor nodig dat innovaties verder komen dan de designfase en ook daadwerkelijk
gebruikt worden in de praktijk. Voorbeelden: opkomst van eHealth, opkomst van
kunstmatige intelligentie in de zorg. Tevens kun je denken aan allerlei
procesinnovaties of innovaties op het terrein van patiëntveiligheid.
3. Rol van prestatie-indicatoren. Welke functie vervullen prestatie-indicatoren, op
welke manier kunnen we het werk dat prestatie-indicatoren doen begrijpen en
analyseren en op welke manier kunnen ze de complexiteit van de zorg op een
goede manier vangen.
Een term die gaat opvallen tijdens dit vak is de term, kritische studies.
Doelstellingen van dit vak
Leren om kritisch te reflecteren op relevante thema’s rondom management en
innovatie in de zorg.
De student is in staat om na te denken hoe over deze onderwerpen wordt
gesproken.
Leren om organisatorische veranderingen te bevragen en te problematiseren
De student is in staat te kijken op welke manier het probleem wordt benoemd en
welke oplossingsrichtingen worden bedacht (problematiseren)
Leren om verschillende theoretische perspectieven (of ‘paradigma’s’) toe te
passen in de praktijk
Vanuit elk theoretisch perspectief worden zaken belicht en andere zaken
onderbelicht blijven.
Leren om de praktische implicaties en gevolgen van theoretische keuzes te
overzien
Ieder theoretisch perspectief biedt een bepaalde bril om naar een onderwerp/
probleem te kijken. Hierbij denk je dan na over de praktische implicaties.
Dit vak laat zien dat het organiseren van verandering veel meer inhoudt dan een
rationele uitdaging (d.w.z.: meten, testen, vergelijken, berekenen, modelleren, repliceren
en functionele oplossingen zoeken voor praktische problemen). Als je echt een
verandering wilt organiseren in de zorg, kom je er niet met een rationeel stappenplan. Je
moet komen met andere facetten waarmee je rekening moet houden, zoals de politiek
en betekenisgeving van professionals.
In dit vak:
Raak je vertrouwd met verschillende theoretische perspectieven.
Leer je hoe je ze kunt gebruiken in de praktijk.
Structuur
Week 1: Management- en organisatieparadigma’s
Week 2: Theorieën over innovatie en organisatieverandering.
Week 3: De rol van gebruikers en niet-gebruikers bij de ontwikkeling van
zorgtechnologie.
,Week 4: Het verspreiden van zorginnovaties: diffusie of translatie?
Week 5: Prestatie-indicatoren en organisatieverandering
Week 6: Het betrekken van patiënten bij organisatieverandering
Week 7: De rol van middenmanagement bij organisatieverandering
Week 8: Managers en professionals in organisatieverandering
Week 9: Patiëntveiligheid vanuit verschillende invalshoeken
Wat wordt bedoeld met ‘Kritische Studies’?
Verschillende perspectieven op:
Management
Innovatie
Implementatie
Bij elk van de thema’s die in dit vak aan bod komen, zal gemerkt in de literatuur dat er
verschillende perspectieven op dat thema te vinden zijn. Auteurs hebben op andere
manieren geschreven over het thema en benadrukken verschillende dingen en zien
andere oplossingen . Ze benadrukken verschillende aspecten van de werkelijkheid en
spreken elkaar soms tegen. In sommige gevallen spreken auteurs elkaar ook tegen en
zijn deze onvergelijkbaar.
‘Kritische studies’= Herkennen en analyseren van theoretische verschillen: Dit betekent
dat er gekeken moet worden naar onderliggende aannames die een auteur doet.
-Op welke assumpties is een argument gebaseerd?
-Wat maakt dat zichtbaar? Welke alternatieven (zijn er alternatieve manieren om naar dit
onderwerp te kijken)?
Vereiste vaardigheden
Om zicht te krijgen op die verschillende theoretische perspectieven zijn een aantal
vaardigheden van belang:
1. Affiniteit met theorie.
Het is belangrijk om te weten wat theorie is en hoe het wordt gebruikt.
Definitie theorie: Theorie is een algemeen statement over de werkelijkheid, maar
ook een perspectief waarmee we invulling geven aan (bepaalde aspecten van) die
werkelijkheid.
In plaats van een overkoepelend raamwerk zie je dus dat in organisatieliteratuur
vaak gesproken wordt over concepten. Deze concepten vertegenwoordigen niet
één groot overkoepelend theoretisch of conceptueel raamwerk, maar sturen wat
de auteurs zien/ hoe zij hun materiaal interpreteren.
Theorie kan expliciet (vb. een auteur geeft aan wanneer hij over zijn passie
schrijft vanuit welk perspectief hij dit doet) of impliciet (perspectieven blijven
verborgen) gebruikt worden.
Theorie kunnen samengaan of juist niet. Soms kunnen theorieën samengaan en
elkaar kunnen aanvullen om een bepaald aspect in bijvoorbeeld een organisatie
te verklaren. Op andere momenten zul je zien dat verschillende theorieën botsen
over wat er bijvoorbeeld in een organisatie aan de hand is.
Tijdens dit vak gaan er veel theoretische concepten voorbij komen, zoals diffusie,
translatie, grenzenwerk, framing, configuratie, exnovatie en sociale constructie.
Voorbeeld: als de vraag is hoe innovaties geïmplementeerd kunnen worden zijn er
verschillende theoretische concepten die daar een verklaring voor hebben, zoals
difussie en translatie.
, Theoretische concepten spelen een centrale rol in wat de auteurs zien/ hoe
zij hun materiaal interpreteren. Ze sturen als het ware de blik van de
onderzoekers.
Theoretische concepten komen niet perse overeen met een enkel
overkoepelend theoretisch kader.
Theorie wordt gebruik om:
Data te interpreteren en daar betekenis aan te geven.
Empirische waarnemingen te verklaren. Een onderbouwing geven voor iets.
Om te generaliseren.
Theorie wordt ook gebruikt om de onderzoeker ergens op te wijzen (theorie als
‘sensitzing concept’). Hiermee wordt bedoeld dat een theorie of theoretisch
concept als het ware de blik van de onderzoeker stuurt zowel bij:
Bij het ontwerpen van een onderzoeksvraag
Bij de selectie van relevante data.
Een nuttige metafoor om na te denken over de rol van theorie: de bril met gekleurde
glazen. Het gebruik maken van een theorie om je materiaal te analyseren, betekent dat
je als onderzoeker een bril op zet met een specifieke kleur. Vanuit die bril worden
bepaalde zaken in de praktijk juist benadrukt, maar blijven andere zaken onderbelicht.
Als je vanuit een ander theoretisch perspectief kijkt, dan kijk je uit een andere kleur, en
vallen er andere dingen uit de praktijk op.
Het is onze taak om te beschrijven wat je ziet en wat je juist niet ziet.
2. Problematiseren.
Problematiseren betekent: onderliggende assumpties of aannames van een
auteur bevragen. Het beschrijven vanuit de verschillende kleuren brillen.
Voorbeeld: Binnen de organisatiewetenschappen wordt er op verschillende
manieren gesproken over wat organisaties eigenlijk zijn. Er worden verschillende
metaforen gebruikt om dat proces te beschrijven.
1e citaat: Allereerst moet de infrastructuur op orde zijn, oftewel de hardware en
systeemsoftware. Vervolgens de applicaties die ‘bovenop’ de infrastructuur
draaien. Daarnaast is het zaak ervoor te zorgen dat de procedures in de
organisatie soepel werken. De organisatie moet als een machine werken, zodanig
dat mensen in de organisatie weten wat er van hen verwacht wordt. Voor zowel
de infrastructuur als de procedures is standaardisatie van belang.
Dit citaat bevat het beeld van een organisatie als machine.
2e citaat: De best functionerende organisaties die zijn in staat om adequaat
informatie te verwerken en te leren van veranderende omstandigheden. Vooral
bij veranderde omstandigheden is het van belang dat onderdelen van de
organisatie in staat zijn de toepasselijkheid van hun handelen te beoordelen en
hun handelen aan te passen aan de nieuwe situatie. Hersenen bezitten het
vermogen hiertoe. Een organisatie kan daarom, net als onze hersenen, gezien
worden als een lerend systeem.
Dit citaat bevat het beeld van een organisatie als een lerend systeem zoals
onze hersenen.
3e citaat: Een organisatie bestaat vooral uit mensen met hun eigen ideeën,
waarden, normen, rituelen en overtuigingen. De best functionerende organisaties
richten zich op deze menselijke kant en houden rekening met de taal, de normen,
de folklore, de plechtigheden en andere sociale praktijken.
Dit citaat bevat het beeld van een organisatie als een cultuur met gedeelde
symbolen rituelen en waarden.
, Problematiseren richt zich op het reflecteren op onderliggende aannames. Welke
onderliggende aannames over een organisatie zien we in deze drie citaten?
- Het beeld van een organisatie als machine verondersteld een aantal zaken:
-Dat alle mensen in een organisatie een soort radartjes zijn die samen een
geheel vormen.
-Voorspelt ook een situatie van controle en voorspelbaarheid. Richt zich
met name op de formele kanten van de organisatie.
-Het beeld van een organisatie als hersenen verondersteld andere onderliggende
aannames:
-Het vermogen tot leren en aanpassen. Er wordt vooral de flexibiliteit van
organisaties benadrukt. Hier ligt dus minder de nadruk op de controleerbaarheid
en voorspelbaarheid van een organisatie.
-Het beeld van een organisatie als een cultuur verondersteld:
-Legt meer de nadruk op de menselijke betekenisgeving. Een organisatie in
dit beeld is niet slechts een formele set van taken (niet alleen rationeel), hier gaat
het om de informele kant van de organisatie.
Als je probeert te problematiseren dan zie je dus dat in ieder van deze beelden
verschillende aannames gedaan wordt over wat een organisatie is en hoe een
organisatie zou moeten functioneren.
Tactieken: problematiseren is namelijk niet makkelijk.
-Focus op dingen die als vanzelfsprekend worden gezien. Wat ziet
een auteur als vanzelfsprekend en waar worden geen vraagtekens bij
gesteld.
-Maak expliciet wat impliciet is. Probeer als het ware tussen de
regels door te lezen.
-Focus op verschillen tussen auteurs. Wat zijn de belangrijkste
verschillen in hoe ze over een bepaald onderwerp schrijven.
-Zoek naar contrasten, maak vergelijkingen. Het werkt goed om een
samenvatting te maken van de hoofdpunten en dan te kijken naar de
verschillen tussen auteurs.
3. Verschillende zienswijzen begrijpen. Begrijpen waarom een auteur op een
bepaalde manier schrijft over een onderwerp schrijft en vanuit welke achtergrond
hij dit doet. .
- Gekleurde brillen herkennen en gebruiken in analytische argumenten.
- ‘Boven’ de literatuur staan. We eindigen dus niet bij een letterlijke
samenvatting van wat een auteur nou eigenlijk zegt, maar dat je in staat bent
de positie van deze auteur te begrijpen en te verklaren en ook te positioneren
ten opzichten van andere auteurs die over een onderwerp schrijven.
In de essays wordt verwacht dat er een echte analyse gegeven kan worden van een
onderwerp. Daarin betekent dus dat je moet laten zien dat je kunt: problematiseren,
theorieën kan begrijpen en toepassen, verschillende perspectieven begrijpen en
toepassen. Op basis hiervan maak je een coherent argument/betoog op basis van een
analyse.
Toepassing in de essays
Stap 1: Argumenten in literatuur samenvatten.
Lees de literatuur aandachtig
Noteer kernpunten in elk artikel (highlights). Kort samenvatten en maak
een beschrijving van wat nou het belangrijkste argument is dat naar voren
is gekomen.
Vat elk artikel samen