Sociale zekerheidsrecht samenvatting
Week 1. Het werknemersbegrip.
Sociale verzekeringen
Werknemersverzekeringen: WW, WIA, ZW, WAO (uitvoering bij het UWV)
Volksverzekeringen: AOW, Anw (uitvoering bij de SVB) en ZVW, AWBZ (uitvoering bij
particulier)
-Gefinancierd uit ontvangen premies
-Inkomensdervingsregeling, strekt tot vergoeden verlies van inkomen. Geen middelentoets gelet
op het verzekeringskarakter en individuele karakter.
Sociale voorzieningen
WWB, IOAW, IOAZ (uitvoering bij de gemeente) en TW, Wajong (uitvoering bij het UWV)
-Gefinancierd uit de algemene middelen
-Minimumbehoefteregeling, strekt tot het aanvullen van het inkomen tot aan het niveau van het
sociaal minimum. Wel een middelentoets, waarbij rekening wordt gehouden met de
inkomenspositie van gezinsleden (niet individueel dus).
Werknemersbegrip in de WW
Uitgangspunt: De werknemer is de natuurlijke persoon jonger dan 65 jaar die in
privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking staat (art. 3).
Privaatrechtelijke dienstbetrekking wordt beoordeeld adhv criteria 7:610 BW, geïllustreerd in
de verplichte uitspraken:
Invoeger losbladigen: Hier was geen sprake van een dienstbetrekking. Er bestond een totaal
gebrek aan toezicht, geen aanwijzingen, de student kwam wanneer hij wilde en zijn
werkzaamheden pasten ook niet in de reguliere bedrijfsvoering van het advocatenkantoor.
Logopediste: Wel sprake van een dienstbetrekking, haar werkzaamheden waren een zodanig
onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering dat er van uit kon worden gegaan dat aanwijzingen
hierover konden worden gegeven. Daarnaast werden haar patiënten toegewezen door een
verpleeghuisarts wat een indicatie voor een gezagsverhouding is.
De Gouden Kooi: Wel sprake van een dienstbetrekking nu de deelneemster verplicht was zich
te houden aan aanwijzingen buiten de spelregels en haar in alle aspecten van haar dagelijks
leven raakten.
Publiekrechtelijke dienstbetrekking betreft de aanstelling van een ambtenaar door een
overheidswerkgever. Een ambtenaar is iemand die is aangesteld om in openbare dienst
werkzaam te zijn (art. 1 Ambtenarenwet). Zie verder dezelfde criteria als 7:610.
,Gelijkgestelden
Zie art.4 en 5 WW voor een lijst met betrekkingen die toch gelijk worden gesteld met
werknemers ook al is geen sprake van een arbeidsovereenkomst. Zie ook het Rariteitenbesluit
voor de voorwaarden van deze gelijkstelling.
Uitzonderingen
Art. 6 noemt deze, o.a. het huishoudelijke personeel dat minder dan 4 dagen per week werkt en
de directeur-grootaandeelhouder.
VAR art. 6 lid 1 sub e WW
Mensen die bij de Belastingdienst een Verklaring arbeidsrelatie hebben gevraagd, zijn onder
omstandigheden ook niet verzekerd voor de WW. Dit is het geval bij de VAR-wuo (winst uit
onderneming) en de VAR-dga. De VAR-row (resultaat uit overige werkzaamheden) biedt geen
zekerheid op dit gebied, er is weliswaar geen sprake van een arbeidsovereenkomst maar het is
goed mogelijk dat deze arbeidsrelatie onder de gelijkstellingen van art. 4 en 5 kan vallen.
Territoriale werkingssfeer
De dienstbetrekking moet in Nederland worden vervuld of de werknemer moet tijdelijk in het
buitenland gedetacheerd zijn. Als de dienstbetrekking niet in Nederland wordt vervuld, is het
WW alsnog van toepassing als de betrokkene in Nederland woont en zijn werkgever hier ook
gevestigd is (art. 3 lid 2 WW).
Zie art. 3 lid 3 en 6 voor de regels omtrent vreemdelingen.
Werknemersbegrip in de ZW
Is voor een groot deel hetzelfde als de WW, op een paar bijzonderheden na:
-Art. 4 lid1 sub g ZW
De stageovereenkomst (indien loon wordt genoten) is alleen een gelijkgestelde
arbeidsverhouding bij de ZW, bij de WW/WIA niet.
-Art. 6 lid 2 ZW
Er is geen sprake van een dienstbetrekking als er niet daadwerkelijk arbeid wordt verricht en er
geen recht op loon bestaat. Denk daarbij aan dagen waarop onbetaald verlof is opgenomen.
Uitzonderingen (art. 6 lid 2 sub e ZW)
• een normale onderbreking van de arbeid die niet langer een maand duurt (vakantie,
weersomstandigheden, gebrek aan materiaal)
• bij een parttime baan is wel een verzekeringsplicht over niet-gewerkte dagen als de
dienstbetrekking op die dagen voortduurt. Van een dergelijke dienstbetrekking is sprake
als er een plicht bestaat om aan de oproep gehoor te geven.
Een voorovereenkomst valt hier dus niet onder, aangezien deze alleen een
dienstbetrekking is op dagen dat is gewerkt en voor de rest geen oproepplicht kent..
, Nulurencontracten en min-maxcontracten hebben wel een verzekeringsplicht, nu deze in
feite arbeidsovereenkomsten zijn met uitgestelde prestatieplichten en de werknemer
verplicht is gehoor te geven aan de oproep.
-Art. 7 -8a ZW
De ZW strekt zich ook uit tot personen buiten het arbeidsproces:
• de werknemer die een WW-uitkering ontvangt en ziek is;
• werknemers die wel een relevant arbeidsurenverlies kennen maar niet voldoen aan de
andere eisen (er is bijvoorbeeld nog sprake van een fictieve opzegtermijn)
Vangnetfunctie ZW art. 29 lid 2 ZW
In eerste instantie is de ZW niet relevant voor loondoorbetaling bij ziekte nu de werkgever deze
plicht op zich moet nemen, maar in de gevallen genoemd in art. 29 is toch sprake van aanspraak
op ziekengeld.
Werknemersbegrip in de WIA
Is voor een groot deel hetzelfde als de WW/ZW, op een paar bijzonderheden na:
-De werknemer die onbetaald verlof geniet heeft wel recht op WIA, al is dit gemaximeerd op 18
maanden (art. 8 lid 3 WIA)
-Art. 9 WIA, bij ministeriele regeling kan het werknemersbegrip worden uitgebreid voor
werklozen die niet onder de WW vallen
-Art. 10 WIA, voormalig verplicht verzekerden kunnen onder voorwaarden ook een beroep op
de WIA doen
Week 2. WW – Part 1.
Ontstaansvoorwaarden recht op WW
Ontstaat van rechtswege, beslissing door het uitvoeringsorgaan is slechts declaratoir van aard.
1. Werknemerschap art.15 WW (zie week 1)
2. Werkloosheid art. 16 WW
• Relevant arbeidsurenverlies, de werknemer is ten minste 5 uur óf de helft van
zijn arbeidsuren per week kwijt geraakt. Voor de vaststelling van het aantal
arbeidsuren per week wordt gekeken naar het gemiddelde gewerkte uren in de
laatste 26 weken.
• Zonder een aanspraak op loon over die verloren uren. Met ‘aanspraak op loon’
worden inkomsten die verband houden met het ontslag (opzegging, ontbinding,
wederzijds goedvinden) gelijkgesteld als de werkgever de opzegtermijn niet in
acht heeft genomen (art.16 lid 3 WW). Dit houdt in dat de werknemer die wél
, een relevant arbeidsurenverlies heeft, moet wachten tot deze inkomsten zijn
verbruikt. Dit geldt echter maar voor een bepaalde mate; alleen dat deel van de
ontslagvergoeding dat de rechtens geldende opzegtermijn (dus de opzegtermijn
die op basis van 7:672 BW zou gelden) dekt, wordt gelijkgesteld met een
aanspraak op loon in de zin van de WW. Daarna kan aanspraak worden gemaakt
op WW. Deze gelijkstelling wordt ook wel de fictieve opzegtermijn genoemd,
welke vanaf de dag volgend op de opzegging, ontbindingsbeschikking of
overeenkomst ingaat tot de rechtens in acht te nemen opzegtermijn is verstreken.
Zie ook ‘Beleidsregels toepassing art. 16 lid 3 en 24 lid 5 WW’
• Beschikbaarheid, de werknemer moet beschikbaar zijn om arbeid te aanvaarden.
De werknemer moet ten eerste feitelijk beschikbaar zijn om werk te aanvaarden
(dit wordt beoordeeld adhv feiten & omst.) en ten tweede moet ondubbelzinnig
vaststaan dat de betrokken werknemer door houding en gedrag duidelijk en
eenduidig kenbaar heeft gemaakt dat hij zich niet beschikbaar stelt voor arbeid.
Dit is nader uitgewerkt in het Beschikbaarheids-arrest.
3. De referte-eis art. 17 WW
De werknemer moet in de 36 weken onmiddellijk voorafgaand aan de eerste
werkloosheidsdag 26 weken hebben gewerkt. Daarbij is niet relevant hoeveel is gewerkt
in die weken.
Tevens worden ziekteperioden, weken waarin als zelfstandige is gewerkt, weken waarin
onbetaald verlof was opgenomen en zwangerschaps-en bevallingsverlof buiten
beschouwing gelaten. Dit heeft tot gevolg dat soms verder moet gekeken naar de laatste
36 weken (voorverlenging art. 17a WW)
4. Afwezigheid van uitsluitingsgronden art. 19 WW
• Ziekte
• Arbeidsongeschiktheid (volledig)
• Verblijf in ander land
• Vakantie (waar wel ontheffing voor kan worden verleend art. 19 lid 5 WW)
Als aan deze voorwaarden is voldaan, ontstaat het recht op WW (art. 16a WW).
Hoogte van de WW art. 47
Het WW bedraagt voor de eerste twee maanden 75 % van het (gemaximeerde) dagloon. Vanaf
de derde maand is dit 70 %. Maximumdagloon is 48.000 per jaar.
Bepaalde inkomsten kunnen op de uitkering in mindering worden gebracht (art. 34 WW).
Ontslagvergoedingen (mits voldaan is aan de opzegtermijn, anders krijg je het art. 16 lid 3
verhaal) vallen hier niet onder (art. 34 lid 5 onder a WW).