Zes psychologische
stromingen en één cliënt
Alie Weerman
Samenvatting
,Psychologische stromingen:
1. Psychodynamische benaderingen
2. Cognitief-gedragstherapeutische benaderingen
3. Experiëntiële en cliëntgerichte benaderingen
4. Systeemgerichte benaderingen
5. Oplossingsgerichte benaderingen en positieve psychologie
,Hoofdstuk 3. (1) Psychodynamische benaderingen
1. Inleiding
De psychodynamische benaderingen (PDB) zijn de oudste psychotherapeutische benaderingen. Ze
stammen af van de theorie van Sigmund Freud: sommige zaken worden door de patiënt onbewust
gehouden, waardoor de patiënt problemen ervaart. Door onbewuste zaken toe te laten in het
bewuste, heeft de patiënt er meer controle over. PDB gaat er vanuit dat patiënten vaak niet weten
waarom ze iets doen, dat onbewuste gevoelens en wensen een rol spelen. De PDB gaat er vanuit dat
dat problemen stammen uit de vroege kindertijd. Problemen zijn stagnatie in ontwikkeling. Oorzaken
zijn vroegere gebeurtenissen die niet goed verwerkt zijn. We hebben vroeger een innerlijk
werkmodel ontwikkeld bij bepaalde situaties dat niet functioneel is. Vroeger hebben we geleerd met
bepaalde situaties om te gaan, maar nu is die manier van reageren niet meer passend. De patiënt
leert door affectregulering en mentaliseren de onbekende gevoelens toe te laten, te benoemen, te
begrijpen en te hanteren. Zo kan hij ongezonde patronen doorbreken.
2. De theorie van Freud
Freud toonde aan dat een psychiatrische stoornis met lichamelijke symptomen via een
psychologische methode behandeld kon worden. conversiestoornissen
Als een detective:
Techniek vrije associatie = patiënt liggend op een divan alles zeggen wat er in hem opkomt. Alles,
ook de meest onbenullige gedachte, heeft betekenis. Die kan verwijzen naar onbewuste processen.
Ook symptomen van een stoornis hebben een betekenis. Ze staan ergens symbool voor. Bijv.
spinnenfobie om angst voor iets in jezelf te verplaatsen naar angst in de buitenwereld. Niets is
toevallig. Ook achter bijv. versprekingen zit iets. Onbewuste zaken kunnen naar boven komen op alle
moment dat onze geest wat minder waakzaam is, als we ons ontspannen, als we (dag)dromen etc.
Dromen bevatten onbewuste wensen, gevoelens en herinneringen. Wat de mens volgens Freud
onderscheidt van andere diersoorten, is de moeite die het hem kost zijn natuurlijke seksuele en
agressieve driften in gezonde, goede banen te leiden.
Vier modellen (visies):
- Het driftmodel: verdrongen problemen uit de kindertijd die terug te voeren zijn op seksuele en
agressieve driften.
- Het objectrelatiemodel: hoe de eerste relaties in de vroege kindertijd een deel van onszelf zijn
geworden (verinnerlijkt)
- Het zelfpsychologisch model: tekorten uit de kindertijd leiden tot een zwakke identiteit, een
zwak zelfgevoel.
- Het interactioneel model: problematische conflicten tussen mensen. Hoe kunnen
problematische interacties worden verklaard vanuit een diepliggend interactieschema in de
persoon, die is ontstaan in de kindertijd.
2.1 het driftmodel: es, ego en superego
De mens wordt voortgedreven door seksuele en agressieve driften.
- Seksuele drift: gericht op behoeftebevrediging/genieten: de levensdrift, positieve drift. Bijv.
genieten van lekker eten, iets moois maken, verliefd zijn etc. Door de levensdrift hebben we zin
in dingen.
- Agressieve drift: destructieve drift gericht op de dood: de doodsdrift.
Blinde krachten:
Driften zijn blinde, aangeboren, biologische krachten. = es = ‘het’. Het is onbepaald en we hebben
het allemaal, niets persoonlijks maar kenmerkend voor onze soort. Het es bepaalt ons temperament.
Driften zijn een primair proces, de basis van ons leven.
Uitgestelde behoeftebevrediging:
Het is de kunst onze behoeften te bevredigen zonder daarbij anderen of onszelf in de problemen te
brengen. Een baby leert dit al doordat onmiddellijke behoeftebevrediging niet altijd plaatsvindt.
, Betrouwbare ouders helpen hun kind om te gaan met frustraties door het enerzijds te begrenzen,
maar het anderzijds te geven wat het nodig heeft door het te laten omgaan met heftige emoties. Het
kind moet leren ervaren dat er botsingen en grenzen bestaan en dat het de emoties die hierdoor
worden opgeroepen aankan.
Het ‘ik’ moet de baas zijn:
Om frustraties te leren verdragen moet kind een ik = ego ontwikkelen dat het es de baas is. Ouders
moeten hun kind zowel zorg en aandacht als grenzen bieden, zodat het kind leert dat deze grenzen
en frustraties niet levensbedreigend zijn. Zo leert het uiteindelijk zichzelf te kalmeren. Een goed
functionerend mens kan zijn behoeftebevrediging uitstellen, rekening houden met de werkelijkheid
en met anderen. Hoe ontwikkelder ons ego, hoe meer discipline we hebben om een uitgestelde
behoeftebevrediging en de angsten die dit oproept te verdragen. Het is noodzakelijk onze behoeften
en impulsen te leren kanaliseren. Een sterk ego kan de driftenergie gebruiken om iets goed te
organiseren op de lange termijn in plaats van een kortstondige bevrediging op de korte termijn.
Verboden en geboden in het superego
Superego =bevat geboden en verboden die vanuit onze omgeving onderdeel van onszelf zijn
geworden. Bevat ook ideaalbeelden over hoe wij zouden moeten zijn, vaak afkomstig van onze
ouders. Hier proberen we aan te voldoen, omdat we vaak afhankelijk van hen zijn. Een streng
geweten is een last voor jezelf, een gebrekkig geweten is een last voor je omgeving. Als we onze
driften op onacceptabele wijze uiten, straft ons strenge ego door bijv. schuldgevoel, moeheid,
depressie, dwanggedrag etc. Bij een gebrekkig geweten ontbreekt het gewetensvol handelen. Je kunt
je dan slecht inleven inde belangen van anderen.
Dus: het es wil bevredigd worden en dat moet het ego regelen. Het superego wil aan allerlei eisen
voldoen en dat moet het ego ook regelen. Er is dus sprake van permanente dynamiek waarmee we
moeten kunnen omgaan = psychodynamische activiteit.
2.2 Ontwikkelingsfasen van es, ego en superego
5 fasen waarin de dynamiek tussen es, ego en superego zich ontwikkelt:
- De orale fase: bevrediging gericht op het ontvangen via de mond (eten, liefde, aandacht) als je te
weinig hebt ontvangen kunnen de babybehoeften blijven domineren: onverzadigbare behoefte
aan bijv. aandacht, eten, drank, drugs.
- De anale fase: in de periode van zindelijkheidstraining. Kind krijgt macht over zijn ontlasting (en
ander gedrag). Koppigheidsfase waarin kind evenwicht moet vinden tussen zijn eigen wil en die
van de omgeving. Het ego ontwikkelt zich. De wilskracht moet behouden blijven, maar ook
rekening houden met anderen. Als de ouders deze periode niet goed kanaliseren, kan het kind
later problemen krijgen met autoriteiten, regels, netheid, orde, macht en strijd. Ouders moeten
kind ruimte geven om controle uit te oefenen, maar wel binnen bepaalde grenzen.
- De fallische fase: Geslachtsverschil staat centraal.
Jongens: oedipuscomplex: jongen wil met moeder trouwen en ziet vader als rivaal. Als vader
regels stelt maar ook liefde geeft, zal jongen zich met zijn vader gaan identificeren in plaats van
hem te bestrijden. Vader wordt rolmodel. Zo ontstaat superego en mannelijk rolgedrag.
Meisjes: penisnijd: meisje willen eigenlijk een penis en zijn jaloers op mannen. Als blijkt dat dat
niet kan proberen ze zo veel mogelijk op hun moeder te lijken om vader zo alsnog te veroveren.
Deze fase is voor jongens moeilijker dan voor meisjes: primaire hechtingsfiguur is moeder, vader
is minder aanwezig in opvoeding. Meisje moet identificeren met moeder, gaat makkelijk. Jongen
moet identificeren met vader, is lastiger omdat jongen zich dan eerst moet losmaken van
moeder.
Latere relaties: jongens: blijft steken in fallische fase: dwangmatig vrouwen veroveren zonder te
binden: steeds weer hun moeder veroveren maar niet binden uit angst voor vader.
Meisjes: mag van zichzelf niet aantrekkelijk zijn, seksloos. Wil geen rivaal van moeder zijn. Of
relaties met getrouwde mannen: lijkt op vader. Of relaties met vader- of moederfiguren. Volgens
neofreudiaan Karen Horney hebben mannen baarmoedernijd = jaloers dat ze niet zwanger
kunnen worden.