Samenvatting Diversiteit Vaardigheden - Schooltoets TOPOI
Stap 1: Casus
Lees de cases zorgvuldig en maak een keuze. Herlees de door jou gekozen casus en let daarbij op het
volgende:
- het gaat over communicatie(problemen); maak het jezelf niet moeilijker door bijvoorbeeld te
zoeken naar een ingewikkelde hulpvraag die er misschien doorheen zou kunnen zitten;
- kijk wie er in welke rol betrokken is bij het misverstand of conflict in de communicatie;
- het gaat om interpersoonlijke communicatie; dus tussen twee of meer concrete mensen; ga dan
ook zoveel mogelijk uit van de interactie tussen de verschillende actoren;
- denk na over de mogelijke context.
Stap 2: Commentaar
Geef een eerste reactie op de casus. Wat is volgens jou het (hoofd)probleem in de casus? Het
vaststellen van de hoofdgedachte, dus wat is het probleem van de casus? Dit commentaar geeft je
eerste zoekrichting en mogelijke blinde vlekken weer. Licht je reactie toe.
Stap 3: Verantwoording
Leg uit welke aspecten van diversiteit je terugziet in de casus (welke laag of lagen van diversiteit
spelen hier een rol), en hoe je denkt dat, dat in deze casus tot een verschil in normen en waarden
kan leiden. Gebruik de theorie bij je toelichting.
Stap 4: Analyse
Analyseer de situatie met behulp van de elementen uit het TOPOI-model. Formuleer per onderdeel
twee hypothesen over de aard van de interculturele problematiek. Wat zou er hier volgens jou aan
de hand kunnen zijn als je kijkt naar taal, ordening, personen, organisatie en inzet. Waar baseer je
dat op (gebruik hier theorie). Selecteer tenslotte je hypothesen op de best mogelijke: jouw diagnose
van de situatie.
Stap 5: Interventies
Zoek naar drie interventies voor het betreffende communicatieprobleem, zodat er (een begin) van
oplossing kan komen. Zorg ervoor dat je interventies aansluiten op je analyse (dus ook weer de
elementen van het TOPOI-model dekken). Beschrijf wat je met de interventie denkt te bereiken
(waarom doe je het en wat is je doel?). Verder is van belang dat je interventies concreet zijn en
aannemelijk in het mogelijk effect.
Criteria:
- de casus is voorzien van een eerste commentaar;
- het communicatieprobleem is geïdentificeerd;
- verantwoord is waarom deze casus passend is voor het werken met diversiteit, diversiteitslagen
zijn benoemd en toegelicht;
- er zijn per item van het TOPOI-model minimaal 2 hypothesen geformuleerd;
- vanuit de hypothesen is de diagnose benoemd;
- er is aantoonbaar (d.m.v. citaten en/of verwijzingen) gebruik gemaakt van literatuur om de
analyse te onderbouwen
- er zijn minimaal drie concrete interventies, die op 2 TOPOI-elementen gericht zijn;
- duidelijk is met welke interventie gestart wordt;
- het met de interventie beoogde effect is benoemd.
1
, Stap 1: Casus
Lees de casussen zorgvuldig en maak een keuze. Herlees de door jou gekozen casus en let daarbij op
het volgende:
- het gaat over communicatie(problemen); maak het jezelf niet moeilijker door bijvoorbeeld te
zoeken naar een ingewikkelde hulpvraag die er misschien doorheen zou kunnen zitten;
- kijk wie er in welke rol betrokken is bij het misverstand of conflict in de communicatie;
- het gaat om interpersoonlijke communicatie; dus tussen twee of meer concrete mensen; ga dan
ook zoveel mogelijk uit van de interactie tussen de verschillende actoren;
- denk na over de mogelijke context
Voor jezelf kun je hier steekwoorden zetten om een overzicht te krijgen van de casus.
2
, Stap 2: Commentaar
Geef een eerste reactie op de casus. Wat is volgens jou het (hoofd)probleem in de casus? Het
vaststellen van de hoofdgedachte, dus wat is het probleem van de casus? Dit commentaar geeft je
eerste zoekrichting en mogelijke blinde vlekken weer. Licht je reactie toe.
Stap 2: Theorie die toegepast kan worden
Kaders TOPOI-model:
- Communicatiesysteemtheorie
- Communicatief handelen (Habermas)
- Groepsdynamica
Communicatiesysteemtheorie:
IK
(inzet)
BINNENKANT
(gevoelens,betekenissen,gewaarwordingen,
gedachten,bedoelingen)
BUITENKANT
(handelen met woorden en met lichaamstaal)
▼ ▲
BUITENKANT
BINNENKANT
OVERKANT
(effect)
Communicatief handelen (Habermas): Er zijn vier geldigheidsaanspraken, namelijk:
- verstaanbaarheid (taal)
- waarheid (feiten en interpretaties)
- juistheid (normen en waarden)
- waarachtigheid (expressie van gevoel)
Groepsdynamica: Als mensen met elkaar omgaan spelen de volgende niveaus een rol:
- Inhoudsniveau
- Betrekkingsniveau
- Procedureniveau
- Bestaansniveau
Het TOPOI-Model heeft verschillende zoekgebieden om communicatiemisverstanden op te sporen:
- Taal: betekenissen. Wat betekenen ieders woorden en lichaamstaal?
- Ordening (inhoudsniveau): Zienswijze en logica. Wat is ieders kijk op en betekenisgeving aan de
zaak waarover we het hebben?
- Personen (betrekkingsniveau): Identiteit en relatie. Hoe ziet ieder zichzelf, elkaar en de relatie?
- Organisatie (deels procedureniveau): Regelingen en machtsrelaties. Hoe is het georganiseerd,
hoe zijn de machtsverhoudingen?
- Inzet (bestaansniveau): Motieven of beweegredenen. Wat zijn ieders onderliggende motieven en
is daar voldoende erkenning voor?
3
, Stap 3: Verantwoording
1. Leg uit welke aspecten van diversiteit je terugziet in de casus. Welke laag of lagen van diversiteit
spelen hier een rol? Beschrijf van alle betrokkenen in de casus de identiteit en koppel dat aan de
verschillende lagen van diversiteit. Etniciteit, leeftijd, sekse, validiteit, klasse en gender.
2. Waarom denk je dat juist die laag van diversiteit in deze casus tot een verschil in normen en
waarden kan leiden en wat de gevolgen zijn. Gebruik de theorie bij de toelichting.
Lees beschrijvingen van cultuurdimensies en landenprofielen op blz. 202-207.
Zoek relevante verbanden met andere aspecten identiteit (caleidoscopisch denken: blz. 91-93).
(caleidoscopisch denken betekent dat je het open kan gooien en dat er raakvlakken zijn. Naast
vrouw ben je ook beperkt). De normen en waarden die iemand sturen. Hier kun je koppelen aan je
eigen genogram. De waarden en normen in je eigen genogram die jou zelf aansturen. Waarden en
normen sturen je enorm.
Stap 3: Theorie die toegepast kan worden
Intersectioneel denken: Een theorie waarmee maatschappelijke posities en maatschappelijke
uitsluitingsmechanismen worden beschreven. Mensen leven hun levens op kruispunten van allerlei
identiteitsaspecten. Zes aspecten van intersectionaliteit: Validiteit, Gender, Seksualiteit, Leeftijd,
Etniciteit en Klasse. Deze zes aspecten kunnen de identiteit beïnvloeden.
Al deze aspecten werken op elkaar in. Je bent bijvoorbeeld een Turks-Nederlandse (etniciteit)
vrouw (gender) die politieagent is (klasse). Vaak worden de aspecten afzonderlijk van elkaar
besproken, maar alle aspecten van de diversiteitscirkel kunnen elkaar beïnvloeden. ->
Caleidoscopisch denken
Diversiteitscirkel:Of-of denken (eendimensionaal). Je ziet maar één laag van iemands identiteit. Dit
houdt altijd een boven- en onderschikking in.
Caleidoscopisch denken: En-en denken. Alle lagen van verschil werken tegelijkertijd en beïnvloeden
elkaar. Afhankelijk van de context boven- of onderschikking. Caleidoscopisch denken betekent dat je
het “speelgoedje” open kan gooien en dat er raakvlakken zijn. Bijvoorbeeld naast vrouw zijn ben je
ook beperkt en van Surinaamse afkomst.
Identiteit: Het gevoel ergens bij te horen of het gevoel apart te zijn. Hoe je, jezelf ziet en hoe je denkt
dat anderen jou zien. Je bent nooit helemaal vrij je identiteit te kiezen, want de sociale omgeving
bevestigt of ontkent zijnsdefinitie van de persoon.
4
,Cultuur: Het geheel van de dingen die mensen denken, doen en hebben (en tot op zekere hoogte
gemeen hebben met elkaar), zoals gewoonten en gebruiken, godsdienst, normen en waarden,
bestaanswijze, muziek en voorwerpen, eetgewoonten en wijze van kleden, bouwwerken, etc. Het is
wat je gezamenlijk hebt met anderen. Een cultuur verbindt mensen en het versterkt de sociale
cohesie. Wij- tegenover – zij.
Sociaal constructivisme: Het sociaal constructivisme gaat ervan uit dat bij de geboorte nog niets
vastligt, alleen dat iemand mens is. De andere kenmerken krijgen pas betekenis in contact met de
omgeving. Bijvoorbeeld het verschil van autistisch zijn in Nederland of in Oeganda of Homoseksueel
zijn in Nederland of in Rusland.
Drie verschillende visies op cultuur:
- Monisme: Het cultureel monisme stelt dat er slechts één cultuur optimaal de mogelijkheden van
mens-zijn realiseert. Het moreel monisme gaat ervan uit dat er algemeen geldende regels voor
goed en kwaad zijn. Het sociaal politiek monisme plaatst de samenleving onder één verbindend
idee dat burgers verbindt in één natie met één God, één taal, één koning en één nationale
identiteit. Uitspraken zoals: “zo doen wij dat hier niet”zijn opmerkingen van monisten. Monisme
kan leiden tot etnocentrisme.
- Relativisme: Het gaat hier over het idee van verscheidenheid. Erkenning van het specifieke van
een persoon of groep. Culturen zijn per definitie verschillend van elkaar, maar niet in hiërarchie
te vangen. Zij staan los van elkaar, maar wel op dezelfde hiërarchische lijn. Ze zijn gelijkwaardig
aan elkaar. RElativisten vinden dat je elkaar in zijn/haar waarden moet laten en je vooral niet met
elkaar moet bemoeien. Communicatie tussen personen uit verschillende culturen is dan ook
nauwelijks mogelijk. Dit kan leiden tot onverschilligheid, afzijdigheid en schijntolerantie.
- Pluralisme: Volgens het pluralisme is interactie tussen mensen uit verschillende culturen mogelijk
en zelfs noodzakelijk. Die interactie helpt om denkkaders te overstijgen en dus te leren en te
ontwikkelen. Je gaat dan een onderscheid maken tussen warden en normen en kan vervolgens
constateren dat in veel culturen de normen verschillen, maar de waarden echter veel minder
verschillen.
Beeldvorming: opvattingen en oordelen die mensen hebben over zowel zichzelf, de eigen groep en
cultuur, als over andere groepen en hun cultuur.
Etnocentrisme:
De universeel voorkomende geneigdheid van groepen om de eigen leefwijze als maatstaf te nemen
voor de (waardering van de) mensheid als geheel. De mate waarin de cultuur van een andere groep
als inferieur en de eigen cultuur als superieur wordt beschouwd, zonder de context daarbij te
betrekken. Het lijkt een universeel proces wat voortkomt uit sociale categorisering.
Vooroordelen: Een oordeel wat je over een ander hebt zonder door een snelle eerste aanname of
door wat je over diegene gehoord hebt. Ook dit is een houding, gebaseerd op de opvatting dat alle
leden van een groep of in ieder geval de meerderheid van hen, over dezelfde eigenschappen
beschikt.
Stereotypen: Een vooroordeel gebaseerd op aangenomen kenmerken van iemands
groepslidmaatschap.
Discriminatie: Het maken van onderscheid. Elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of
voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening
op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek,
economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt
tenietgedaan of aangetast. Hier gaat het niet meer over een houding, maar over gedrag. Een
voorbeeld is discriminatie op basis van ras.
5
, INTERSECTIONEEL ASPECT: VALIDITEIT:
Validiteit:Waardig zijn, van waarde zijn. Iemands lichamelijke, verstandelijke en/of psychische
gesteldheid. Het gaat bij validiteit ook om dik zijn, littekens etc. Het gaat om mensen die om wat voor
(lichamelijke of geestelijke) reden niet aan de norm voldoen.
Validisme: discriminatie van mensen met een handicap (op grond van hun validiteit). Het woord
validisme is veelzeggend omdat de eerste betekenis waardigheid omhelst. Het zegt iets over hoe
mensen mens een beperking bekeken en benaderd worden. Daarom kan dit woord soms als
aanstootgevend opgevat worden.
Vier vormen van validisme:
- Cultureel validisme: hoe wordt er vanuit een cultuur aangekeken tegen handicaps, pijn en pech?
- Institutioneel validisme: in hoeverre zijn kansen gelijk voor mensen met een handicap?
- Interactioneel validisme: in hoeverre beïnvloed het de omgang tussen mensen? Kunnen
gehandicapte mensen meedoen of niet? (Onderschatten of niet serieus nemen, angst voor
iemand die er anders uitziet, het ontkennen van iemands handicap, iemand met een handicap
tot uitzondering maken).
- Verinnerlijkt validisme: je hebt niet meer in de gaten dat mensen met een handicap
gediscrimineerd worden door een diepgewortelde ‘gewoonte’ en mensen met een handicap
gaan geloven dan ze minder zijn. (Vicieuze cirkel).
Vergaande gevolgen van validisme:
- Mensen met een handicap vervallen in een slachtofferrol (link met verinnerlijkt validisme:
vicieuze cirkel).
- Jezelf voorbij lopen doordat je wil laten zien dat je nergens last van hebt.
- Je kan niet als gelijke meedoen, want er wordt veel waarde gehecht aan een perfect lichaam en
een gezonde geest.
Perspectieven van validisme:
- Psychologisch: waarbij de vorm van discriminatie en marginalisatie zit verweven in de gedachten
van mensen.
- Sociologisch: waarbij de vorm van discriminatie en marginalisatie zit verweven in de
maatschappij.
Let op: Je kan validisme pas bestrijden als je, je eerst bewust ervan bent! Dit wordt makkelijker
wanneer mensen met een handicap erover gaan vertellen. Meestal gaat het buitensluiten niet
bewust, de socialisatie is echt van groot belang. Dit kun je gebruiken als interventie.
Oorzaken van validisme:
- Focus op het perfecte lichaam
- Samenleving is niet goed toegankelijk voor mensen met een handicap
- Regels in de maatschappij niet afgestemd: 8-urige werkdagen bijvoorbeeld.
- Beeldvorming over en weer: gehandicapte mensen lijken vaak te denken dat mensen met een
handicap altijd gelukkig zijn en andersom, mensen zonder handicap die denken dat gehandicapte
mensen dus wel ongelukkig zullen zijn.
Beeldvorming en validisme:
- In beeldvorming neemt vaak één categorie de overhand. Onderzoek (Pijpers, 1997) wijst uit dat
mensen met een handicap vaker aangesproken worden op hun handicap dan op hun man of
vrouw zijn. Het sekseverschil lijkt er bij gehandicapte mensen niet toe te doen. Aangezien we
gender als mensen een heel belangrijke categorie vinden, mag je aannemen dat ook andere
kenmerken makkelijk overheerst worden door een handicap. Bijvoorbeeld: sta je er nog bij stil
dat iemand in een rolstoel een seksleven kan hebben (seksualiteit).
6
,- Mensen zijn over het algemeen niet zo happig om hun beelden bij te stellen. Als je denkt dat
gehandicapten vaak verdrietig of ongelukkig zullen zijn, dan zie je iemand die dat niet is makkelijk
als de uitzondering.
- Media: Lucille Werner (vrouw van Lingo) is een grote uitzondering in mensen met handicap die
op tv komen terwijl het niet over hun handicap gaat. De indruk ontstaat zo dat het altijd over de
handicap moet gaan, dat mensen met een handicap wel erg ongelukkig zullen zijn, etc.
- Verinnerlijkt validisme speelt ook een rol. Als je zelf negatief over jezelf denkt is het moeilijk het
beeld van anderen te veranderen.
Validisme en gender op vier niveaus:
- Cultureel validisme en gender: perfect uiterlijk is belangrijk, bepaalde handicaps voor mannen
erger dan voor vrouwen (schoonheid vs. kracht).
- Institutioneel validisme en gender: mannen worden vaak nog sneller aan een baan geholpen
(institutioneel validisme), vrouwen worden geacht thuis te kunnen blijven en krijgen hierdoor
minder kansen, bijvoorbeeld ook op een vervolgopleiding. Geen hulp bij verzorging van kinderen
(hadden ze maar geen kinderen moeten krijgen).
- Interactioneel validisme en gender: ook in interacties speelt je geslacht een rol. Zo zouden
vrouwen minder snel terugschrikken van een gehandicapte partner.
- Verinnerlijkt validisme en gender: socialisatieverschillen maken dan dat je, je gehandicap op een
andere manier draagt: vrouwen die meer geleerd hebben om voor zichzelf te zorgen (voorbeeld
uit boek: is dat per definitie zo?)
INTERSECTIONEEL ASPECT GENDER:
Gender: Dit bepaald deels wat er van je verwacht wordt: van mannen wordt iets anders verwacht
dan van vrouwen. Gender is iets anders dan geslacht of sekse (biologisch begrip). Het is de sociale
betekenis die aan man of vrouw zijn wordt gegeven (sociaal begrip). Gender is veranderlijk.
INTERSECTIONEEL ASPECT SEKSE:
Sekse: Je velt een oordeel op basis van geslacht of gender en hier speelt hiërarchie een rol. Dit
oordeel kan leiden tot het maken van onderscheid: discriminatie op basis van geslacht of gender.
Uiteraard kunnen zowel manen als vrouwen slachtoffer zijn van seksisme. (Seksisme heeft niets te
maken met erotiek!)
Voorbeelden van sekse: Mannen kunnen net als vrouwen slachtoffer zijn van seksisme, als wordt er
bij vrouwen veel meer aandacht aan besteed. Mannen kunnen benadeeld worden op velerlei vlak,
bijvoorbeeld bij mannen die geen ouderschapsverlof op mogen nemen van hun baas (dat is toch de
taak van de vrouw), of mannen die huilen die hierdoor met de nek aangekeken worden (in sommige
gemeenschappen). Ook worden mannen vaak over het hoofd gezien als bijvoorbeeld slachtoffer van
huiselijk geweld.
Heteroseksisme: Een stelsel van overtuigingen dat heteroseksualiteit als superieur acht. Attitudes,
vooroordelen en discriminatie van LGBTQ (Lesbian, Gay, Bi-seksual, Transgender en Queer). LGBTQ
wordt vaak gezien als minder, tweederangs en heteroseksualiteit wordt daarmee de norm. Soms is er
ook een verschil in rechten, zoals het huwelijk en adoptie. Wel is dit subtieler dan homofobie.
Homofobie zou je kunnen omschrijven als daadwerkelijke haat. Eventuele interventie gericht op de
acceptatie van LGBTQ?
7
, INTERSECTIONEEL ASPECT LEEFTIJD:
Leeftijd: De leeftijd in getallen weergeven of een leeftijdscategorie, zoals een oude man of een jonge
hulpverlener.
- Veranderlijk: Anders dan etniciteit en sekse (en in mindere mate gender) is leeftijd veranderlijk.
Dit betekent ook dat iedereen in zijn leven met agisme te maken kan krijgen en waarschijnlijk
ook krijgt.
- Grote heterogeniteit: twee personen van 18, 55 of 67 kunnen totaal van elkaar verschillen, maar
toch worden ze in regelgeving hetzelfde behandeld. Hierdoor kan onterechte bevoordeling of
benadeling plaatsvinden.
Agisme:Negatieve beeldvorming rondom een leeftijdsgroep. Een proces van stereotypering en
discriminatie. Dit komt voor in beleid, binnen organisaties. Bijvoorbeeld bekeken vanuit ouderen: dat
jongeren vaak op hun leeftijd worden gediscrimineerd, zoals leeftijdsgrenzen voor alcohol, niet
aangenomen worden etc.
INTERSECTIONEEL ASPECT LEEFTIJD:
Etniciteit: Perceptie van afkomst, waar je jezelf of een ander je toe vindt behoren. Gevoel van
verbondenheid gebaseerd op taal, cultuur, religie, nationaliteit, uiterlijke kenmerken.
Complex begrip - etniciteit: Wat voor etniciteit heb je als je in Nederland geboren bent, je een vader
hebt met Marokkaanse ouders die zelf in Nederland geboren is en een Franse moeder die al jaren in
Nederland woont? Het woord allochtoon wordt vaak bekritiseerd, omdat het een tweedeling
aanbrengt: van hier en niet van hier, een tweedeling die niet altijd nuttig is en vaak polariserend
werkt, het werkt wij-zij denken in de hand. Uiteindelijk gaat het over waar je, je toe vindt behoren en
niet waar je daadwerkelijk toe behoort. Hierdoor is het dynamisch (veranderlijk). In de VS mag je zelf
je afkomst aangeven, maar in Nederland wordt dit vaak voor je gedaan. Etniciteit wordt in Nederland
vaak toegekend door een ander. Bijvoorbeeld Marokkanen, maar hoe zinvol is dat? Want er zijn
grote verschillen tussen Berbers, Marokkaanse woestijnnomaden en Marokkaanse Arabieren, zoals
hun taal.
Etnocentrisme: De mate waarin de cultuur van een andere groep als inferieur en de eigen cultuur als
superieur wordt beschouwd, zonder de context daarbij te betrekken. Deze houding kan leiden tot
discriminatie op basis van etniciteit (gedrag). Dan verandert etnocentrisme in gedrag en wordt de
ander benadeeld doordat hij geen lid is van een specifieke (vaak dominante) etnische groep.
Racisme: Elk onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur gebaseerd op ras, huidskleur,
afstamming, of nationale of etnische oorsprong die het doel of effect heeft van opheffing of
aantasting van erkenning, genieting of uitoefening, op basis van gelijkwaardigheid, van
mensenrechten, en fundamentele vrijheden in het politieke, economische, sociale, culturele of enig
ander veld van het openbare leven.
Etnisch profileren: Een persoon benaderen op een wijze die enkel te maken heeft met zijn of haar
(vermeende) etniciteit. Bijvoorbeeld: etnische minderheden worden aangehouden, omdat ze tot een
minderheid behoren en niet door wat ze doen. Deze minderheden worden vaker aangehouden en
vaker gefouilleerd. Zulke aanhoudingen zorgen voor schaamte en leiden tot vooroordelen. Ook
wordt het vertrouwen in de politie lager, wat gevolgen heeft voor zowel burger, agent als
maatschappij (minder medewerking, moeilijkheden voor politie en verminderde veiligheid).
Mogelijke interventie: willekeurig preventief fouilleren.
8