Dit is een samenvatting van het vak Parodontologie deel 1 gedoceerd door Driesmans in het tweede semester van het eerste academiejaar Mondzorg aan de UCLL Leuven. Dit is een samenhang van het handboek en de theoretische slides en veel examenvragen van elke les (examens van 2018, 2019 en 2020). Het ...
Werkgroepleren samenvatting Thema 1.8 Blok C
parodontium
Samenvatting Thema 1.8
Alles voor dit studieboek
(43)
Geschreven voor
UC Leuven-Limburg
Mondzorg
Parodontologie deel 1 (BUCLLMMZ07X)
Alle documenten voor dit vak (1)
2
beoordelingen
Door: ilafal-tourayhi • 3 jaar geleden
Door: chiaracb • 2 jaar geleden
Verkoper
Volgen
vanessadv
Ontvangen beoordelingen
Voorbeeld van de inhoud
PARODONTOLOGIE DEEL 1
Hoofdstuk 4: Gingivitis
1. Inleiding
Examenvraag juni 2019-2020: geef de kenmerken van een gezonde gingiva.
Kenmerken van de gezonde gingiva:
- Lichtroze kleur
- Stevige consistentie
- Gestippeld aspect
- Scherpe papillen die de hele approximale ruimte vullen
- Ondiepe pockets (1-3 mm)
- Afwezigheid van bloeding na sonderen
- Afwezigheid van zwelling
- Marginale gingivarand bevindt zich coronaal van de Gc-grens
- Histologisch ontstekingsvrij
In de realiteit komt dit bijna nooit voor doordat de integriteit van het epitheel verbroken is, het tandoppervlak
geen desquamatie (afschilfering) vertoont en doordat de bacteriën die het tandoppervlak koloniseren zich daar
kunnen hechten en niet automatisch verwijderd worden.
2. Klinische gezonde gingiva
Examenvraag juni 2019-2020: men heeft geen gingivitis als men geen symptomen vertoont. Juist/fout?
Het ontbreken van klinisch waarneembare symptomen van gingivitis betekent niet meteen dat men een gezonde gingiva
heeft! Klinisch zichtbare gezonde gingiva is namelijk niet hetzelfde als een histologisch microscopische gezonde gingva.
In klinische gezonde toestand is er meestal toch sprake van een gering ontstekingsinfiltraat onder aanhechtingsepitheel
in het coronale deel van de gingiva (PMN’s, monocyten en lymfocyten), doortrekkende leukocyten in het intacte
aanhechtingsepitheel en productie van creviculaire vloeistof. Deze polymorfonucleaire leukocyten (PMN’s) migreren sneller
door het weefsel naar de pockets dan de monocyten. Het merendeel van de gezonde leukocyten die in de ‘gezonde’ pocket
terechtkomen bestaat dan ook uit PMN’s die dat buiten het weefsel hun fagocyterende functie uitoefenen. Deze PMN’s zijn
afkomstig van het parodontium rondom alle elementen want ze komen in de mondholte terecht via de creviculaire vloeistof. Enige
disfunctie van deze cellen leidt dus sowieso tot ernstige parodontale problemen.
3. Experimentele gingivitis
3.1. Microbiologie van experimentele laesie
Er is een duidelijke volgorde van bacteriële kolonisatie waarbij er een verschuiving is van grampositieve kokken en
staafjes naar gramnegatieve kokken en staafjes naar filament en fusobacteriën naar uiteindelijk spirillen en spirocheten.
Bij de initiële kolonisatie is een belangrijk deel van de bacteriën niet vitaal, maar bij een grotere bacteriële ontwikkeling neemt het
aantal vitale bacteriën wel toe. Zo zijn er bij uitgebreide experimentele gingivitis 166 verschillende soorten bacteriën, en enkele
geassocieerd met gingivitis zijn Actinomyces odontolyticus, Fusobacterium nucleatum, Lactobacillus-soorten, Streptococcus
anginosus, Veillonella parvula en Treponema-soorten.
Verloop van bacteriële kolonisatie:
De kolonisatie van bacteriën in een ontstoken gingiva gaat veel sneller dan in een niet-ontstoken gingiva. Deze begint bij de mens
cervicaal bij de rand van de gingiva. Deze kolonisatie wordt wel bepaald door de samenstelling van de voeding want bij een
eiwitrijk dieet zonder koolhydraten ontwikkelt de plaque zich over hele tandoppervlak terwijl bij een eiwitrijk dieet met koolhydraten
ontwikkelt de plaque zich meer cervicaal. Maar algemeen is het belangrijk om te weten dat naarmate het parodontium meer
ontstoken is, de snelheid van de plaqueaccumulatie toeneemt.
3.2. Het experimentele gingivitismodel (Loë e.a. 1965)
Examenvraag augustus 2019: gingivitis is een irreversibel of reversibel proces? (meerkeuzevraag)
Dit experimentele model heeft aangetoond dat er een causaal verband is tussen gingivitis en de aanwezigheid van
bacteriële plaque op de tanden. De proefpersonen hun gingiva werd eerst volledig gezond gemaakt door bacteriën dagelijks
volledig van de tanden te verwijderen. Daarna mochten ze gedurende 3 weken geen enkele vorm van mondhygiëne toepassen
en dit leidde bij de meeste individuen tot vorming van plaque en gingivitis. Na deze weken werden alle elementen dan plaquevrij
gemaakt en werd de mondhygiëne hervat. Er kon hierbij waargenomen worden dat de gingiva geneest en dat de snelheid en
ernst waarmee gingivitis zich ontwikkelt aanzienlijk verschilt tussen personen. Intrinsieke factoren leiden er dan ook toe dat de
één veel meer aanleg heeft dan de ander voor gingivitis ontwikkeling. –> GINGIVITIS IS EEN REVERSIBEL PROCES
,3 stadia van gingivitis:
Examenvraag juni 2019-2020 (!!!): geef de classificatie van gingivitis aan de hand van de 3 fasen en leg deze uit.
1) INITIËLE LAESIE Deze laesie reflecteert meer de histopathologische situatie van ontstaan van gingivitis.
Optreden:
- Binnen 24 uur na het staken van de mondhygiëne
Vasculaire veranderingen:
- Vasodilatatie en verhoogde permeabiliteit van de capillairen
- Aanvoer van bloed en ontstekingscellen (PMN’s) naar plaats van ontsteking
- Toename leukocyten (lymfocyten en monocyten)
Hoe komt het dat gingiva roder wordt bij ontsteking?:
- Hydrostatische druk neemt toe waardoor openingen ontstaan tussen epitheelcellen
van capillairen en dus neemt de permeabiliteit toe. Hierdoor kunnen vloeistoffen en
eiwitten uittreden uit de capillairen waardoor roodheid opkomt.
2) VROEGE LAESIE Deze laesie reflecteert meer de histopathologische situatie van ontstaan van gingivitis.
Optreden:
- Na ongeveer 1 week plaqueaccumulatie
Klinische veranderingen:
- Eerste symptomen van ontsteking
- Rodere kleur van gingiva (bloedvatverandering)
- Bloeding na sonderen
Histologische veranderingen:
- Verwijde vaten onder top van aanhechtingsepitheel
- Toename van aantal vaten
- Toename van ontstekingscellen
- Degeneratie van fibroblasten in de laesie
- Verdere toevoer van ontstekingscellen
- Proliferatie van basale cellen van aanhechtingsepitheel en sulcusepitheel
→ beschermen van het lichaam tegen de toegenomen bacteriële aanval
- Invasie van epitheliale retelijsten op het coronale deel van de laesie
3) GESTABILISEERDE LAESIE Deze laesie reflecteert meer het histopathologisch beeld van chronische gingivitis.
/ CHRONISCHE GINGIVITIS
Optreden:
- Na 3 weken plaqueaccumulatie
Klinische veranderingen:
- Duidelijk waarneembare ontsteking
- Rodere kleur van gingiva
- Oedemateuze zwellingen van gingiva
- Bloeding na sonderen
Vasculaire veranderingen:
- Toename van creviculaire vloeistof
- Toename van bloedvaten dus bloedt makkelijker
- Optreden van ontsteking exsudaat dat vooral bestaat uit PMN’s
- Ulceratie van pocketepitheel waarbij ook vorming van uitgebreide retelijsten
,4. Vormen van gingivitis
4.1. Chronische gingivitis
Kenmerken van chronische gingivitis:
- Roodheid en zwelling
- Verlies van stevige consistentie en stippeling
- Tendens tot bloeden na sonderen
- Temperatuur in de pocket is licht verhoogd
- Gingiva is niet pijnlijk
4.2. Gingivitis gerelateerd aan lokale factoren
Lokale factoren zoals:
- Subgingivale restauraties
- Overhangende restauraties: bevorderen uitgroei van anaerobe
gramnegatieve bacteriën
- Orthodontische apparatuur: zwelling van gingiva, toename
pocketdiepte en verschuiving naar anaerobe subgingivale flora
4.3. Puberteitsgingivitis
Tijdens de puberteit nemen de prevalentie en ernst van gingivitis
toe, met als hoogtepunt het twaalfde levensjaar. Deze toename
is te wijten aan hogere plaqueniveau, ademhaling via de mond,
crowding en eruptie van elementen. Toch is gebleken dat ook
zonder een toename van hoeveelheid plaque de mate van gingivitis
tijdens puberteit kan toenemen. De oorzaak hiervan ligt bij de hogere
concentraties aan oestrogeen en testosteron, deze hebben namelijk
ook effect op de subgingivale bacteriële flora.
4.4. Zwangerschapsgingivitis
Examenvraag augustus 2019: geef de oorzaak, microbiologie en symptomen van zwangerschapsgingivitis.
Tijdens de normale menstruele cyclus zijn geen klinische veranderingen van de gingiva met het blote oog, maar tijdens
de ovulatie is er een duidelijke toename van de hoeveelheid creviculaire vloeistof. In het tweede trimester van de
zwangerschap nemen de ernst en prevalentie van gingivitis toe. Hierbij ziet men dus een toename van hoeveelheid
creviculaire vloeistof en anaerobe bacteriën, maar ook toename van het bloeden na sonderen en de pocketdiepte. Dus klinisch
gezien ziet zwangerschapsgingivitis er hetzelfde uit als gewone gingivitis, echter is het toch vreemd dat hierbij weinig
plaquevorming optreedt. Dit is te wijten aan de hogere hormoonspiegels en fysiologische micro-vasculaire veranderingen.
Experiment:
Gingivitis werd geïnduceerd bij vrouwen die in hun 25ste zwangerschapsweek zaten maar ook bij vrouwen 6 maand postpartum.
Hierbij zag men dat de plaquescores op beide tijdstippen minimaal waren. Tijdens de zwangerschap was er nog steeds een
zekere mate van roodheid, zwelling en bloeden na sonderen en waren de symptomen van gingivitis dus ernstiger dan postpartum.
Ook de percentages p. intermedia namen subgingivaal toe tijdens de zwangerschap, terwijl dit niet gebeurde postpartum.
Typisch klinisch beeld van zwangerschapsgingivitis:
Examenvraag juni 2019-2020: wat zie je op deze foto, geef de naam en uitleg en de aandoening waarmee het geassocieerd is.
Op deze foto zie je een epulis gravidarum, dit is een circumcripte, soms
gesteelde, rode, uit capillairrijk granulatieweefsel opgebouwde goedaardige
reactieve zwelling van de gingiva. Het komt vooral in het eerste trimester van
de zwangerschap voor en vaak in de BK maar verdwijnt meestal spontaan
postpartum. Het heeft een prevalentie van 0 tot 5%.
,4.5. Gingivitis gerelateerd aan systemische condities
4.5.1. Diabetes mellitus
Bij diabetes mellitus is er een stoornis in de insulineproductie, in het koolhydraat, eiwit en vetmetabolisme maar ook in de
structuur en functie van de bloedvaten. Hierbij bestaan twee typen, namelijk type I waarbij onvoldoende productie is van insuline
door de pancreas, en type II wat een multifactoriële oorsprong heeft want deze gaat gepaard met enige mate van insuline
resistentie maar even goed een defect in productie van insuline. Diabetes mellitus geassocieerde gingivitis bij kinderen
met slecht gecontroleerde type I diabetes blijkt zowel de diabetes als gingivitis onder controle te zijn.
4.5.2. Leukemie
Bij leukemie krijgt de gingiva een blauw/roodachtig aspect en ziet het er glazig sponsachtig uit met veel bloeding ook.
4.6. Gingivitis gerelateerd aan medicatie
Hoe langer iemand medicatie gebruikt, des te groter de kans op
gingivitis. Dus algemeen is te stellen dat de aanwezigheid van
plaque het ontstaan van de gingivale opgroei bevordert en zo is bij
fenytoïne zelfs aangetoond dat sommige patiënten opgroei
vertoonden zelfs met een goede mondhygiëne. Waarschijnlijk speelt
hierbij ook de genetische predispositie een rol.
Enkele voorbeelden:
- Orale contraceptiva: anti-zwangerschap middelen
- Fenytoïne (difantoïne, Epanutin): behandeling van epilepsie
- Diclosporine-A: immunosuppressiva middel om afstotingsreacties bij transplantaties tegen te gaan
- Calciumblokkers (nifedipine): gebruikt bij verhoogde bloeddruk
Deze vertonen allemaal vergelijkbare gingivale zwellingen
,Hoofdstuk 5: Speeksel en mondgezondheid
1. Inleiding
Speeksel is viskeus en elastisch en behoort tot groep van mucosale vloeistoffen (vb: longvloeistof, maagslijm, tranen)
en wordt uitgescheiden door gespecialiseerde klieren. Het is een soort van interface tussen buitenwereld en het lichaam, net
daarom is dit onze eerste verdedigingslinie die functioneert als een bescherming tegen microbiële, mechanische en chemische
bedreiging. Speeksel hecht namelijk gemakkelijk aan oppervlaken omwille van MUC7. In de mond zullen de binnengekomen MO
daardoor omkapseld en geaggregeerd worden waarna we ze dan doorslikken en onschadelijk maken in de maag.
Belangstelling in verband met diagnostiek:
- Aandoeningen van de speekselklieren (Sjögren)
- Diagnostiek van infectieziekten (hiv)
- Afwijkingen van bijnieren en endocriene klieren
- Vaststellen van drugsgebruik
Speeksel Mondvloeistof
- Steriele vloeistof van secretie van speekselklieren - Niet-steriele vloeistof van secretie van speekselklieren
- Bestaat uit 99% water en 1% elektrolieten +
+ - Epitheelcellen
- Componenten uit serum: albumine en immuunglobinen - Serum van beschadigde cellen
- Kleine ongeladen moleculen: ureum, cortisol, hormonen - Micro-organismen
- Virussen (hepatitis B) - Etensresten
- Naso-oro-faryngeale secreten
- Creviculaire secreten
2. Functies van speeksel, belangrijk voor de mondgezondheid
Examenvraag juni 2020: geef 4 functies van speeksel (met korte uitleg) die belangrijk zijn voor de mondgezondheid.
1) Bescherming van de orale weefsels Bufferen van veranderende pH in de mond:
- Alle mondweefsel en gebitselmenten Veranderingen van zuurtegraad kunnen optreden door eten van zuur voedsel
- Epitheel of orale micro-organismen die metabole zuren produceren. Maar de buffering
- Mucosaal weefsel van ons speeksel gaan deze veranderingen in pH tegen.
Door: Mechanische reiniging:
- Specifieke / aspecifieke afweersysteem Het speeksel heeft een spoelwerking waardoor kolonisatie van bacteriën
- MO onschadelijk maken door remmen, minder makkelijk verloopt.
omkapselen, aggregeren, doden
Bescherming tegen slijtage:
Het eiwitlaagje (pellikel) van ons speeksel vormt een bescherming bij kauwen
en onze mucinen in speeksel zorgen voor visco-elastisch gedrag, waardoor
er smerende films zijn die slijtage voorkomen of verminderen.
De- en remineralisatie:
Calcium- en fosfaationen in speeksel voorkomen demineralisatie in licht zuur
milieu maar bevorderen ook de remineralisatie.
Antibacteriële activiteit:
Enkele componenten met antibacteriële, antischimmel en antivirale werking
zijn thiocyanaat, waterstofperoxide, enzymen (lysosym en lactoperoxidase),
eiwitten (lactoferrine) en immunoglobulinen. Deze verschilt per bloedgroep.
Regulatie van de orale microflora:
Omstandigheden in mond zoals vochtige atmosfeer, gematigde temperatuur,
verschillende oppervlakken en regelmatige aanvoer van voedingstoffen
bevorderen de groei van MO. Hiervoor bestaan antimicrobiële systemen die
deze ongecontroleerde infecties voorkomen. Het speeksel zorgt dus voor een
stabiel microbieel ecosysteem dat ervoor zorgt dat potentieel schadelijke
bacteriën niet de overhand krijgen.
, 2) Regulatie van de waterhuishouding De mens produceert 0,5 tot 1,5 l per dag zodat de mond vochtig gehouden
wordt en de slijmvliezen niet uitdrogen, vooral de speekselmucinen (sterk
geglycosyleerde eiwitten) zorgen hiervoor. Onze speekselfilm beschermt
tegen uitdroging, microbiële infecties en inwerking van etsende chemicaliën.
3) Spijsvertering Spijsvertering gebeurt door het enzym α-amylase die zorgt voor het begin van
en smaakgewaarwording vertering van zetmeel. Daarna vormen we een voedselbolus en dan wordt het
kauwproces in gang gezet en slikken we het voedsel door. Smaakgewording
gebeurt door smaakstoffen die oplossen in speeksel en dan transporteren
naar smaakknoppen op de tong om de smaken te kunnen proeven.
4) Wondgenezing In de mond is er een snellere wondheling dan elders omdat het tissue factor
(activator van de bloedstolling) bevat. Daarnaast bevat het ook nog histatinen
die zorgen voor migratie van epitheelcellen bij wondsluiting, en groeifactoren
(IGF) die migratie en deling van epitheelcellen stimuleren. Wanneer speeksel
in contact komt met bloed, zal het complementsysteem in het bloed activeren.
5) Differentiatie en groei van
huid, epitheel en zenuwcellen
3. Vorming en secretie van speeksel
3.1. Speekselklieren en hun uitgangen
Er is gemiddeld ongeveer 1 ml speeksel continu aanwezig in de mond. Dit speeksel bevindt zich vooral thv de mondbodem, vloeit
langs beide zijden van de tong naar dorsaal en wordt dan ingeslikt. Er is geen vermenging van het speeksel van links met rechts.
Glandula parotis Bevindt zich onder de oorschelp en de ductus ervan mondt
uit in de mond thv tweede molaar in BK. Het is een platte,
goed omkapselde klier die bestaat uit 2 lobben (diep en
oppervlakkig) door n. facialis gescheiden. Dit is belangrijk
want wanneer glandula parotis zwelt, kan de n. facialis in
verdrukking zitten met als gevolg uitval van deze zenuw.
Eigenschappen:
- Waterige (sereuze) afscheiding
- Enkel overdag als je wakker bent
Glandula Bevindt zich links en rechts net onder OK en de ductus
submandibularis ervan mondt uit net links en rechts van het tongfrenulum,
thv de caruncula. Het is een ovale klier.
Eigenschappen:
Accessoire Bevinden zich in submucosa - Dikke en vloeibare (seromuceuze) afscheiding
speekselklieren van tong, lippen, wang, keel - Enkel overdag als je wakker bent
mondbodem en gehemelte en Glandula Bevindt zich links en rechts in de mondbodem, één aan
de ductus ervan is kort. Als je sublingualis elke zijde van het frenulum en de ductus ervan mondt uit
een gaasje legt, zie je de dichtbij deze van de glandula submandibularis.
speekseldruppels van deze.
Eigenschappen:
Eigenschappen: - Viskeuze en elastische (muceuze) afscheiding
- 7-8% totale productie - Enkel overdag als je wakker bent
- Continu (ook bij slapen)
Monding glandula parotis: ductus van Stenson Monding glandula submand. en subling.: ductus van Wharton
,3.2. Speekselsecretie
Bij de speekselsecretie zijn 2 gelijktijdige verlopende processen te onderscheiden:
Secretie van eiwitten Secretie van vloeistof met daarin opgeloste ionen en water
Synthese van secretie eiwitten vindt plaats op ribosomen die Water transporteert uit de cel door het osmotisch drukverschil
gebonden zijn aan het ruw endoplasmatisch reticulum (RER). en de secretie hiervan gebeurt dan door speekselklieren. Dit
Tijdens transport naar het Golgiapparaat is nog chemische kan gebeuren via actief transport van Cl- ionen vanuit de
modificatie mogelijk (aanhechting van suikerketens, fosfaat- weefselvloeistof naar de cel, of na prikkeling waarbij passieve
en of sulfaatgroepen). Daarna worden ze verzameld in grote diffusie van Cl- ionen aan apicale zijde van cel optreedt
vacuolen waarin ze dan uitrijpen in secretieblaasjes en bij waardoor osmotisch drukverschil opkomt tussen lumen en
zenuwprikkeling versmelten met celmembraan (exocytose). interstitiële vloeistof. Maar het kan ook door het osmotisch
drukverschil en elektrische potentiaalverschillen en dan wordt
water en Na+ ionen uit interstitium naar lumen gebracht.
Verandering van speeksel tijdens passage door afvoerkanaal:
Examenvraag juni 2020: geef een beschrijving voor het woord acini.
Acinaire vloeistof (primair speeksel) is het speeksel dat door de
acinaire cellen wordt uitgescheiden. De ionensamenstelling ervan
lijkt op die van plasma, en hierbij is een hoge concentratie aan Na+
en Cl- en lage concentratie aan K+ (isotoon met plasma). Maar bij de
passage door afvoerkanalen worden ionen opgenomen door de
ductale cellen, waardoor het speeksel nu verandert naar een
hypotone vloeistof (speeksel dat in de mond komt).
Het gevolg hiervan is de variatie in samenstelling van gestimuleerd en niet-gestimuleerd speeksel:
Niet gestimuleerd speeksel heeft nu een lage ionenconcentratie en gestimuleerd speeksel een hoge ionenconcentratie. Maar bij
een lage secretiesnelheid kan wel sterke resorptie van Na+ en Cl- en mindere absorptie van HCO3+ optreden, al blijven de Ca2+
en fosfaatgehalte wel tamelijk constant.
Regulatie van secretieproces aan de hand van stimuli:
- Olfactorische stimuli: lekker eten ruiken
- Gustatieve stimuli: zuren proeven
- Mechanische stimuli: kauwen op voedsel
- Geneesmiddelen: pilocarpine
- Pijn of druk: slecht passende prothese
- Psychische toestand: toename boosheid, afname stress
4. Eigenschappen van klierspeeksels
4.1. Variatie in dag- en nachtritme
De totale hoeveelheid speeksel bestaat voor de helft uit ongestimuleerd speeksel (in rusttoestand) en voor de andere helft uit
secretie onder invloed van verschillende soorten stimuli. Tijdens de slaap valt vrijwel de gehele speekselsecretie stil, hierbij
bedoelt men dan vooral de glandula submandibularis (70%) maar ook glandula sublingualis en accessoire speekselklieren (30%)
en de glandula parotis secreteert zelfs nauwelijks speeksel. Tijdens de slaap is er dus een hoge viscositeit maar overdag kan
deze viscositeit meer variëren. In rust produceert vooral de glandula submandibularis, terwijl bij het kauwen eerder de glandula
parotis speeksel produceert. De glandula sublingualis is hierbij enkel belangrijk voor de bijdrage van mucinen.
4.2. Variatie in speeksel en klierspeeksels
Er bestaat een grote variatie in samenstelling van klierspeeksels maar ook in de secretiesnelheid binnen éénzelfde persoon maar
ook tussen personen. Het speeksel is afkomstig van verschillende speekselklieren met elk hun eigen samenstelling van
speekseleiwitten en fysisch chemische eigenschappen. De veranderingen in relatieve bijdrage van speekselklieren zal de
consistentie en de stromingseigenschappen van het geproduceerde totaalspeeksel doen veranderen.
De samenstelling en eigenschappen van speeksel zijn afhankelijk van interne en externe factoren:
- Erfelijke aanleg (grootte en activiteit van de speekselklieren)
- Mondhygiëne, dieet, fysieke activiteit en medicijngebruik
- Blootstellen aan externe prikkels (kauwkrachten en smaken)
- De aard en sterkte van de prikkel (zoet, zuur, kauwen, stress)
- Tijdstip van de dag (dag- en nachtritme)
, Verschillende soorten speeksel en klierspeeksels:
Speeksel wordt geproduceerd door verschillende typen klieren en er zijn verschillende secreten met typische biochemische
samenstelling. Ook is het van belang om te weten dat immunoglobulinen door alle speekselklieren uitgescheiden worden.
PAROTIS - Samenstelling vergelijkbaar met water
SPEEKSEL - Stimulatie door kauwen maar ook door smaken zoals zuur (citroenzuur) / zout / zoet / bitter
- Belang: buffering (HCO3-), remineralisatie (Ca2+), pellikelvorming, antimicrobiële
verdediging (agglutinine), spijsvertering (amylase) en wondgenezing (histatine).
SUBMANDIBULARIS - pH is 6,5 en ionen en eiwitconcentratie is te vergelijken met gestimuleerde parotisspeeksel
SPEEKSEL - Stimulatie minder door kauwen maar ook door smaken zoals zuur (citroenzuur) en menthol
- Belang: secretie in rust dus continu speekselfilm op mondweefsels wat beschermt tegen
uitdroging en beschadiging; en aanwezige mucinen waardoor buffering, remineralisatie,
pellikelvorming, antimicrobiële verdediging, spijsvertering en wondgenezing.
SUBLINGUALIS - Continue, trage speekselafgifte maar wel hoge viscositeit (gelei-achtig)
SPEEKSEL - Belang: leveren mucinen wat zachte mucosa beschermt en antimicrobiële bescherming
PALATUM - pH is 7,3 tot 8 en stroperigheid is te vergelijken met submandibularisspeeksel
SPEEKSEL - Kleine speekselkliertjes die na stimulatie uitgeput kunnen worden
- Belang: bevat mucinen en zorgt voor bedekking van palatum met speeksel
LIP - Continue afscheiding van zeer visceus en visco-elastisch speeksel
SPEEKSEL - Belang: bevat mucinen, sIgA, histatinen
TONG - Afscheiding van seromuceus speeksel
SPEEKSEL - Belang: tongpapillen bevochtigen en smaakstoffen naar smaakreceptoren transporteren
WANG - Afscheiding van seromuceus speeksel
SPEEKSEL
CREVICULAIRE - Exsudaat van serum / plasma gebeurt via de sulcus
VLOEISTOF - Bij goede mondgezondheid: weinig creviculaire vloeistof
- Bij ontstekingen: veel creviculaire vloeistof (albumine gehalte↑)
- Bevat soms hemoglobine uit gelyseerde rode bloedcellen (metaalsmaak)
- Bevat proteolytische enzymen uit de gastheer en bacteriën
5. Antimicrobiële werkingsmechanismen in speeksel
5.1. Antimicrobiële peptiden in speeksel
De antimicrobiële peptiden (AMP) gaan bacteriën rechtstreeks doden. Ze kunnen polykationisch voorkomen waarbij ze een
netto positieve lading groter dan +2 hebben, of amfipathisch voorkomen en dit zijn dan moleculen met een hydrofiel en een
hydrofoob domein. Door de positieve lading van het hydrofiele domein zorgen ze voor een binding aan sterk negatief geladen
celmembranen van meeste schimmels en bacteriën, hierdoor raken deze lek en sterft het micro-organisme.
Histatinen Werking: doden veel MO en schimmels en versnellen wondgenezing
Eigenschappen: epitheelcel-stimulerende eigenschappen
Defensinen Werking: doden veel MO en schimmels en versnellen wondgenezing
Eigenschappen: epitheelcel-stimulerende + immuun-modulerende eigenschappen
Cathelicidine Werking: doden veel MO en schimmels en versnellen wondgenezing
peptide LL-37 Eigenschappen: epitheelcel-stimulerende + immuun-modulerende eigenschappen
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper vanessadv. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,99. Je zit daarna nergens aan vast.