HOGO 07 Mestbeleid Alida Prins
Les 1. Mestwetgeving van Alida Prins.
6 lessen mestbeleid.
Tabellen voor de mestnormen krijg je in je tentamen erbij.
Ontstaan van het mestbeleid. Rantsoen efficiëntie benutting mest bodem benutting eigen
voer. In Limburg grote kunstmest fabrieken, daarom zo veel kunstmest gebruik in Nederland, is voor
de economie goed.
Begin jaren ’70 eerste geluiden over toenemende bodem- en watervervuiling.
1984: interimwet beperking varkens- en pluimveebedrijven.
1987: meststoffenwet. Dus productie en transport van dierlijke mest, maximale gebruik van
meststoffen op landbouwgrond en wijze van aanwending.
1991: EU nitraatrichtlijn.
1993: Mestakkoord. Mineralenaangifte: verliesnormen en heffingen, invoering uiteindelijk in 1998.
1998: Minas en varkens- en pluimveerechten. Bij de minas: mineralen aangifte systeem werd er een
balans uitgerekend tussen stikstof en fosfaat, moest je weten hoeveel kunstmest er in de silo zat,
hoeveel er in de put zat en dergelijke. Op een geven moment moest je opgeven hoeveel grond je
had, dus allerlei nieuwe eerste regels voor de veehouders. Achteraf zeggen mensen dat de minas
heel goed werkte. Minas gaat tot 2006, op agrimatie zie je dat er van 1998 tot 2006 het aantal dieren
bijna gelijk blijft.
Nitraatrichtlijn (Europa) gericht op verbetering waterkwaliteit:
- Iedere lidstaat verplicht om actieprogramma op te stellen.
- Nu: in NL 6e actieprogramma betreffende de nitraatrichtlijn (2018-2021). Elke 4 jaar dus een nieuw
plan en als land moet je daar aan voldoen, vanaf 1991.
Na 2006 kwam er het stelsel van gebruiksnormen, dit werd vanaf 2006 verplicht met derogatie.
Derogatie: meer stikstof uit dierlijke mest gebruiken bij min. 80% grasland. Derogatie =
uitzonderingspositie. Minas werd afgeschaft omdat het niet voldoet aan de Europese nitraatrichtlijn.
Minder uitspoeling, beter grondwater dus grondwater = uitspoeling.
Ontwikkelingen in het mestbeleid:
Kaderrichtlijn water (Europa sinds 2000)
- Internationale afspraken over waterkwaliteit.
- Streeft naar goede ecologische toestand van grond- en oppervlaktewater en de daarvan
afhankelijke ecosystemen.
Fosfaatdoelstellingen moeten in 2015 zijn gerealiseerd (172,9 miljoen kg fosfaat). We zouden er in
2015 over heen gaan (172,9), dit kwam door afschaffing melkquotum.
2014: mestverwerkingsplicht, bij onvoldoende plaatsingsruimte een deel van de mest verwerken.
2015: grondgebondenheid/ melkveewet, melkveehouderij kan zonder grond niet groeien.
2016: wetsvoorstel fosfaatrechten melkveehouderij gepubliceerd.
2017: fosfaatreductieplan.
2018: invoering fosfaatrechten melkveehouderij.
Les 2: Rekenen met stikstof en fosfaat
Les 2. Mestwetgeving van Alida Prins
Stelsel van gebruiksnormen: berekenen productie, plaatsing ruimte, mestgebruik per ha en totaal.
Plaatsing ruimte: ha x norm
Productie: vee productie x norm (15 mei)
Bij varkens en kippen gaat het met stalbalans bij productie.
,Doel: voldoen aan EU richtlijnen en verminderen verontreiniging van bodem en water.
Elke landbouwer is verplicht jaarlijks deze berekening te maken en hieraan te voldoen (niet ieder jaar
opsturen, wel klaar liggen als ze langskomen).
Eind januari afhebben voor 1 feb en dan ook plan hebben voor komend jaar.
Forfaitaire normen:
Dierlijke mest – kg stikstof uit dierlijke per hectare.
Stikstof: kg (werkzame) stikstof uit dierlijke mest en kunstmest per hectare.
Fosfaat: kg fosfaat uit dierlijke mest en kunstmest per hectare.
Normen staan op RVO Tabel 1 stikstofgebruiksnormen.
Plaatsingsruimte: praktijk veehouderij: soms dierlijke mest afvoeren en kunstmest aanvoeren.
Stikstof uit dierlijke mest:
Norm: max. 170 kg uit dierlijke mest.
Derogatie: graasdierbedrijven 250 kg stikstof uit dierlijke mest/ 230 kg stikstof uit dierlijke mest bij
overschotgebieden.
Biologische melkveebedrijven geen derogatie.
N Dierlijk (1) N totaal (2) Fosfaat (3)
Plaatsingsruimte 250x100=25000 (gras) 80 x 345 = 25000 80 x 80 = 6400
(mais) 20 x 160 = 3200 20 x 50 = 1000
±28.000 7400
Stikstofdifferentiatie: agrarische ondernemers die de afgelopen 3 jaar hogere opbrengsten hadden
voor suikerbieten, aardappelen, tarwe, gerst op klei mogen extra N gebruiken.
Fosfaat uit dierlijke mest en kunstmest per hectare (tabel 2 gebruiksnormen RVO).
Norm afhankelijk van fosfaattoestand bodem. Pal getal: grasland. PW getal: bouwland.
Derogatiebedrijven geen fosfaatkunstmest. Niet monstert voor fosfaat dan krijg je de laagste norm
(hoogste categorie) minste mest.
Beginvoorraad meststoffen + aanvoer meststoffen + productie dierlijke meststoffen – afvoer
meststoffen – eindvoorraad meststoffen = gebruikte hoeveelheid meststoffen.
Eindvoorraad per 31 dec. = beginvoorraad nieuwe jaar.
Forfaitaire normen (tabel 5) of de best beschikbare normen, dus wanneer er monsters beschikbaar
zijn van mest dient daar mee gerekend te worden.
Aanvoer/ afvoer dierlijke mest: bemonsteren of forfaitair (boer boer transport).
Gebruik VDM (vervoersbewijs dierlijke mest).
Productie dierlijke meststoffen: tabel 4 + 6.
Les 3: Stalbalans
Les 3. Mestwetgeving van Alida Prins (8-10-2019)
Gecombineerde uitgave indienen tussen 1 april en 15 mei.
Landbouwgrond:
, Voor de plaatsingsruimte telt alle landbouwgronden per 15 mei mee, behalve:
- Niet beteelbare onderdelen (bosjes, sloten, houtwallen, mestopslagen, kuilplaten etc.).
- Recreatieterreinen, sportvelden.
- Grond in het buitenland.
- Niet grondgebonden teelten (bijv. teelt in potten of op stellingen).
- Natuurterrein.
- Mestvrije zones langs waterlopen boven NAP (zie de Grondsoortenkaart NL).
Overschot, wat doen:
- Mestvoorraad spelen, teveel uitgereden dan meer mest in put zetten en jaar daarop minder
uitrijden.
- Mestafvoer.
Mestafvoer:
Aan- of afgevoerde mest moet worden gewogen en bemonsterd.
Vrijstelling geldt als er gebruik kan worden gemaakt van:
- Boer-boertransport (10 km hemelsbreed op afstand, 75% fosfaat op eigen grond plaatsen). Zonder
wegen en monsteren.
- Vogelvariant, grond max 2 jaar uit handen geven en dat akkerbouwer bij veehouder mest erop
gooit. 2 jaar later is het weer van de akkerbouwer.
- Levering aan particulieren.
Stalbalans (varkens en pluimvee):
Voor het berekenen van de productie van dierlijke mest van staldieren.
Zoveel mogelijk rekenen met de werkelijke hoeveelheden, zo niet dan de normen uit de tabellen.
Dieren:
De aan-en afvoer van stikstof en fosfaat in dieren wordt bepaalt door het gewicht of het
aantal dieren te vermenigvuldigen met een forfait(tabel 7 RVO)
Je rekent met aantallen, maar als je het gewicht weet kies je voor gewicht.
De begin-en eindvoorraad worden ook op deze wijze vastgesteld.
Voorbeeld van een kippenbedrijf:
Beginvoorraad staldieren voer en eieren + 23.000 + 40.000 + 0 = 63.000
Aangevoerde staldieren + 25.000
Aangevoerd en geproduceerd voer + 1.000.000
Afgevoerde staldieren – 23.500
Afgevoerd voer voor staldieren – 0
Afgevoerde geproduceerde eieren – 500.000
Eindvoorraad staldieren, voer en eieren - 24.500 + 20.000 + 4.000 = 48.500
Gasvormige verliezen, (stikstofcorrectie) – 5750
= Hoeveelheid geproduceerde dierlijke mest 510.250