Samenvatting Stotteren
Leerjaar 2
Stotteren is een chronisch probleem.
Stotteren is vloeiendheidsprobleem, aansturingsprobleem.
Aansturingsprobleem: waarbij het niet lukt om van de ene naar de andere klank te
komen. Waardoor een of meerdere spieren aangespannen blijver, terwijl zij eigenlijk los
moeten laten.
Waarom stotteren = timingsprobleem
Waarom meer of minder = spanningsopbouw
Definitie stotteren Guitar: stotteren wordt gekarakteriseerd door een abnormaal hoge
frequentie of duur van onderbrekingen in de doorlopende spraaktstroom.
Onderbrekingen = herhalingen, verleningen, blokkades.
Oorzaken stotteren:
Binnen elke „soort‟ stotteren kan iedere individu zijn eigen variant met een aantal
verschillende verschijnselen ontwikkelen.
Het onderscheid tussen nature (erfelijkheid, aanleg) en nurture (omgeving).
Veel auteurs spreken van oorzaken of oorzakelijke factoren. Tegenwoordig wordt
vooral gesproken over genoemde uitlokkende, in stand houdende en versterkende
factoren die op basis van aanleg kunnen gedijen.
Aanleg = de meest recente theorieën veronderstellen een genetische factor bij het
ontstaan en de ontwikkeling van stotteren.
Erfelijkheid = aangetoond is dat kinderen van wie één of beide ouders stotteren
een groter risico lopen stotteren te ontwikkelen. Stotteren komt bij mannen vaker
voor dan bij vrouwen. Vrouwen die stotteren, hebben meer stotterende verwanten
dan mannen.
Vloeiend versus niet-vloeiend spreken:
Frequentie onderbrekingen
Pauzes
Ritme
Intonatie en accent
Spreeksnelheid
Kerngedragingen stotteren:
Herhalingen
Verlengingen
Blokkades
Secundaire gedragingen:
Gedragingen die zichzelf worden aangeleerd om uit het kernstottergedrag te
komen.
Daarom stottert iedereen anders
Gevoelens en houding ten aanzien van stotteren.
Hoe langer iemand stottert, hoe meer en heftiger secundaire gedragingen en negatieve
gevoelens en attitude.
Typen stotteren, van Riper:
1. Ontwikkelingsstotteren
2,5-4 jaar
Oorzaak = toevallige omstandigheden
Herhalingen, weinig spanning
, Veel herstelperioden
Kwaliteit normale spraak = goed
Geen spreekangst
Ontwikkeling:
- Toename spanning, verleningen en blokkades
- Frustratie, angst, vermijden
2. Broddelstotteren
Begin zinsproductie, ongeveer 4 jaar
Oorzaak = spraak taal problemen
Nooit echt goed gesproken
Pauzes, revisies, herhalingen
Kwaliteit normale spraak = slecht
Slordig, gejaagd, chaotisch
Onregelmatig spreektempo
Geen spreekangst
3. Traumatisch stotteren
Plotseling, elke leeftijd
Oorzaak = trauma
Verleningen, blokkades
Kwaliteit normale spraak = zeer vloeiend
Zeer bewust, spreekangst
Ontwikkeling:
- Zeer veel spanning
- Angst verschijnselen
4. Aandacht/imitatie stotteren
Na 4e jaar
Oorzaak = aandacht
Plotseling ontstaan
Bizarre gedragingen
Bewust
Geen frustratie/angst
Ontwikkeling:
- Toename duur en zichtbaarheid
- Bewust, geen spreekangst
- Herhalingen, verlengingen
Fasen stotterontwikkeling:
Onstaat meestal in de kindertijd
Bestaat voornamelijk uit herhalingen van klanken en lettergrepen
(ontwikkelingsstotteren)
Op latere leeftijd = verworven stotteren
Stadia stotteren:
1. Normale niet-vloeiendheden
10 of minder niet-vloeiendheden per 100 woorden
Enkelvoudige herhalingen
Herhalingen, tussenwerpsels en revisies (= herziening)
Geen secundair gedrag
Geen bezorgdheid
Onderliggende processen = belaste spraak/taal ontwikkeling en
psychosociale ontwikkeling
2. Grensgeval (borderline) stotteren
11 of meer niet-vloeiendheden per 100 woorden
, Meer dan 2 eenheden in herhalingen
Meer herhalingen en verlengingen, dan revisies en tussenwerpsels
Geen secundair gedrag
Op sommige momenten licht verrast of licht gefrustreerd
Onderliggende processen = belaste spraak/taal ontwikkeling, psychosociale
ontwikkeling, in wisselwerking met aanleg
3. Beginnend stotteren
Snelle onregelmatige en gespannen herhalingen met eventuele fixatie van
articulatiestand tot blokkades
Secundair gedrag = vluchtgedrag
Bewust van niet-vloeiendheden
Toont soms frustratie
Onderliggende processen = geconditioneerde emotionele reacties
veroorzaken overmatige spanning, instrumentele conditionering heeft
vermijding tot gevolg
4. Overgang beginnend/gevorderd stotteren (intermediate)
Blokkades waarbij het geluid onderbroken en de luchtweg afgesloten wordt
Secundair gedrag = vlucht en vermijdingsgedrag
Angst, frustraties, verlegenheid en schaamte
Bovenstaande processen + conditionering van vermijding
5. Gevorderd stotteren
Lange gespannen blokkades, sommigen met tremor
Secundair gedrag = vlucht en vermijdingsgedrag
Angst, frustraties, gene, schaamte, negatief zelfconcept
Bovenstaande processen + cognitief leren
Uitleg over stotteren aan cliënten en omgeving:
A. Van buitenkant naar binnenkant:
Waarneembare en niet waarneembare kenmerken
Buitenkant:
Wat anderen kunnen horen en zien
Herhalingen, verlengingen, blokkades
Secundair gedrag
Binnenkant:
Wat anderen niet zien of horen
Gevoelens zoals schaamte, angst, frustratie, boosheid, minderwaardigheid,
machteloosheid of verdriet
Gedachten
Fysiologische aspecten, zoals zweten, versneld tempo hartslag en
ademritme
B. De metafoor van de ijsberg:
Waarneembaar Spreken
Stotteren
Niet waarneembaar Denken en voelen
, C. Stotteren is wat iemand doet om niet te stotteren.
Stromingen stottertherapie:
1. Stutter Modification Therapy = veranderen stottermoment
2. Fluency Shaping Therpay = nieuwe manier van spreken
3. Integration of approaches = combinatie
Desensitisatie = expres stotteren (dobbelsteen), niet gevoelig zijn voor stotteren.
Stotteren als:
Anatomisch defect
Articulatiestoornis
Ademhaling
Persoonlijksheidsstotteren
Neurofysiologische afwijking (basale ganglia)
Betekenis analyse (BA):
Wat gebeurd er
Hoe reageer ik hierop
Functie analyse (FA):
Manier om dit te beïnvloeden
Transfer:
1. Gewenning aan spreekgedrag
2. Loslaten oude stotterpatroon
3. Cognities en emoties
4. SMART
5. Hiërarchielijst = lijst vanuit spreeksituaties, oefeningen, doelen
6. Evalueren
7. Zelfobservatieschema‟s
Stabilisatie:
Vanaf sessie 1
Houd rekening met een terugval
Broddelstotteren:
Eerst de broddelcomponent behandelen;
Bij voldoende resultaat de laatste restjes stotteren aanpakken met Stutter
Modification Therapy.
Alles wat je verandert in gedrag heeft een kortdurend effect op het stotteren.
Op moment van kritiek (help) wordt er niet gestotterd.
Therapie:
1. Adviesgesprek/oudergesprek
Hoe denkt de cliënt (ouders van de cliënt) over stotteren.
2. Stromingen
a) Fluency Shaping Therapy
- Uitbreiden momenten van vloeiende spraak
- Personen met lage stotter frequentie en lage stotterernst
b) Stuttering Modification Therapy
- Leren aanpassen van de momenten van stotteren
- Personen met ernstig secundair stottergedrag