HC 7: aansprakelijkheidsrecht: immateriële schade (‘ander nadeel’ in de wet)
Immaterieel leed > smartengeld is vergoeding voor immaterieel leed
pijn, verdriet, neurose, depressie, rouwgevoelens, angst, nachtmerries, herbeleving van het
ongeval, fobieën, verlies van emoties, stemmingswisselingen, verzwakt verheugen,
verminderde reuk en smaak, concentratiestoornissen, verlies van seksuele gevoelens,
onvervulde kinderwens, afbreken van studie, kortere levensverwachting, afhankelijkheid,
verminderde huwelijkskansen etc. > het is allemaal gederfde levensvreugde
Uitgangspunten schadevergoedingsrecht toegepast op smartengeld:
• ieder draagt zijn eigen schade:
Geen smartengeld bij louter onbehagen
Alleen binnen de grenzen van art. 6:106 BW: “voorzover de wet op vergoeding
hiervan recht geeft.”
• volledige vergoeding van werkelijk geleden schade:
Functie van smartengeld: niet zozeer compensatie, maar: erkenning, genoegdoening
• schade wordt in beginsel concreet berekend
Maar: smartengeld naar billijkheid (art. 6:106 BW aanhef)
• alleen de gelaedeerde heeft recht op schadevergoeding
Maar: shockschade, affectieschade
Geen smartengeld bij louter onbehagen > je moet behoorlijk wat geestelijk letsel hebben
om immaterieel leed vergoed te krijgen, voor vergoeding moet er substantieel leed zijn.
Rb. Noord-Nederland 1 maart 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:715
“niet alle negatieve emoties even gemakkelijk als persoonsaantasting kwalificeren” (r.o.
4.4.1)
Vgl. HR 29 oktober 1993, NJ 1994, 107 (Kraaiende krielhanen) > meneer had een buurman
die kraaiende krielhanen op zijn dak had staan. Meneer had een administratiekantoor aan
huis en hij kon na verloop van tijd zijn werk niet meer doen door het geluid. Hij werd ziek,
zijn huwelijk ging er aan. Hier was sprake van substantieel leed.
versus
Hof Amsterdam 6 december 2007, NJF 2008, 300 > meneer Po had last van het gekrijs van
kinderen van een kinderdagverblijf bij hem in de buurt. Hij sprak ze aan voor onrechtmatige
hinder. De rechter zegt: de kinderen hebben maar een paar keer per dag speelkwartier, als
je er zoveel last van hebt, zorg er dan voor dat je ramen op dat moment dicht zijn. Het leed
van meneer was niet substantieel genoeg om hier schadevergoeding voor te geven.
, Artikel 6:106 BW > smartengeld is alleen aan de orde binnen de grenzen van dit artikel
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar
billijkheid vast te stellen schadevergoeding:
a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen;
b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam
(reputatieschade) is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast;
c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene
en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde
partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting
plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben
gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.
Art. 6:106 sub a: Oogmerk
Je hebt het opzet om een ander immaterieel leed toe te brengen. Als het immaterieel leed
een toevallig gevolg is, dan valt het niet onder sub a. Voorbeeld: het plaatsen van een fictief
overlijdensbericht, het beschadigen van zaken met affectieve waarde.
HR Oogmerk: een vader doodt om zijn ex-vrouw pijn te doen hun eigen kind. Hier heeft de
vrouw recht op smartengeld op grond van art. 6:106 sub a.
Een ander recenter voorbeeld is het castreren van een tophond zodat de fokker geen
stamboom kan voortzetten. Ook hier werd schadevergoeding toegekend op grond van art.
6:106 sub a.
Art. 6:106 sub b: lichamelijk letsel > brengt altijd pijn of verdriet met zich. Maar stel dat je
nu slechts een schram of een blauw oog oploopt? Heb je dan ook recht op smartengeld?
HR 29 juni 2012, LJN BW1519:
In geschil: benadeelde heeft ‘slechts’ blauw oog: de minimis non curat praetor?
Lichamelijk letsel: “De (…) omstandigheid dat eiser aan de mishandeling een blauw oog heeft
overgehouden, en dus lichamelijk letsel heeft opgelopen, geeft hem op grond van art. 6:106
lid 1 onder b BW [oud] recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Zonder
nadere toelichting valt niet in te zien dat dit letsel te gering is om voor enige vergoeding in
aanmerking te komen.” > dus in principe komt elk lichamelijk letsel voor smartengeld in
aanmerking. Als de rechter vindt dat het lichamelijk letsel echt te gering is voor vergoeding,
dan moet hij dit in ieder geval motiveren.