Anatomie en Fysiologie H13.5 & 13.6
Het oog: complex orgaan waarvan de fotosensoren het ‘’hart’’ vormen. De overige delen van het oog
en de hulporganen staan ten dienste van de goede werking van de fotosensoren.
Bouw: de bulbus oculi (oogbol) heeft een diameter van 24mm, aan de voorkant puilt die iets uit,
hierdoor is die 25mm. Hij bestaat uit 3 lagen van buiten naar binnen: harde oogrok, vaatvlies,
netvlies.
Sclera (harde oogrok):
Wit, dik en stevig bindweefselkapsel uit collagene vezels
Functie: in stand houden van ronde oogbolvorm: de sclera biedt tegendruk aan de vloeistof
in het oog -> met 6 korte pezen zit hij vast aan de oogbol
Aan de achterkant gaan de sclera over in N. opticus en in de schedelholte in dura mater
(harde vlies)
Cornea (hoornvlies): doorzichtige gedeelte aan de voorkant
Limbus cornea (rand): waar het doorzichtige overgaat in wit
Choroidea (vaatvlies):
Bekleed binnenkant van oogbol (behalve cornea)
Dun, goed doorbloed vlies, zorgt voor bloedvoorziening
Zet dicht voort rond de oogzenuw en gat in de schedelholte over in Pia mater (zachte vlies)
Ter hoogte van limbus cornea gaat die los van de sclera en gaat die over in de iris
(regenboogvlies), de pigmentatie van de iris bepaald je oogkleur
Pupil: ronde opening in de iris en bevat 2 spiertjes die zorgen voor de pupilreflex
Corpus ciliare (straalvormig lichaam): waar de chordoidea overgaat in de iris is een verdikking
die komt door een kringspier (M. ciliaris), de verdikking is corpus ciliare. Vanuit hier zijn
lensbandjes: dunne peesvezels waar de lens aan is opgehangen
Retina (netvlies):
Ligt tegen de chordoidea aan en bestaat uit 2 lagen:
1. Buitenste: dun, zwart gepigmenteerde epitheel laag
2. Binnenste: om deze laag gaat het: de fotosensoren en zenuwweefsel, lees hieronder
gepigmenteerde laag -> De fotosensoren zelf (staafjes en kegeltjes) liggen hier tegenaan -> er
volgt een laag schakelneuronen -> dan komen afferente neuronen op 1 plek samen ->
zenuwbundel -> gaan door de oogbol als N. opticus naar de hersenen.
Blinde vlek: plek waar de zenuwbundel het oog verlaat (hier geen staafjes en kegeltjes). Ook
komt hier een arterie binnen die vertakt in retina in capillairnetwerken. Het bloed verlaat
hier ook weer via venen.
Macula lutea (gele vlek): ligt in verlengde van optische as en bevat gele pigmenten die als
lichtfilter werken. Het centrum hiervan is een kuiltje en heet fovea centralis: de afferente en
schakelneuronen wijken iets hier opzij waardoor het meteen op fotosensoren komt (op deze
plek zie je het scherpst)
, Inwendige bouw vd oogbol: de volgende delen kan je onderscheiden: lens, glasachtig lichaam,
oogkamers.
Lens: opgehangen aan lensbandjes en bestaat uit epitheelcellen. Door de rangschikking en ontbreken
van bloedvaatjes is hij glashelder.
Glasachtig lichaam (corpus vitreum): ruimte achter de oogbol bestaat uit geleiachtige substantie
omgeven door een vlies: glasachtig lichaam
Oogkamers: de oogbol heeft er 2 en zijn via de pupil met elkaar verbonden. Ze zijn gevuld met
kamerwater wat wordt gemaakt door bloedvaten in corpus ciliare. Het water gaat via de achterste
kamer naar de voorste en dan via het kanaal van Schlemm afgevoerd. Het water is voor voeding van
de lens en hoornvlies
1. Voorste oogkamer: ruimte tussen de cornea en iris
2. Achterste oogkamer: ringvormige ruimte russen de iris en lens.
Zien:
komt tot stand door het prikkelen van de fotosensoren, deze zet de lichtprikkel om in een
impuls.
Bij de visuele waarneming zijn 2 begrippen belangrijk:
1. Gezichtsveld: het gebied dat, met gefixeerd hoofd, met één oog wordt waargenomen
2. Blikveld: het gebied dat met beide ogen wordt waargenomen
Het tot stand komen van de visuele waarneming kan in 4 fasen worden verdeeld:
lichtgeleiding, accommodatie, lichtverwerking , beeldvorming
Lichtgeleiding:
De structuren zijn glashelder (cornea, voorste oogkamer, achterste oogkamer, lens en
glasachtig lichaam)
Ze hebben een lichtbrekende werking die je kan vergelijken met een vergrootglas (brekende
media), deze is zo sterk dat alles omgekeerd en verkleind op net netvlies komt (omkeerlens)
Bolheid speelt een grote rol, hoe boller de structuur -> sterker de lichtstralen afbuigen
Te veel licht kan het netvlies overbelichten -> geen waarneming en beschadiging en Bij te
weinig zie je niet genoeg.
Dit wordt geregeld door de pupilreflex (kringspiertjes). Verwijding gebeurd door m. dilatator
en vernauwing door m. sphincter pupillae
Accommodatie:
Alleen de lens kan platter of boller gemaakt worden: platter->lichtbreking minder sterk
Als je in de verte kijkt zijn je lenzen zo plat mogelijk en zo omgekeerd. Het aanpassen van de
lens aan de afstand van het voorwerp heet ‘’accommodatie’’
3 belangrijke begrippen in verband met accommodatie zijn:
1. Vertepunt: op ongeveer 25m afstand, oog hoeft niet te accommoderen en de lens is
plat en ontspannen