Colleges Pediatrie en Pediatrische Psychologie
Leerdoelen vak Pediatrie:
Definiëren van medische en psychosomatische aandoeningen en
ontwikkelingsstoornissen
De oorzaak, klachten en behandelingen van deze aandoeningen benoemen en
beargumenteren
Beschrijven en beargumenteren welke mogelijke factoren (medisch, psychosociaal,
genetisch en demografisch) zijn gerelateerd aan de aandoeningen of stoornissen
Beargumenteren en motiveren van de inhoud, vorm en doelstellingen van mogelijke
behandelwijzen en follow-up (medisch & psychosociaal)
Uiteenzetten ven verklaren van de relatie tussen aan bod gekomen aandoeningen en
psychosociale problematiek bij kinderen en adolescenten.Je moet het kunnen uitleggen
en verduidelijken
Op basis van een verwijsbrief van de arts een intakegesprek kunnen voorbereiden, tot
een diagnose of conclusie kunnen komen.
Behandeladviezen geven aan de hand van de resultaten van een psychologisch
onderzoek.
Voorbeelden kunnen noemen van instrumenten die je hierbij kan inzetten (diagnostiek)
Je moet een onderzoeksvraag en hypothesen kunnen formuleren.
Bijpassende figuren kunnen tekenen en uitleggen
Welk design, populatie, instrumenten en analyse heb je nodig om de onderzoeksvraag te
kunnen beantwoorden
College 1: Introductie & Kwaliteit van Leven
Inhoud college 1:
Geschiedenis van de Pediatrische Psychologie
Pediatrische Psychologie in het algemeen
o Definitie
o Ontwikkelingsperspectief
o Context
o Kinderen met een chronische aandoening
o Behandeling: symptoomverlichting & optimaliseren van de KvL
Onderzoek
o Evidence-based Medicine & Practice
Praktijk van de Pediatrie
Kwaliteit van Leven
Belang van KvL
Wat is KvL
Doel onderzoek naar KvL
KvL instrumenten
1
, KvL metingen bij kinderen
Uitdagingen
Geschiedenis
Rond 1890 start de Pediatrische Psychologie. Toen kwam er een school voor en
ontstonden er casestudies. Er werd ook een pediatrisch tijdschrift opgericht.
In 1920 begonnen kinderartsen en psychologen de link te herkennen tussen psychologie
en kindergeneeskunde. Gesell ontwikkelden normen voor bv. groei en ontwikkeling.
In de jaren ‘60 kwam de daadwerkelijke samenwerking tussen psychologie en
kindergeneeskunde. Wright richtte een wetenschappelijk tijdschrift op. Het kreeg ook een
group identity.
Er was een formele organisatie voor het nieuwsbericht en er kwamen nog specifiekere
trainingen. Door toegepast onderzoek steeg de kennis.
Moderne geneeskunde
Er is een forse toename te zien in het aantal chronische aandoeningen bij kinderen. Dit komt
door de verbeterde medische zorg. Hierdoor overleven kinderen makkelijker bv.
geboortedefecten en ze hebben een langere levensverwachting. Zo worden elk jaar 600
kinderen gediagnosticeerd met kanker. Ongeveer 10-15% van de kinderen heeft een
chronische aandoening.
Ontwikkelingsprocessen kunnen verstoord raken door het leven met een chronische
aandoening. Dit kan zijn op psychisch, sociaal of maatschappelijk vlak. Er moet dan gekeken
worden naar welke belemmeringen er zijn en welke ondersteuning daarbij nodig is.
Behandeling wordt ingezet op het reduceren van de symptomen en het optimaliseren van
kwaliteit van leven. Kinderen moeten leren leven met de lichamelijke klachten die komen
kijken bij een chronische of langdurige aandoening. Dit wordt zowel in de wetenschap als in
de praktijk gedaan.
Betekenis chronische ziekte
Je bent minimaal drie maanden gehinderd in het normale functioneren of je hebt een
ziekenhuis opname van minimaal een maand in een jaar tijd.
Aandoeningen die nog niet te genezen zijn en zich kenmerken door episoden van ziekten
over langere tijd.
Ministerie van volksgezondheid: onomkeerbare aandoeningen die geen uitzicht bieden
op volledig herstel. Ze hebben een gemiddeld lange ziekteduur. Deze definitie wordt het
meeste gehanteerd.
Deze definities bieden ruimte voor interpretaties waardoor schattingen variëren.
Pediatrische Psychologie: relatie tussen het psychologisch welbevinden en de fysieke
gezondheid van een kind dat zich ontwikkelt, rekening houdend met de context. Context: als
een kind heel jong diabetes krijgt, hebben de ouders de volledige verantwoording voor de
zorg. Naarmate het kind ouder wordt en bv. naar de basisschool gaat is het de bedoeling dat
het kind het steeds meer zelf gaat doen. Hoe pak je dit aan als het kind hier geen zin in
heeft? Het is wel heel belangrijk dat dit goed gedaan wordt elke dag, kan anders tot ernstige
gevolgen leiden.
Het feit dat een kind of de ouders zich tot een medisch specialist wenden met bepaalde
klachten, zoals buikpijn, maakt het kind onderwerp tot de pediatrische psychologie. De
pediatrische psychologie houdt zich bezig met de psychologische aspecten van het ziek zijn.
Hier vallen ook psychologische factoren die leiden tot een somatische ziekte onder. Ziekte
leidt echter ook tot psychologische gevolgen:
2
, Het verandert het gedrag
Hoe is de leefstijl?
Ben je therapietrouw?
Hoe zijn de cognities met betrekking tot de ziektebeleving en acceptatie?
Hoe ga je er emotioneel mee om: heb je angst, verlies je de controle?
Persoonlijkheid
Angst (bv. faalangst, angst voor prikken)
Stress
Leefstijl
We leveren een bijdrage aan de zorg voor kinderen als hulpverlener. Kinderen hebben
verschillende aandoeningen zoals astma, diabetes, kanker, ernstige vroeggeboorte, cystic
fibrosis, hartafwijkingen, spina bifida, hemofilie, epilepsie, nierfalen, sikkelcelziekte,
kinderreuma, obesitas.
Bij kankerpatiënten wordt vaak een medicijn voorgeschreven tegen de misselijkheid van de
chemo. Dit kan echter leiden tot slecht slapen en gedragsproblemen. Hier kun je als
psycholoog op inspelen. Je hebt overleg met artsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten etc.
Je hebt ook altijd in grote mate te maken met de ouders. Je werkt dus wel zowel met
volwassenen als kinderen. We kunnen ook helpen de coping met de gevolgen van de
chronische aandoening en verstoorde ontwikkeling te verbeteren.
Een pediatrisch psycholoog komt in actie na verwijzing door een medisch specialist,
rechtstreeks of in het kader van deelname aan behandelteams. Een enkele keer na
verwijzing door de eerstelijnszorg (huisarts). Je begint met het inventariseren van de:
Ziekte
Klachten en problemen
Risico- en beschermende factoren
Lichamelijke en psychologische contextuele factoren.
Dmv van gestandaardiseerde tests en vragenlijsten ga je in kaart brengen:
Intelligentie
Neuropsychologisch functioneren
Persoonlijkheid
Copingstrategieën
Kwaliteit van leven
Je brengt alleen in kaart wat ook relevant is.
Daarna kun je gaan behandelen. Dit kan individueel: coping, probleem oplossen, veerkracht
versterken. Ook protocollaire groepsbehandelingen worden ingezet. Aanpak is afhankelijk
van de ziektefase en de ontwikkelingsfase. Daarnaast heb je ook veel multidisciplinair
overleg (MDO). Als pediatrisch psycholoog zie je een grote verscheidenheid aan
aandoeningen, werkplekken, systemen en rollen.
Evidence based medicine = klinisch handelen dient gebaseerd te worden op
gedocumenteerde effectiviteit en doelmatigheid van behandelingen. Gouden standaard
hierbij zijn de randomized controlled trials. Je moet echter ook kijken naar de klinische
significantie. Wat betekent bv. een toename van 5 punten bij kwaliteit van leven? Traditionele
statistiek wordt meer ingeruild door meer sophisticated statistiek.
Bij efficacy studies ga je participanten random toewijzen aan een groep in een
gecontroleerde omgeving om een interventie te ontwikkelen.
Bij effectivity studies ga je een bestaande interventie testen.
3
, Nog steeds komt het veel voor dat er behandelingen worden toegepast die niet echt
evidence based zijn. Je weet dus niet of ze effectief zijn. Er moet dus onderzoek gedaan
worden naar of die behandelingen wel werken (effectivity)
Andersom werken wetenschappers ook nauwelijks in de praktijk en onderzoeken ook
dingen die niet relevant zijn voor de praktijk. Dit zou meer afgestemd op elkaar moeten
worden.
Evidence-based medicine en practice zorgde voor het dichten van het gat tussen
wetenschap en praktijk die hiervoor wel bestond. Mogelijk waren clinici uit de praktijk
hiervoor niet op de hoogte van termen als evidence-based.
Functionele klachten: obstipatie, buikpijn, hoofdpijn, zindelijkheid zie je ook veel binnen de
pediatrische psychologie. We doen het meeste met diabetes, functionele klachten,
zindelijkheid, obesitas en andere eetproblemen, NAH, neonatologie, genderdysforie,
prenatale stress, ASS + ADHD en video interactie begeleiding (VIB).
Meten van kwaliteit van leven bij kinderen met een chronische aandoening
Kwaliteit van leven: psychologische en sociale gevolgen van ziekte en behandeling. Er is
sprake van een toename van het aantal patiënten met een chronische aandoening.
Daarnaast zijn patiënten ook steeds mondiger en willen ook steeds meer zelf doen.
De WHO definieert kwaliteit van leven als het geheel van lichamelijke, psychische en sociale
gevolgen van een ziekte en/of behandeling zoals de patiënt die ervaart. Er zijn drie
verschillende domeinen: fysiek, mentaal en sociaal. HS = health status, FS = physical status.
Het is subjectief. 2 mensen kunnen precies dezelfde gezondheidstoestand hebben, maar
een verschillend kwaliteit van leven. Kinderen zijn vaak een stuk flexibeler dan volwassenen.
Een kind die niet kan lopen weet ook niet beter en vindt wel een andere manier om met de
andere kindjes te spelen. Kwaliteit van leven is gerelateerd aan de gezondheid,
multidimensionaal en subjectief.
Onderzoek van kwaliteit van leven
Kwaliteit van leven onderzoek kan op verschillende manieren: beschrijvend onderzoek,
vergelijkend onderzoek en voorspellen van de overleving.
Beschrijvend onderzoek:
o Beschrijven van verschillen tussen en binnen groepen
o Veranderingen in kwaliteit van leven
o Wordt het beter of slechter over verloop van tijd?
o Er wordt ook aan voorspellend onderzoek gedaan. Jongens hebben vaak een hogere
kwaliteit van leven dan meisjes, is een direct effect.
Ernst van ziekte heeft een indirect effect op kwaliteit van leven.
Ziekte-specifiek functioneren = mate en ernst van symptomen, emoties mbt de ziekte.
Vergelijkend onderzoek: Behandelingen worden ook vaak vergeleken. Je gaat bv.
vergelijken wel of geen stoma. Hierbij is de mate van overleven gelijk. Je gaat dan kijken
welke behandeling de hoogste kwaliteit van leven oplevert.
Sociodemografische Ziekte-specifiek Kwaliteit van
factoren functioneren Leven
Leeftijd Symptomen Fysiek
Geslacht Emoties Mentaal
Gezinssamenstelling Psychosociaal Sociaal
functioneren
Klinische factoren Schoolhouding
Ernst van de ziekte Atletische vaardigheden
4
, Bijkomende aandoeningen Eigenwaarde
Vragenlijsten
Hoe je zelf je kwaliteit van leven ervaart, dus subjectief, kun je het beste meten met
vragenlijsten. Artsen vinden echter self-report vragenlijsten onbetrouwbaar. Ze lijken echter
betrouwbaarder dan harde klinische maten zoals tumorgrootte te zijn. Die zijn lastiger te
meten, kan verschillen per keer, je kan het ook lastig meten. Daarnaast heeft de een een
hoog kwaliteit van leven bij een grote tumor en de ander een lage kwaliteit. Tumorgrootte
zegt dus niet altijd iets over kwaliteit van leven.
Het beste is om een bestaande vragenlijst te gebruiken bij het meten van kwaliteit van leven
of anders een goede te gaan ontwikkelen. Een vraag als hoe gaat het met je werkt niet, het
is te breed en vaag. Je hebt algemene vragenlijsten voor kwaliteit van leven, maar ook
ziekte-specifiek. Echter zijn er ook aandoeningen die zo zeldzaam zijn dat ze geen
specifieke vragenlijst hebben. Dit kun je dan wel gaan ontwikkelen, maar dan moet eerst de
betrouwbaarheid en validiteit vastgesteld worden.
Generieke vragenlijsten kun je voor gezonde en zieke kinderen gebruiken, gaat dus
niet over een bepaalde ziekte. Voorbeeld: word je weleens misselijk en hoe voelde je
daarbij? Vraagt naar alle domeinen.
Ziekte-generieke vragenlijsten voor kwaliteit van leven zijn gericht op gevolgen van
ziektes die gelden voor alle kinderen met een chronische aandoening, zoals het
ondergaan van behandelingen en omgaan met emoties. Je kunt hiermee kinderen met
verschillende aandoeningen met elkaar vergelijken. Het is niet geschikt voor gezonde
kinderen. Worden niet veel gebruikt.
Ziekte-specifieke vragenlijsten zijn gevoeliger voor veranderingen.
o Deze vragen zijn gericht op de gevolgen en/of behandelingen van een specifieke
ziekte.
o Je kunt dan binnen een aandoening kinderen met elkaar vergelijken zoals jongen vs.
meisje, matige ernst vs. ernstig.
o Naast de hogere gevoeligheid, hebben ze ook de hoogste klinische relevantie.
o Er is een nauwe aansluiting van de parameters voor de arts en de individuele
behandeling.
Vaak wordt er een combinatie gebruikt van een generiek instrument met ziekte-specifieke
modules. Hiermee kunnen patiëntgroepen vergeleken worden en verkrijg je informatie over
een specifieke ziekte. Natuurlijk moeten deze vragenlijsten voldoen aan de basale
psychometrische eisen: betrouwbaarheid, validiteit, hanteerbaarheid.
Bij het klikonderzoek wordt KvL standaard meegenomen door de arts bij kinderkanker.
Ouders/kinderen vullen dit van tevoren in, resultaten worden besproken tijdens het consult.
Dit kan ook herhaald worden. Je kunt dan makkelijk de vooruit- of achteruitgang per domein
bespreken. Patiënten zijn echt een stuk tevredener als artsen ook vragen naar het
psychische en sociale deel. Voor ouders en kinderen kan het ook heel fijn zijn om zo’n
kwaliteit van leven profiel te hebben. Geeft een visuele samenvatting en je kunt vergelijken
met normgegevens binnen de aandoening, met andere aandoeningen en met gezonde
kinderen. Kinderen vinden het ook vaak leuk als het met de computer kan.
Artsen die de kwaliteit van leven vragenlijsten gebruiken, signaleren vaker psychologische
en in mindere mate lichamelijke problemen. Is dus een heel handig instrument voor de
doorverwijzing, geeft beter inzicht in de problematiek. Omdat patiënten het heel fijn vinden,
verminderen zulke gesprekken ook de negatieve gevoelens.
5
,Voor jongere kinderen bestaat er de uitdaging hoe je die gaat testen. Kan het alleen via de
ouders of kun je de vragenlijsten ook aanpassen dat de kinderen het ook kunnen? Je kunt
bv. de vragen korter en simpeler stellen en voor de score smileys gebruiken. Kinderen zijn
vaak te jong om een kwaliteit van leven vragenlijst in te kunnen vullen (vanaf 8 jaar kan het
wel). Dan wordt de ouder en soms de expert gebruikt als proxy. Tegenwoordig wordt vaak
beiden gebruikt, omdat het elkaar enorm aanvult en het blijft natuurlijk enorm subjectief.
Bij gezonde kinderen zie je dat kinderen zichzelf een lagere kwaliteit van leven geven dan
ouders. Bij zieke kinderen is dit andersom. Kinderen leven echt van dag tot dag. Als ze een
keer ruzie hebben, dan heeft dat grote invloed op hoe ze dan een gerelateerde vraag aan
ruzie beantwoorden. Bij zieke kinderen heb je een hogere overeenstemming tussen ouders
en kinderen, die hebben ook meer contact omdat er veel geregeld moet worden etc. Dit zie
je ook bij de zichtbare domeinen.
Een laatste uitdaging is dat klinische relevantie niet hetzelfde als statistische significantie. Als
je grote steekproeven hebt, dan krijg je al gauw significante p-waardes bij hele kleine
verbeteringen. Patiënt voelt zich alleen echt niet beter als hij 2 punten hoger scoort op een
kwaliteit van leven vragenlijst.
Samenvatting college 1:
Geschiedenis van de Pediatrische Psychologie
Pediatrische Psychologie in het algemeen
o Definitie
o Ontwikkelingsperspectief
o Context
o Kinderen met een chronische aandoening
o Behandeling: symptoomverlichting & optimaliseren van de KvL
Onderzoek
o Evidence-based Medicine & Practice
Praktijk van de Pediatrie
Kwaliteit van Leven
o Belang van KvL
o Wat is KvL
o Doel onderzoek naar KvL
o KvL instrumenten
o KvL metingen bij kinderen
o Uitdagingen
College 2: Longziekten
Astma
Inhoud college Astma
Wat is astma
Herkenning
Behandeling
o Medicatie
o Vermijden prikkels
Preventie van astma op de jonge kinderleeftijd
Psychosociale aspecten
6
,Het komt vaak voor dat hele jonge kinderen (2-3 jaar) een piepende ademhaling (wheezing)
en benauwdheidsaanvallen hebben, maar geen astma hebben. Astma: aanvalsgewijs
optredende reversibele obstructie van de lagere luchtwegen in de borstkas.
Aanvalsgewijs: komt in periodes op en soms heb je er ook geen last van.
Obstructie: vernauwd, verstopt.
Astma wordt pathofysiologisch gekenmerkt door bronchoconstrictie, bronchusobstructie
en bronchiale inflammatie.
De bronchiën zijn dus vaak ontstoken en verstopt/vernauwd bij astma.
Luchtwegen vernauwen als reactie op prikkels en keren ook weer terug naar de originele
breedte.
Bij astma zijn de bronchiën vernauwd = lagere luchtwegen. Dit komt door het
samentrekken van de spiertjes, opgezwollen slijmvlies en de vorming van slijm.
Duidelijke link aanwezig bij astma, deze ontbreekt bij de piepende peuters
Astma is een ernstige, chronische ziekte.
Diagnose vindt plaats op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek. Bij de piepende
peuters zie je een grote overeenkomst in symptomen van astma en andere respiratoire
aandoeningen. Echter na de anamnese en lichamelijk onderzoek, vind je geen bewijskracht
voor een aandoening. Ontstekingswaarden zijn niet verhoogd, longfunctie is normaal, geen
vernauwingen in de bronchiën te vinden.
Vanaf de jaren ’70 zag je een toename in opnames door astma, komt waarschijnlijk door
onze westerse manier van wonen en leven. Toename sterkst bij hele jonge kinderen tot 4
jaar. Vanaf de jaren ’90 zag je een sterke daling door de ontwikkeling van goede medicijnen.
Nu hebben we die winst gehad, zitten nog steeds hoog. Per jaar sterven 2-4 kinderen aan
astma.
Veel ouders ervaren astma echt als een stempel, je hebt nu een chronische aandoening. Alle
astmatische kinderen piepen, maar veel piepende kinderen hebben geen astma. Er bestaan
verschillende termen voor de piepende peuters, dit geeft aan dat we niet zo goed weten wat
er nu aan de hand is. Wel zijn we erachter dat deze kinderen meerdere triggers hebben en
een groot gedeelte zijn viral induced. Ze krijgen dus een piepende ademhaling als ze
verkouden zijn of een ander virus hebben opgelopen. Kinderen worden 10-15x verkouden
per jaar.
7
,Op 2-jarige leeftijd kan piepen verschillende oorzaken hebben, is lastig om te weten welke
het nou is - afwachten. Vanaf 4/5 jaar blijft astma sterk aanwezig, rest neemt af. Op 10-jarige
leeftijd zie je bv. wel een duidelijke relatie met atopie.
Bij jonge kinderen tot 3 jaar zie je dat de piepende ademhaling vaak voorbijgaand is. Er is
meestal geen relatie met allergieën aan te tonen. 80% is bij het bereiken van de tienerleeftijd
klachtenvrij. In het algemeen is er dus een gunstig klachtenbeloop. Er is echter wel een
mogelijke relatie met COPD op latere leeftijd, maar het is nog onbekend hoe dit precies zit of
wat het risico hiervan is. Bij oudere kinderen vanaf de kleuterleeftijd zie je meestal wel een
duidelijke link met allergieën. Op volwassen leeftijd is 50% klachtenvrij, het is dus een
blijvende ziekte. De aanleg en uiting voor atopie/allergie blijft en heeft dus een iets minder
gunstig beloop. Een aanzienlijk deel ontwikkelt astma en/of COPD op latere leeftijd.
Risicofactoren
Verminderde afweer
Roken tijdens zwangerschap, of als je als ouder rookt bij je kinderen in huis, zijn dat ook
risicofactoren.
o Luchtwegen zijn nauwer.
o Longfunctie is persisterend verminderd.
o Hierdoor heb je ook meer en sneller klachten.
o Infecties kunnen ook langer aanhouden.
o BHR = overprikkelbare luchtwegen, zie je vaak ook als het gevolg van roken.
Kinderen die passief roken na de geboorte hebben ook last van:
o Vaker luchtwegsymptomen
o Vaker virale infecties.
o Ze hebben ook een verhoogde kans op het ontwikkelen van atopie.
o Daarnaast is roken ook een risicofactor voor COPD.
Atopie = allergie. Als je veel piept tussen verkoudheden door, dan is er wel een duidelijk
link met allergieën. Je ziet al een verhoogd risico op astma bij atopische zuigelingen in
vergelijking met niet-atopische zuigelingen.
Virale infecties: zijn multifactorieel, bij een lagere longfunctie zie je meer symptomen. Bij
een virus is de bronchiale prikkelbaarheid voor 6-8 weken toegenomen. Als je vaak virale
infecties hebt, dan heb je dus bijna chronische bronchiale prikkelbaarheid.
Bronchospastische en inflammatoire mediatoren: luchtwegvernauwing.
Genetische aanleg
Bronchiale (hyper)reactiviteit
Verminderde longfunctie
Er zijn verschillende pieppatronen
De transient early wheezers hebben hun piek tussen 1-2 jaar en neemt daarna af. Dit
zie je vaak als gevolg van maternaal roken en een genetische predispositie.
De viral induced weezers hebben hun piek tussen 2-3 jaar zitten. Die gaan piepen als
ze een virale infectie hebben. Vanaf 2-3 jaar ga je steeds vaker naar het kinderdagverblijf
en de peuterspeelzaal en loop je dus ook makkelijker verkoudheden op. Na 3.5-4 jaar
neemt de piek ook weer af.
Astma komt tot 3 jaar maar heel weinig voor en begint dan steeds sneller te groeien.
Groei zwakt af bij 5-6 jaar.
Als je geen astma hebt, betekent dat niet dat je klachten minder ernstig zijn. Daarnaast zijn
er verschillende oorzaken voor piepen.
8
, KNO-infecties
Aspiratie: je hebt iets ingeslikt wat in de longen is terechtgekomen
Reflux
Cystic fibrosis
Immuundeficiëntie
Congenitale/verworven hartgebrek
Congenitale structurele longafwijkingen
Specifieke infecties zoals TBC
Astma is sterk genetisch, maar er is ook sprake van omgevingsfactoren. Dit komt omdat er
15-20 genen bij betrokken zijn. 1 ouder met astma is 50% kans dat kind het heeft, 2 ouders
is 70%, ouder en broertje/zusje met astma is 80% kans. Astma is in 50-60% van de gevallen
genetisch. Door dat er zoveel genen bij betrokken zijn, is het ook een complexe ziekte.
Daarnaast zijn er ook tal van omgevingsfactoren die de ziekte beïnvloeden. Er is dus sprake
van gen-gen interactie en gen-omgevingsinteractie.
Prikkels/risicofactoren die het astma fenotype vormen:
Vochtige, schimmelige huizen verhogen het risico t.o.v. schone huizen
Huisstofmijt
Huisdieren (honden, katten etc.)
o Zogenaamde hypoallergene huisdieren zorgen niet voor minder allergische reacties.
o Dit werkt dus niet.
Slecht voedingspatroon
Diesel als je vlakbij snelwegen woont
Luchtvervuiling
Roken (maternaal en passief)
Daarnaast zijn er een aantal patronen te onderscheiden bij astma:
Chronisch patroon kunnen bv. met gym moeilijker meekomen. Zitten net onder de lijn.
Episodisch patroon. Deze kinderen doen het best aardig, zitten regelmatig op of net
onder de lijn en dan krijgen ze ineens een periode waarin het slechter gaat en dan gaat
het na een tijdje weer beter.
Aanhoudend is meer invaliderend. Klachten kunnen verschillen, hierdoor moet je een
kind goed volgen. Hoe ernstiger de astma, hoe dikker het slijmvlies in het bronchiën. Zit
duidelijk onder de lijn.
De symptomen of bronchiale prikkelbaarheid, longfunctie en luchtwegontstekingen staan met
elkaar in verband. Soms is het ene erger, dan weer het andere. Hierom is het ook goed
belangrijk om een kind goed te volgen.
Roken
Het aantal pubers tussen 12-16% dat rookt is sterk afgenomen, in 2015 was dit nog 23%.
25% rookt ooit weleens waterpijp, 30% elektrische sigaretten.
99,7% van de ouders vindt roken slecht.
27% rookt in het bijzijn van de kinderen. Van de rokende ouders is dit wel 92%.
Hierbij zie je dus opvoedproblemen: roken in bijzijn kinderen.
9
, o Dit is niet alleen slecht voor het kind en zijn longen.
o Deze kinderen gaan vaak zelf ook roken.
o Is dus dubbel zo slecht
Er zijn daarom verschillende groepen die hierop inspelen. Er wordt ingezet op het
stoppen met starten, voorkomen van roken en het stoppen bij zwangere vrouwen.
Het sterkste medicijn tegen astma is inhalatiecorticosteroïden (ICS). Het effect hiervan
wordt sterk tenietgedaan door roken.
Behandeling
Medicatie wordt gericht op het ontspannen van de spieren van de bronchiën en het
tegengaan van de ontstekingsreacties zodat de luchtweg beter openblijft.
Bij een acute astma-aanval raakt de luchtpijp heel snel sterk vernauwd. Dan wordt er
Prednison gebruikt.
Met medicijnen kun je de ontstekingsreacties dimmen, maar je kunt het nooit weghalen.
Je moet dit als kind heel goed doen, anders heb je als volwassene er veel meer last van.
Blauwe inhalatoren verwijden de luchtwegen.
Oranje of bruine inhalatoren remmen de ontstekingen.
Bèta-agonisten (Ventolin, Salbutamol etc.) zijn voorbeelden van bronchusverwijdende
medicatie.
Je start met ICS.
o Als het nodig is verdubbel je de inhalatiesteroïden na verloop van tijd.
o Daarna ga je langwerkende luchtwegverwijders inzetten.
o Bij onvoldoende effecten van de huidige medicatie moet je sterkere medicijnen zoals
prednison gaan inzetten.
o Hier bestaan richtlijnen voor.
Prikkels zoals huisdieren moeten zoveel mogelijk worden vermeden, erg belangrijk.
o Bij kinderen is het alleen heel lastig om te zeggen, je mag geen huisdier nemen of als
je al een huisdier hebt dat je die dan maar even weg moet doen.
o Kijk goed wat er wel en niet mogelijk is.
o Onderzoeken laten echter geen duidelijk bewijs zien dat de afwezigheid van
huisdieren en huisstofmijt een positieve invloed zien op astmatische symptomen.
o Kijk heel goed wat er mogelijk en haalbaar is, heel moeilijk bij kinderen.
o Belangrijk is om de kosten en baten in kaart te brengen, ook voor de psyche en
kwaliteit van leven.
Vroeger kon je alleen aanvallen bestrijden en dood voorkomen. Toen werd er veel gebruik
gemaakt van adrenaline en prednison. Sindsdien is er veel veranderd in de behandeling van
astma. Van het voorkomen van doodgaan gingen we naar het steeds beter bestrijden van
klachten en aanvallen. Tegenwoordig kunnen we zo normaal mogelijk functioneren bereiken
en aanvallen zoveel mogelijk voorkomen.
We werken nu meer met inhalatiesteroïden en langwerkende bèta-agonisten. Er wordt veel
ingezet door middel van:
Sanering
Voorkomen van contact met triggers
Rookpreventie.
Je hebt een groot scala aan medicijnen, toedieningsvormen en voorschrijvers. Dit kan best
lastig maken wat je nu precies moet innemen en hoe. Wel belangrijk om dit goed te
10