Vorm en functie deeltentamen 1
Woensdag 26 februari 2020, 8.45-10.45: Deeltentamen 1 (spijsvertering en cardiovasculair). Maandag 23 maart 2020,
18.45-20.45: Deeltentamen 2 (zenuwstelsel en pathologie van de drie thema’s). Deeltentamens wegen even zwaar, zijn
onderling compenseerbaar en wegen voor 80%. Internationale Communication in Science: presentatie beoordeling op
inhoud en Engelse presentatievaardigheid, 20% van het eindcijfer.
Introductiecollege
Vorm is de anatomische structuur en de functie is de fysiologische rol. Vorm en functie zijn aan
elkaar gerelateerd. Zo zijn er ook verschillende oplossingen voor hetzelfde probleem. Om te kunnen
zien hebben weekdieren bijv. verschillende soorten ogen. Hierbij zijn er volmaakte en onvolmaakte
oplossingen. Ons oog is bijv. niet volmaakt omdat het licht een lange afstand overbrugt voordat het
op het netvlies valt. Bij de inktvis is dit beter geregeld, het netvlies ligt veel dichter bij.
Deel 1: Het spijsverteringssysteem (tractus digestivus)
HC1 Anatomie spijsverteringssysteem
We onderscheiden verschillende lichaamsvlakken en termen:
Globaal de onderdelen van het spijsverteringsstelsel:
1
,De functies van het spijsverteringsstelsel: Ingestion, ook wel de inname voedsel via de mond.
Vervolgens mechanical processing, dit is de verwerking van het voedsel door het kauwen voor een
makkelijkere voortbeweging door het spijsverteringskanaal. Dan digestion, de chemische afbraak van
voedsel in kleine organische fragmenten voor de opname door het spijsverteringsepitheel. Secretion
is de afgifte van water, zuren, enzymen, buffers en zouten door het epitheel van het spijsverterings-
kanaal door de klieren. Absorption is de beweging van organische substraten, elektrolyten,
vitaminen en water over het spijsverteringsepitheel in het tussenliggende vocht. Als laatst excretion,
dit is het verwijderen van afvalstoffen uit lichaamsvloeistoffen en het proces defacation voor het
verwijderen van de feces.
In de afbeelding zie je de saggitale doorsnede
van de mondholte, ook wel cavum oris. De
mondholte gaat over in de keel (pharynx).
Het gehemelte (palatum) scheidt de
neusholte en de mondholte van elkaar. Het
palatum bestaat uit een hard en zacht
gedeelte. Het harde palatum (palatum
durum) is cruciaal bij het slikken. De huig,
ook wel de uvula, is onderdeel van het zachte
palatum (palatum molle). De tong noemen
we lingua en het keelgat fauces.
We hebben een drietal speekselklieren die uitkomen in de mondholte:
• Parotid salivary glands, glandula parotidea (parotis, dus gelegen voor je oren. Bijbehorend
ziektebeeld is de bof, opgezwollen gezicht door ontstoken speekselklier).
• Submandibular salivary glands, glandula submandibularis (gelegen bij de onderkaak).
• Sublingual salivary glands, glandula sublingualis (gelegen onder de tong).
Vanuit de mondholte komen we in de keel (pharynx). Het deel van de pharynx
achter de neusholte noemen we de nasopharynx, achter de mondholte de
oropharynx en achter het strottenhoofd laryngopharynx. Via de keel kan je de
neusholte en luchtholte in, de keel is dus geen gesloten buis maar van voren
open (zijkanten spieren). Je kan de slikbeweging willekeurig oproepen, ofwel je
bepaalt zelf of je wilt slikken of niet. Vervolgens cascade aan autonome
processen. Reflectoir optillen van de tong, hierdoor gaat het voedsel naar
achteren. Vervolgens spant de uvula (huig, palatum molle) aan en wordt het
opgetild, dit sluit de toegang naar de neusholte af. Vervolgens wordt het
strottenhoofd opgetild en sluit het strottenklepje (epiglottis), zo bescherming
van de toegang naar de luchtpijp. Het voedsel beweegt naar achter door
contracties van de pharynx en komt in de oesophagus (slokdarm) terecht.
2
,Peristaltiek is de tractus digestivus:
We onderscheiden een longitudinale
spierlaag en een circulaire spierlaag,
beide kunnen contraheren. Achter de
bolus spannen de circulaire spieren
samen. Voor de bolus vindt er een
samentrekking van de longitudinale
spieren plaats. De samentrekking van de
circulaire spieren zorgt ervoor dat de
bolus zich naar voren verplaatst.
Wanneer het voedsel door de keelholte wordt bewogen door contracties komt het terecht in de
slokdarm, ook wel oesophagus. De oesophagus loopt door de borstholte (thorax), gaat door het
spierweefsel van de opening van het diafragma (middenrif) en komt terecht in de maag. Bovenste
slokdarm sphincter bij de toegang en zorgt voor het tegenhouden van lucht. Onderste slokdarm
sphincter bij de overgang (cardia) van slokdarm naar maag (gaster). Die sphincters zijn zodat het
voedsel niet meer terug gaat omhoog. Als dit niet goed werkt → brandend maagzuur of reflux.
De opening in het diafragma noem je de hiatus oesophageus. Bij de overgang naar de maag heb je
de hoek van His. De hoek van His wordt scherper als er voedsel in de maag komt (maag wordt
zwaarder), overgang meer afgesloten. Je ziet hierbij een duidelijke overgang van structuur,
cilinderepitheel bij de hoek van His en aan de rechterkant eenlagig plaveiselepitheel (plaatje c).
Metaplasie is het veranderen van epitheel, ziektebeeld is een langer bestaande reflux ziekte of een
precursor van een carcinoom. Anti-reflux mechanismen: onderste esophageal sphincer, het
diafragma en de hoek van His.
3
, Nu komen we bij de overgang van de slokdarm naar
de maag (gaster), dit noem je de cardia. De cardia sluit
aan op het grootste gedeelte van de maag, de corpus.
Daarboven gelegen is de fundus (hier verzamelen
ingeslikte gassen zich), die over gaat in het antrum
pyloricum, welke vervolgens weer over gaat in de
canalis pyloricus. De canalis pyloricus gaat door de
sphincter pyloricus (sterke ring van gladde spieren
aan het einde van het pylorische kanaal die het
voedsel van de maag naar de twaalfvingerige darm
(duodenum) laat gaan. Controleert uitstroom van de
maaginhoud naar duodenum.) Daarnaast onderscheid
je de kleinere binnenbocht (curvutura minor) en
grotere buitenbocht (curvatura major) van de maag.
De functies van de maag:
• Opslag van opgenomen voedsel.
• Mechanische afbraak van opgenomen voedsel.
• De afbraak van chemische verbindingen in voedsel door zuren en enzymen.
• De productie van een intrinsieke factor, een glycoproteine die nodig is voor de opname van
vitamine B12 in de dunne darm. Vitamine B12 tekort: vormen van anemie (bloedarmoede).
De wand van de maag heeft verschillende spierlagen, hierdoor kan de maag contraheren voor de
chemische en mechanische afbraak. Binnenkant van de maag veel maagplooien (rugae). Rugae
dienen voor oppervlaktevergroting en versnelde passage van voedsel. Er bestaan verschillende
vormen van de maag, in het lichaam andere vorm/ligging.
Klinisch: Via gastroscopie in de maag kijken > kanker en maagzweren detecteren.
De maag heeft zuurproductie, het epitheel is hiertegen bestand. Wanneer er sprake is van epitheel
afbraak kan de endogene zuurproductie de eigen maag opeten (maagzweer). De oorzaak hiervan is
een bacterie (breekt maagverdediging af). Oplossing: antibiotica tegen deze bacterie.
Vanuit de maag komen we in de dunne darm (ligt intraperitoneaal, behalve het duodenum). Functies
van de dunne darm: speelt een sleutelrol in de spijsvertering en de absorptie van voedingsstoffen. 90
procent van de opname van voedingsstoffen vindt plaats in de dunne darm. Gal en de pancreas is
erbij gekomen. De pancreas ligt achter het buikvlies, dieper in het lichaam. De dunne darm bestaat
uit het duodenum, dit gaat over naar het jejunum en dit gaat vervolgens over in het ileum. De
duodenum, ook wel twaalfvingerige darm, ligt in een kronkel. Pars superior is het bovenste gedeelte,
pars descendens is het dalende gedeelte, pars horizontalis is het horizontale gedeelte en pars
ascendens is het stijgende gedeelte van de 12-vingerige darm. De hoek tussen het duodenum en het
jejunum noem je de flexura duodenojejunalis. De alvleesklier (pancreas) ligt tegen de pars
descendens van het duodenum aan. De pancreas bestaat uit de caput (head), corpus (body) en
cauda (tail). Papil van Vater (papilla duodeni major) is de plaats waar de ductus
choledochus (afvoerbuis van de galblaas of galgang vanuit de lever) en de ductus
pancreaticus (afvoerbuis van de panceras) uitmonden in het duodenum. Rond de papil van Vater
bevindt zich een kringspier, de sphincter van Oddi, die de toevoer van spijsverterende stoffen
stoffen (gal, enzymen en natriumcarbonaat in het spijsverteringskanaal regelt.
4