Intermediate accounting
Accounting = vastleggen en communiceren wat er in een onderneming gebeurt.
Managerial accounting
Managerial accounting = intern, doel: in detail duiden hoe waarde wordt gecreëerd
(begrotingen, intern managementrapportage).
Financial accounting
Financial accounting = extern, doel: informatie verschaffen aan externe stakeholders over
hoe hun middelen zijn gebruikt (jaar(/kwartaal)verslag, winstberichten).
Bij FA zijn er agency- en informatieproblemen. Agency = eigenaren (aandeelhouders) van
een onderneming zijn vaak geen bestuurders. Informatie = er is sprake van
informatieasymmetrie.
Er ontstaan twee problemen hierdoor:
- Adverse selectie → managers weten meer over de kwaliteit en toekomstperspectieven
van de onderneming dan buitenstaanders (=aandeelhouders).
- Moral hazard → managers hebben prikkels om bedrijfsmiddelen in te zetten voor eigen
voordeel.
FA is de oplossing; informatieasymmetrie wordt verlaagd en het rapporteren van
bedrijfsprestaties zorgt ervoor dat managers verantwoordelijk worden gehouden.
Accrual accounting
Accrual accounting = financiële feiten worden verwerkt in het boekjaar waarin zij zich
voordoen, en niet wanneer de daarmee samenhangende uitgaven worden gedaan of de
liquide middelen worden ontvangen.
Balans
Balans = weergave van de financiële staat van een onderneming (fotomoment).
De balans geeft een overzicht van:
- Bedrijfsmiddelen (activa)
- Verplichtingen aan kredietverschaffers en aandeelhouders (passiva)
Waardering van activa:
- Monetaire activa: fair value (reële waarde)
- Niet-monetaire activa: historische kostprijs
Winst- en verliesrekening
Winst- en verliesrekening = geeft prestaties weer gedurende een bepaalde periode.
Winst = omzet – kosten + overige baten – overige lasten
Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht = geeft aan hoe het kassaldo tussen twee balansdata verandert. Dit is
belangrijk omdat vanwege accrual accounting er verschillen ontstaan tussen de
verantwoording van omzet en kosten enerzijds, en kasstromen anderzijds.
1
,Ontvangsten en uitgaven per activiteit:
- Operationele activiteiten
Verkopen van goederen/diensten, rente van leningen, loonkosten, belastingen,
rentekosten, leverancierskosten (inkoopkosten).
- Investeringsactiviteiten
Verkoop/koop van property, plant en equipment, verkoop/koop van aandelen van
andere entiteiten.
- Financieringsactiviteiten
Verkopen van eigen aandelen, uitgeven van obligaties, dividenduitgifte aan
aandeelhouders.
Mutatieoverzicht eigen vermogen
Eigen vermogen = aandelenkapitaal + winstreserve. Veranderingen hierin worden in het
overzicht weergegeven.
Toelichting op de jaarrekening
De balans, winst- en verliesrekening en kasstroomoverzicht zijn zeer geaggregeerd, de
details van deze verslagen worden in de toelichting gegeven.
Inventarissystemen
Perpetual inventarissysteem:
* De inventaris wordt continu bijgewerkt
* Aankopen worden gedebiteerd/gecrediteerd naar inventaris
* Cost of goods sold (kostprijs) wordt elke keer bepaald wanneer een verkoop plaatsvindt
Periodiek inventarissysteem:
* Aankopen worden niet toegewezen aan inventaris, maar naar een account “Aankopen”
* Aan het einde van een periode wordt het totale bedrag van aankopen toegevoegd aan de
inventaris
* COGS = begin inventaris + aankopen – einde inventaris
Methodes van voorraadbeheer:
- FIFO → first in, first out
- LIFO →last in, first out
- Weighted average → gebruik de gemiddelde kosten van de goederen
De verschillende methodes hebben invloed op de kasstromen na belasting (door belasting).
2
,Financial accounting
Hoofdstuk 15
Aandelen
Het eigen vermogen is in veel grote ondernemingen verdeeld in een groot aantal aandelen.
Elk aandeel heeft bepaalde rechten/privileges:
- Recht op winstdeling
- Stemrecht
- Recht op activa bij faillissement
- Inschrijvingsrecht (recht om als eerst in te schrijven op nieuwe aandelen)
Reguliere aandelen:
* Risico van verlies
* Voordelen van succes (winst)
* Geen garantie op dividend of activa bij liquidatie
Soms zijn er ook meerdere aandelenklasses:
1. Reguliere klasse (klasse A)
2. Preferente aandelen (klasse B/C)
Preferente aandelen kunnen verschillende speciale rechten kennen:
- Bepaalde rechten van de reguliere klasse worden opgegeven voor een
speciaal recht
- Preferente dividenden → als eerst dividend uitgekeerd krijgen
- Geen stemrecht
- Meer stemrechten per aandeel
Eigen vermogen
Eigen vermogen = resterend belang in bedrijfsactiva na aftrek van alle schulden.
Twee primaire bronnen van vermogen:
1. Ingelegd kapitaal (aandelen); hieruit kan ook de agioreserve ontstaan
2. Winstreserve
3. Eventueel: verminderd met ingekochte aandelen
Aandelenuitgifte
Par value aandelen
Par value (=nominale waarde):
- Niet gerelateerd aan de fair value (reële waarde)
- Nominale waarde is vaak heel laag
- Er bestaan ook aandelen zonder nominale waarde (no-par); deze aandelen worden tegen
de fair value geboekt
Twee grootboekrekeningen voor uitgifte aandelen:
- Nominale aandelenkapitaal regulier/preferent (share capital)
- Agioreserve regulier/preferent (share premium); opbrengsten boven de nominale waarde
3
, Voorbeeld → uitgifte van 1 miljoen reguliere aandelen met nominale waarde van $0.01. De
opbrengst is $20 per aandeel.
Kas 20.000.000
Aandelenkapitaal – regulier 10.000
Agio – regulier 19.990.000
No-par value uitgifte:
Kas 20.000.000
Aandelenkapitaal – regulier 20.000.000
De uitgifte van aandelen brengt ook kosten met zich mee (accountants, advocaten etc.),
deze kosten wordt bij kas en agio verminderd.
Lump-sum sales
Lump-sum sales = meerdere klassen van aandelen worden uitgegeven tegen één bedrag.
Dit brengt problemen met zich mee; aan welke aandelen moeten de opbrengsten
gealloceerd worden?
Voorbeeld → aandelenuitgifte met opbrengsten van $30.000 – 1000 reguliere aandelen
($10 nominale waarde, $20 FV) en 1000 preferente aandelen ($10 nominale waarde, $12
FV).
1. Proportionele methode; totale opbrengsten proportioneel verdelen, o.b.v. FV.
FV reguliere aandelen (1000 x $20) = $20.000
FV preferente aandelen (1000 x $12) = $12.000
Totaal = $32.000
Allocatie aan: reguliere aandelen = 20/32 x $30.000 = $18.750
Preferente aandelen = 12/32 x $30.000 = $11.250
Kas 30.000
Aandelenkapitaal – regulier 10.000 (1000*$10)
Agio – regulier 8.750 ($18.750 – $10.000)
Aandelenkapitaal – preferent 10.000
Agio – preferent 1.250
2. Incrementele methode; allocatie aan klasse met FV, resterend bedrag aan de andere
klasse zonder FV. Deze methode kan alleen gebruikt worden als één van de klassen geen fair
value heeft. Stel: preferente aandelen hebben geen FV.
Totale ontvangsten = $30.000
FV regulier (1000 x $20) = $20.000
Allocatie voor preferente deel = $10.000
Kas 30.000
Aandelenkapitaal – regulier 10.000 (1000*$10)
Agio – regulier 10.000 ($20.000 – $10.000)
Aandelenkapitaal – preferent 10.000
Non-cash transacties
4