Uitwerkingen bijeenkomst week 7 Vennootschapsbelasting – Taken 13 en 14
Taak 13
Bijeenkomst 7
Let op: houd bij de fiscale eenheid ook goed rekening met het Besluit FE.
Taak 1: Voeging
Wat is een fiscale eenheid?
De wet kent de fiscale eenheid in de zin van art. 15 en art. 15a Wet VPB. Een fiscale eenheid heeft tot
doel dat de VPB wordt geheven alsof de dochtermaatschappij(en) en de moedermaatschappij één
belastingplichtige vormen. Daarbij worden de werkzaamheden en het vermogen van de
dochtermaatschappij(en) geacht onderdeel te zijn van de werkzaamheden en het vermogen van de
moedermaatschappij. Met deze benadering poogt de wetgever enerzijds duidelijk te maken dat de
dochtermaatschappijen die in een fiscale eenheid zijn opgenomen subjectief belastingplichtig blijven.
Anderzijds wordt daarmee aangegeven dat voor de bepaling van het heffingsobject, de verschuldigde
belasting end e toepassing van regels ter voorkoming van dubbele belasting, de maatschappijen van
de fiscale eenheid als één belastingplichtige worden behandeld. De fiscale eenheid heeft geen
externe werking. Belangrijk element van de fiscale eenheid is het opstellen van geconsolideerde
jaarstukken. De winst wordt namelijk berekend alsof de fiscale eenheid slechts één onderneming
drijft en er worden geen afzonderlijke berekeningen meer gemaakt van de resultaten per
maatschappij die tot de fiscale eenheid behoort.
Fiscale eenheid art. 15 Wet VPB
In art. 15 Wet VPB worden 7 vereisten opgesomd waaraan moet zijn voldaan voor de vorming van
een fiscale eenheid. De fiscale eenheid ontstaat immers niet van rechtswege, maar op verzoek van
de belastingplichtige. De fiscale eenheid is alleen toegankelijk voor belastingplichtigen (art. 15 lid 1).
Een fiscale eenheid met een subjectief vrijgesteld lichaam is dus niet mogelijk. De 7 vereisten zijn als
volgt:
1. Alleen de in art. 15 lid 3 Wet VPB genoemde lichamen kunnen een fiscale eenheid vormen.
2. De in de fiscale eenheid deelnemende maatschappijen dienen in Nederland te zijn gevestigd
(art. 15 lid 3 sub c Wet VPB).
3. De moedermaatschappij bezit de juridische en economische eigendom van 95% van de
aandelen in de dochtermaatschappij (art. 15 lid 1 Wet VPB).
4. De tijdvakken waarover de belasting wordt geheven moeten samenvallen (art. 15 lid 3 sub a
Wet VPB).
5. Voor het bepalen van de winst moeten bij alle maatschappijen dezelfde bepalingen van
toepassing zijn, tenzij de minister van Financiën anders bepaalt (art. 15 lid 3 sub b Wet VPB).
6. De aandelen in een dochtermaatschappij mogen niet als voorraad worden gehouden (art. 15
lid 3 sub f Wet VPB).
7. Door de moeder- en dochtermaatschappij(en) moet een verzoek worden gedaan voor de
totstandkoming van de fiscale eenheid (art. 15 lid 8 Wet VPB).
Art. 15 lid 4 Wet VPB geeft een belangrijke versoepeling van de vereisten die vervuld dienen te zijn
om een fiscale eenheid te kunnen vormen. Een vaste inrichting in Nederland van een lichaam dat
overigens feitelijk niet in Nederland is gevestigd, kan ook worden opgenomen in een fiscale een met
(de vaste inrichting van) een ander lichaam. Hiervoor gelden echter wel 3 extra vereisten, genoemd
in art. 15 lid 4 sub a, b en c Wet VPB.
1
, Uitwerkingen bijeenkomst week 7 Vennootschapsbelasting – Taken 13 en 14
Is er in casu sprake van een fiscale eenheid?
Op 1 september 2012 worden de aandelen verkocht, op 1 januari gaat de economische eigendom
over en op 2 januari vindt de daadwerkelijke levering plaats van de juridische eigendom. Dit zou
betekenen dat de fiscale eenheid in gaat op 2 januari 2013. Houd rekening met art. 4 lid 1 Besluit FE.
Op grond van dit artikel vangt de fiscale eenheid toch al op 1 januari 2013 plaats in plaats van op 2
januari 2013.
Eind 2012 is er in casu sprake van een afwaardering. Er is op dat moment nog geen sprake van een
fiscale eenheid. Verrekening met winsten van de dochtermaatschappij zou dus in beginsel niet
mogelijk zijn en het verlies zou volledig bij de moeder worden verrekend. Zie echter art. 15ab lid 6
Wet VPB. Op grond van dit artikellid worden zowel bij de moeder als bij de dochter €25.000 in
aanmerking genomen. Er is een vordering van Koffie BV op Braaksma BV en deze vordering wordt
afgewaardeerd. De moeder neemt een verlies op de vordering, maar dan moet dit bij de dochter in
de winst in aanmerking worden genomen. Dus als de moeder afboekt, moet de dochter corrigeren.
De schuld moet je als het ware corrigeren dus de schuld van €50.000 moet worden afgewaardeerd.
De houdster heeft afgeboekt, maar nu heb je een fiscale eenheid en moet je de schuld ook bij de
dochter corrigeren. Het gevolg van de schuld is dat de dochter een winst heeft van €50.000.
Hoe werkt de verliesverrekening?
Ondanks het feit dat met het ontstaan van een fiscale eenheid de dochtermaatschappijen niet langer
in de heffing van de VPB worden betrokken en de moedermaatschappij het gehele resultaat van de
fiscale eenheid toekomt, is verliesverrekening tussen jaren voor het voegingstijdstip
(voorvoegingsjaren) en fiscale eenheidsjaren mogelijk. Zowel vooruitwenteling van de door de
afzonderlijke maatschappijen van de fiscale eenheid geleden voorvoegingsverliezen als
terugwenteling van verliezen van de fiscale eenheid is mogelijk (art. 15ae en 15ah Wet VPB). Om te
voorkomen dat aan de fiscale eenheid de hiervoor genoemde terugwerkende kracht wordt verleend,
moet voordat tot verliesverrekening wordt overgegaan de winst van de fiscale eenheid worden
gesplitst (of: toegerekend) aan de afzonderlijke maatschappijen van de fiscale eenheid. De strekking
van art. 15ah Wet VPB is de winst van de individuele maatschappijen binnen de fiscale eenheid te
berekenen alsof zij afzonderlijk belastingplichtig zijn. zowel de vooruitwenteling van
voorvoegingsverliezen als de terugwenteling van verliezen van de fiscale eenheid over het
voegingstijdstip heen vindt pas plaats nadat de in een jaar aan de afzonderlijke maatschappijen van
de fiscale eenheid toegerekende winsten binnen de fiscale eenheid horizontaal zijn verrekend.
De vooruitwenteling van voorvoegingsverliezen naar fiscale eenheidsjaren geschiedt overeenkomstig
de termijnen van art. 20 Wet VPB (art. 15ae lid 1 sub a Wet VPB). Dat wil zeggen: verrekening is
mogelijk in de eerste negen jaren na het verliesjaar. Verrekening kan slechts plaatsvinden met de
belastbare winst die na horizontale verliesverrekening binnen de fiscale eenheid aan de maatschappij
is toegerekend die het voorvoegingsverlies heeft geleden.
De vooruitwenteling van verliezen over het ontvoegingstijdstip naar latere jaren is geregeld in art.
15af (ontvoegde dochtermaatschappij) en 15ag (ontvoegde moedermaatschappij) Wet VPB.
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper studiebol123. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.