Rode loper: angststoornis
1. Begripsbepaling Om welke ziekte gaat het? Nederlandse naam, medische naam, eventuele
andere benamingen (in de volksmond).
- In de casus gaat het om een angststoornis, er zijn verschillende vormen van een
angststoornis. Deze hebben allemaal andere namen, dit komt later aan bod.
- Hierbij kan het gaan om een paniekstoornis, agorafobie (Straatvrees), sociale fobie,
generaliseerde angststoornis (piekerstoornis), dwangstoornis, Hypochondrie, Body
Dysmorphic Disorder en een posttraumatische stressstoornis (PTSS)
2. Verspreiding (epidemiologie) Hoe vaak komt de ziekte voor? Bij welke groepen mensen
komt de ziekte voor? In welke gebieden komt de ziekte voor?
- Cijfers huisartsen: In 2018 waren er naar schatting 462.900 mensen die onder
behandeling waren bij de huisarts voor een angststoornis: 152.400 mannen en
310.500 vrouwen (jaarprevalentie). Dit komt overeen met 17,8 per 1000 mannen en
35,8 per 1000 vrouwen. Angststoornissen komen in elke leeftijdscategorie vaker
voor bij vrouwen dan bij mannen. Angststoornissen komen het meest voor bij
mensen tussen de 25-29 jaar.
3. Anatomie/ fysiologie Welke anatomie en welke fysiologie is bij dit ziektebeeld betrokken?
- Uit neurobiologisch onderzoek blijkt dat het hersenangstcircuit bij mensen met een
angststoornis niet goed functioneert. De signaalstoffen serotonine, dopamine en
noradrenaline spelen daarbij een belangrijke rol. Bij mensen met een angststoornis
werken deze niet goed. Ook is er vaak een teveel aan glutamaat – de belangrijkste
stimulerende signaalstof – en juist een tekort aan GABA – de rustgevende
signaalstof. Hierdoor reageert men in sommige situaties sneller en heftiger.
Bovendien lijkt bij veel angststoornissen de verbinding tussen de hypothalamus, de
hypofyse en de bijnier verstoord te zijn. Deze verbinding is belangrijk bij de
stressreactie van ons lichaam.
- Het is nuttig dat het lichaam angstige herinneringen opslaat om in de toekomst snel
gevaar te herkennen en te kunnen vermijden. Daarom is het angstgeheugen of
emotionele geheugen een ander systeem dan het bewuste geheugen. Het hormoon
noradrenaline lijkt een belangrijke rol te spelen bij de vorming van dit angst- of
emotioneel geheugen
- Als angst gevolgd wordt door een pijnprikkel worden angstassociaties gevormd. Elk
neutraal feit kan middels angstassociaties aan het angstgeheugen worden
toegevoegd. Zonder dat iemand zich het bewust is kan het lichaam daardoor
later "zich iets herinneren" en dit kan een angstreactie geven. Angst wordt dus
opgeslagen en kan op een willekeurig moment de kop op steken. Iemand kan
daardoor sneller reageren met angst.
-
4. Oorzaken (etiologie) Welke oorzaken (inwendige en/of uitwendige) zijn er?
- Het is waarschijnlijk dat angst voor een klein deel kan worden verklaard uit erfelijke
factoren. Zo kunnen angstklachten in bepaalde families meer voorkomen dan in
andere families, simpelweg omdat het in de genen zit. Als je ouders hebt met een
, angststoornis of een andere psychische stoornis, dan heb je zelf een grotere kans op
het krijgen van een angststoornis
- Wanneer er geen sprake is van een veilige en intense band tussen een kind en
ouder(s), kun je je als kind niet optimaal ontwikkelen op emotioneel gebied. Je kunt
je hierdoor mogelijk onveilig en angstig voelen in de omgeving waarin je opgroeit.
Wanneer je tevens als kind tegen alle ongemakken en risico’s wordt beschermd,
ontwikkel je zelf niet de vaardigheden om problemen aan te pakken en jezelf tegen
risico’s te beschermen. Dit is een mogelijke voedingsbodem en oorzaak voor het
ontstaan van een angststoornis.
- Als je op een vertekende manier informatie verwerkt, dan kun je normale
verschijnselen als gevaarlijk of bedreigend interpreteren. Het probleem is dus dat je
het gevaar overschat. Als je levenservaringen hebt (gehad) die je als bedreigend
ervaart, dan is de kans reëel dat je angstiger in het leven komt te staan en een
angststoornis ontwikkelt.
- Sommige mensen hebben erfelijke aanleg om een angststoornis te ontwikkelen.
Ook zijn er aanwijzingen dat angstverschijnselen kunnen ontstaan als gevolg van
beschadiging door een hersenaandoening, bijvoorbeeld door de ziekte van
Parkinson of na een herseninfarct.
- Psychische factoren: Hier gaat het om eigenschappen of karaktertrekken die het
risico op een angststoornis kunnen verhogen. Introversie bijvoorbeeld: de focus op
de eigen gevoelens en gedachten. Maar ook neuroticisme (emotionele onstabiliteit).
- Een angststoornis kan ontstaan na een ernstige, ingrijpende gebeurtenis waarin
iemand heel bang was (psychotrauma)
5. Symptomen Welke verschijnselen komen voor bij dit ziektebeeld?
Door een angst- en piekerstoornis kunt u last hebben van:
- Piekeren
- Rusteloosheid
- Prikkelbaarheid
- Slechte concentratie
- Gespannenheid
- Moeheid
- Spierklachten
- Slaapproblemen
Op momenten dat de angst overheerst, heeft u bijvoorbeeld last van:
- Hartkloppingen, zweten, koude rillingen, duizeligheid, beven
- Benauwdheid, een vervelend gevoel in de borst
- Tintelingen of een doof gevoel in handen en/of voeten
- Droge mond, misselijkheid, maagpijn, braken of diarree
- Hoofdpijn, rood worden, flauwvallen
- Verwarring: u weet niet meer goed wie of waar u bent
- Het gevoel dat u de controle over uzelf verliest, gek wordt of doodgaat
- Vermijden van spanningen
- Spanningen in relaties bespreekt u liever niet.
- Confrontaties gaat u uit de weg. Als u bijvoorbeeld geldproblemen heeft, laat u uw
rekeningen liever ongeopend liggen.
- Vluchten voor spanningen