Hogeschool Arnhem en Nijmegen
2018-2019
VERDIEPEN IN TAALONTWIKKELING
Samenvatting Portaal
,Deel I: taalonderwijs, taal en taalontwikkeling
Hoofdstuk 1 taalonderwijs
1.1 Waarom (taal)onderwijs?
Kernfuncties van onderwijs (Gert Biesta, 2012)
- Kwalificatie: het eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen. Voor
taalonderwijs gaat het dan om basale kennis van de taal en de taalvaardigheden
spreken, schrijven, lezen en luisteren. Leerlingen leren eerst basiskwalificaties (basale
kennis en vaardigheden die we allemaal nodig hebben). Naarmate een kind verder
opgroeit, gaat het steeds meer specifieke keuzes maken (bijv. vervolgopleiding).
Daarbij horen specifiekere vaardigheden.
- Socialisatie: het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap met
eigen tradities, gewoonten, regels en praktijken. Socialisatie is het proces waarbij
iemand bewust en onbewust cultuurkenmerken van een groep overneemt. Leerlingen
leren de kenmerken van de Nederlandse cultuur op de basisschool.
- Subjectivering: de vorming van een persoon. Persoonsvorming waarbij de mens als
subject wordt gezien en niet als object waarover andere mensen beslissen wat ze met
dat object doen. Het gaat over menselijke individualiteit en subjectiviteit. Leerlingen
worden zich bewust van hun verantwoordelijkheden (hier draagt de basisschool aan
bij).
Taalonderwijs wordt in de eerste plaats gegeven om leerlingen beter te leren spreken,
luisteren, schrijven en lezen. We laten leerlingen oefenen in deze taalvaardigheden en we
stellen bepaalde kennis voer taal aan de orde die we belangrijk vinden omdat leerlingen
daarmee betere taalgebruikers worden. Ze kunnen hierdoor gemakkelijker inhouden van
andere vakken verwerven: ze vergroten hun kennis van de wereld door middel van taal en
kwalificeren zich om in onze samenleving te leven.
Taal is een belangrijk element in onze cultuur. Daarnaast geven we taalonderwijs omdat
leerlingen door taal zichzelf leren kennen en uitdrukken.
1.2 Visie
Scholen richten hun onderwijs in op grond van aannames over hoe onderwijs het beste
gegeven kan worden en hoe leerlingen leren. Die aannames zijn gebaseerd op verschillende
leertheorieën. Bekende theorieën zijn de behavioristische, cognitieve en de
constructivistische/sociaal-culturele. Het constructivisme stelt de interactie tussen de lerende
en de leeromgeving centraal: leren is een actief proces van kennisverwerving, waarbij de
kennis ontstaat in interactie met anderen.
Er zijn ook maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op een visie op
onderwijs. Communicatie en expressie spelen een belangrijke rol in het onderwijs. Ook is er
aandacht voor de aansluiting bij de leefwereld en het milieu van de leerlingen.
Tegenwoordig is er veel aandacht voor technologische ontwikkelingen.
- Traditioneel taalonderwijs: de nadruk ligt op schriftelijke vaardigheden, en
daarbinnen op vormaspecten. Grammatica is belangrijk. De ontleding in zinsdelen en
de benoeming van woordsoorten zoals die vroeger op universiteiten werd beoefend,
wordt op de basisschool vereenvoudigd aangeboden. Bij schrijven ligt een sterk accent
op de vorm van taal, met name op spelling. Leerlingen leren systematisch de
schrijfwijze van woorden. Bij lezen ligt de nadruk op de techniek van lezen:
leestechniek, leesbegrip en leesbeleving. Er is weinig aandacht voor de domeinen
spreken en luisteren.
, Een voordeel van deze visie is dat het overzichtelijk is: verdeeld in deelaspecten. Een
nadeel is dat de aandacht voor de verschillende domeinen niet evenwichtig is.
- Thematisch-cursorisch taalonderwijs: leerlingen leren vooral taal door taal te
gebruiken in zinvolle gebruikssituaties. Leerlingen werken zo veel mogelijk vanuit
bepaalde thema’s met taal. Naast thematische activiteiten zijn er ook cursorische
activiteiten waarbij leerlingen vakonderdelen oefenen die wel belangrijk worden
geacht, maar niet in het kader van een thema kunnen worden geleerd (bijv. technisch
lezen, spelling en grammatica). Er zijn ook cursorische elementen die wel aan de hand
van een thema kunnen worden geoefend (bijv. een cursus interviewen).
Een voordeel van het werken vanuit deze visie is dat leerlingen in thema’s bezig zijn
(zinvol). Nadelen die wel worden genoemd, zijn dat thematisch werken veel tijd kost
en dat het voor de leerkracht lastig is greep te krijgen op datgene wat de leerlingen
geleerd hebben.
- Taal bij alle vakken: er wordt ervan uitgegaan dat taal meer is dan materie die
geleerd moet worden en door middel van taal kun je leren. Taal gebruik je voor het
leren van nieuwe inhouden en voor het verkrijgen van nieuwe inzichten. De leerkracht
is sterk gericht op interactie in de groep. De leerkracht probeert door uitgekiende
instructies en goed omschreven taaltaken het denkproces bij de leerlingen te
ontwikkelen.
Een voordeel is dat leerlingen taal gebruiken in een situatie die voor hen betekenisvol
is, maar ook transferproblemen worden zo voorkomen. Een nadeel kan zijn dat
bepaalde taalonderdelen daardoor niet goed uit de verf komen.
- Communicatief taalonderwijs: leren om goed mondeling en schriftelijk te
communiceren staat centraal. De aandacht gaat minder uit naar de correctheid van het
taalgebruik en meer naar het tot stand komen van de communicatie en het overbrengen
van de bedoeling van de spreker/schrijver. Het accent ligt op leren spreken, luisteren,
schrijven en lezen vanuit de gedachte: zender(s) -> boodschap (de ‘tekst’) ->
ontvanger(s). Leerkrachten die vanuit deze visie werken, creëren reële
communicatieve situaties zoals die zich ook buiten de school kunnen voordoen.
Een voordeel van het werken vanuit deze visie is dat leerlingen gemotiveerd kunnen
raken door de gekozen situaties. Een nadeel is dat deze situaties geknutseld kunnen
worden.
- Whole-languagebenadering: gaat er vanuit dat het voor leerlingen onnatuurlijk is om
taal op te delen in kleinere eenheden, die apart aangeleerd worden. In de taalronde
wordt vertellen, luisteren, schrijven en lezen in samenhang ervaren en geleerd.
In eerste instantie staat niet de lesstof, maar de taalgebruiker centraal: de eigen
ervaringen van het kind zijn het uitgangspunt voor gesprekken.
- Strategisch taalonderwijs: is gebaseerd op de visie dat leerlingen voor het uitvoeren
van communicatieve taken strategieën moeten leren beheersen. Leerlingen krijgen
procedures aangereikt, bijvoorbeeld in de vorm van een stappenplan, die ze kunnen
volgen om iets te doen.
Een voordeel hiervan is dat leerlingen de beschikking krijgen over een middel om
greep op de taal te krijgen. Een nadeel is dat de leerkracht de procedures gemakkelijk
te rigide gebruikt of laat gebruiken en steeds weer hetzelfde stappenplan laat
toepassen, wat de leerlingen mogelijk snel vervelend gaan vinden.