Samenvatting Personality Psychology
Vak: Persoonlijkheidspsychologie 2019/2020
Opleiding: Bachelor Psychologie Tilburg University
Referentie: Larsen, R. J., Buss, D. M., Wismeijer, A., & Song, J. (2017). Personality
Psychology (2de ed.). McGraw-Hill Education.
Hoofdstuk 1
Persoonlijkheid
Persoonlijkheid is de verzameling van psychologische kenmerken (of trekken) en de
psychologische mechanismen die een individu typeren, die op een relatief duurzame
manier georganiseerd zijn, en die de interactie van een persoon met en diens
aanpassing aan zijn omgeving beïnvloedt.
Psychologische trekken zijn karaktertrekken die de manieren beschreven waarop
mensen verschillen van elkaar. Trekken beschrijven de gemiddelde neigingen van
een persoon. Onderzoek naar persoonlijkheidstrekken stelt vier vragen:
- hoeveel trekken zijn er?
- hoe zijn de trekken georganiseerd?
- wat is de oorsprong van de trekken?
- wat zijn de correlaties en consequenties van trekken?
Deze psychologische trekken zijn handig om drie redenen. Ze helpen bij het
beschrijven van mensen en het begrijpen van de dimensies van verschil tussen
mensen. Daarnaast helpen ze gedrag uit te leggen, want de redenen waarom
mensen handelen zou deels kunnen komen door hun persoonlijkheidstrekken. Als
laatste zijn trekken handig omdat ze kunnen helpen bij het voorspellen van
toekomstig gedrag.
Psychologische mechanismen zijn zoals trekken, behalve dat de term mechanismen
meer verwijst naar de processen van persoonlijkheid, cognitieve processen die te
maken hebben met informatie-verwerkende activiteit. Ze bestaan uit inputs,
beslissingsregels, en outputs. Een psychologisch mechanisme zou mensen meer
sensitief kunnen maken voor bepaalde soorten informatie van de omgeving (input),
wat weer de kans groter maakt dat ze over bepaalde opties denken
(beslissingsregels) en hun gedrag zou kunnen laten leiden naar bepaalde
categorieën van actie (output).
Binnenin de individu betekent dat persoonlijkheid iets is wat een persoon met
hem/haarzelf draagt door tijd en van de ene naar de volgende situatie. We voelen dat
we iedere dag en altijd dezelfde persoonlijkheid hebben en dat die onveranderd blijft
ook al zijn er zeker invloeden van buitenaf.
De psychologische trekken en mechanismen, voor een bepaalde persoon, zijn
georganiseerd en dus niet een willekeurige collectie van elementen. Ze zijn aan
elkaar gelinkt op coherente wijze. Onze persoonlijkheden zijn georganiseerd op zo’n
manier dat ze beslissingsregels bevatten die bepalen welke behoeftes geactiveerd
zijn, liggend aan de omstandigheden.
Daarnaast zijn persoonlijkheidstrekken relatief blijvend door de tijd en redelijk
consistent in situaties. Als iemand een keer boos is, betekent dat niet gelijk dat het
een boos persoon is. In dit geval is het meer een staat dan een trek. Er is een debat
over de consistentie, maar hoewel mensen niet perfect consistent zijn, zijn mensen
het wel genoeg om het in de definitie van persoonlijkheid te betrekken.
,Persoonlijkheid bevat beïnvloedbare krachten, wat betekent dat
persoonlijkheidstrekken en mechanismen een invloed hebben op de levens van
mensen. Persoonlijkheidstrekken worden gezien als krachten die beïnvloeden hoe
we denken, wat we doen en hoe we ons voelen.
De interacties van een persoon met zijn omgeving zijn het meest complex:
- percepties: hoe we onze omgeving ‘zien’/interpreteren
- selecties: keuzes die we maken over situaties (vrienden/hobby’s etc.)
- oproepen: de reacties die we bij andere oproepen (ook al onbedoeld)
- manipulaties: hoe we bewust anderen proberen te beïnvloeden
Een centraal kenmerk van persoonlijkheid is dat we ons kunnen aanpassen: doelen
behalen, omgaan met, aanpassen en dealen met de uitdagingen en problemen in
ons leven. Menselijk gedrag is doel nastrevend, functioneel en doelbewust. Gedrag
wat dysfunctioneel lijkt, kan toch functioneel zijn.
De fysieke omgeving brengt vaak uitdagingen met zich mee voor mensen (voedsel
tekorten, extreme temperaturen, hoogtes, slangen, vreemden etc.). Onze sociale
omgeving doet dat ook. Onze verlangens/doelen kunnen niet altijd worden bereikt en
wat belangrijk voor de een is, hoeft voor de andere niet belangrijk te zijn en heeft
effect op hoe je de omgeving ziet. Daarnaast hebben we ook een intrapsychische
omgeving (herinneringen, dromen, verlangens, fantasieën etc.).
Drie niveaus van persoonlijkheid analyse
Persoonlijkheid kan op drie niveaus geanalyseerd worden, wat inhoudt dat ieder
mens in bepaalde mate is:
1. zoals alle anderen (human nature niveau)
2. zoals sommige anderen (niveau van individuele en groepsverschillen)
3. zoals niemand anders (individuele uniekheid niveau)
Er is een debat of dat enkelingen nomothetisch – als individuele instanties van
algemene karaktertrekken in de populatie bestudeerd moeten worden of idiografisch,
als enkele, unieke zaken.
6 domeinen van kennis over mensheid
Persoonlijkheid is beïnvloed door:
- dispositioneel domein: trekken waar de persoon mee geboren is of heeft ontwikkeld
- biologische domein: biologische processen, psychofysiologie en genetica
- intrapsychische domein: conflicten binnen de persoons eigen verstand
- cognitief-experimenteel domein: persoonlijke/privé gedachten, gevoelens,
verlangens, geloven en andere subjectieve ervaringen
- sociaal en cultureel domein
- aanpassing domein: aanpassingen die de persoon moet maken aan stress en
uitdagingen
Theorieën
Een goede theorie vervult drie doelen in de wetenschap: voorziet van een gids voor
wetenschappers, organiseert bekende ontdekkingen en maakt voorspellingen.
Daarnaast zijn er vijf criteria om een theorie te beoordelen:
omvattendheid/comprehensiveness (legt meeste of alle bekende feiten uit),
heuristische waarde (een gids voor nieuwe ontdekkingen), testbaarheid (precieze
voorspellingen die empirisch getest kunnen worden), spaarzaamheid/parsimony
(weinig aannames), mogelijkheid tot integratie met andere domeinen en niveaus.
Op het moment is er geen persoonlijkheidstheorie die aan alle eisen voldoet.
, Hoofdstuk 2
Bronnen van persoonlijke gegevens
Er zijn vier soorten gegevens:
- S-data: self-report data
- O-data: observer-report data
- T-data: test data
- L-data: life-outcome data
Zelfrapportage data kunnen worden verkregen door bijvoorbeeld interviews of
vragenlijsten en bevatten informatie die alleen het individu zelf kan delen wat niet
toegankelijk is voor derden. Een interview kan open/ongestructureerde vragen
hebben of gesloten-gestructureerde vragen. Autobiografieën, narratieven en
bijvoorbeeld de Twenty Statements Test (20 keer ‘I am’ en daarna open plek
invullen) zijn ongestructureerd. Vaker komen gestructureerde vragenlijsten voor
zoals: ‘vink de trekken-beschrijvende bijvoeglijk naamwoorden in die op jou van
toepassing zijn’. Of de Likert rating scale waarin een persoon aangeeft op een schaal
in welke mate hij/zij deze eigenschap bevat.
Er zijn natuurlijk beperkingen: mensen zijn niet altijd eerlijk of hebben geen accurate
zelf kennis, alexithymie (moeite beschrijven innerlijk), sociaal wenselijkheid.
Observatoren kunnen een beoordeling maken over anderen. Ze kunnen rapporteren
wat voor een indruk een persoon maakt op anderen, over hun sociale reputatie, de
relatieve status van iemand een groep. Ook kunnen er meerdere observatoren iets
zeggen over een persoon om een beter beeld te vormen:
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Een subject kan beoordeeld worden door
professionele observatoren in een lab of naturalistische setting, maar die kunnen
alleen een publieke persona observeren. Daarom kan een subject ook geobserveerd
worden door bekenden/kennissen, die kennen de persoon zijn natuurlijke gedrag en
hebben vaak privé info waar anderen geen toegang tot hebben. Daarnaast kunnen
meerdere sociale persoonlijkheden worden onderzocht: een persoon heeft vaak een
context-afhankelijke persoonlijkheid die verschilt door bijvoorbeeld de soort relatie
met iemand (vijandig, liefhebbend etc.). Maar door kennissen te gebruiken zijn er ook
nadelen, want ze kunnen bevooroordeeld zijn.
Gestandaardiseerde tests verschaffen ook een antwoord op de indicatie van
persoonlijkheid. Dit kan door:
- experimentele methodes (wisselwerking S-data met T-data) 🡪 dominantie test:
uitvoeren gezamenlijke taak en dan leider aanwijzen/andere volgt en vervolgens
percentage dominante leider bekijken. Nadelen zijn raden welke trek er gemeten
wordt en zich daardoor aanpassen, ecologische validiteit en proefleider effect.
- impliciete tests: bijvoorbeeld IAT test ontwikkeld door Greenwald et al. in de jaren
90, omdat de meting van attitudes beïnvloedt wordt door sociale wenselijkheid,
zelfpresentatie etc.
- mechanische registratieapparatuur 🡪 bv. De actometer die meette het activiteits level
en de resultaten kwamen overeen met observatoren, is vrij van subjectieve bias en
kan in naturalistische omgeving alleen geschikt voor weinig trekken.
- fysiologische data 🡪 metingen kunnen iets zeggen over opwinding, reactiviteit op
stimuli, informatieverwerkingssnelheid (fMRI metingen/hersenactiviteit). Kan niet
worden gefaket, alleen wel kunstmatige lab situatie.
- projectieve data 🡪 ambigue stimulus en beschrijven wat je ziet: Rorschachtest
, Levensloop data zegt iets over feiten in het leven van een persoon (opleiding, werk,
burgerlijke stand, ongevallen, internetgebruik etc.). S-data en O-data worden vaak
gebruikt om L-data te voorspellen. Persoonlijkheidskenmerken in jeugd zijn vaak
gelinkt als belangrijke levensloop gebeurtenissen later in het leven.
Data samenvoegen
In onderzoek betekent triangulatie dat je iets onderzoekt vanuit verschillende
richtingen om dezelfde onderzoeksvraag te beantwoorden. De antwoorden uit de
verschillende richtingen die elkaar overlappen/ hetzelfde zijn/ elkaar niet
tegenspreken, zijn waarschijnlijk objectief waar.
Evaluatie en kwaliteit
Betrouwbaarheid: gevoeligheid van een meting voor onbedoelde fluctuaties of
variaties van de meetresultaten (= meetfouten) bij dezelfde proefpersoon: over tijd,
tussen items van eenzelfde test, tussen onafhankelijke beoordelaars. Kan getest
worden door herhaalde metingen:
- test-hertest 🡪 alleen mensen kunnen veranderen
- interne consistentie 🡪 of de items van een test goed correleren
- interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
Maar er is gevaar op antwoordtendensen: mensen antwoorden los van de inhoud.
Mensen kunnen extreem, sociaal wenselijk of instemmend/acquiescence
antwoorden. Sociaal wenselijkheid kan worden geëlimineerd door statistisch
verwijderen, minder gevoelige vragenlijsten of forced-choice tussen twee items.
Sociaal wenselijkheid kan ook als deel van de persoonlijkheid worden
gezien/mentale gezondheid: positieve blik op jezelf en de wereld en niet alleen als
een fout.
Validiteit houdt in of de test meet wat hij moet meten. En test kan dus zonder
betrouwbaarheid niet valide zijn, maar wel hoog betrouwbaar en niet valide. Er zijn
verschillende soorten validiteit:
- gezichtsvaliditeit: meet de test op het eerste gezicht, wat het behoort te meten? Is
de test zinvol? Zijn de items duidelijk?
- inhoudsvaliditeit 🡪 komen de essentiële elementen voor in de test?
- predictieve validiteit: kan de test een extern criterium voorspellen?
- convergente validiteit: correleert de test met andere tests van dezelfde eigenschap
of verschillende data?
- discriminante validiteit: meet de test naast wat het zou moeten meten ook niet wat
het niet moet meten?
- constructvaliditeit: meet de test het construct wat het zou moeten meten?
Daarnaast is de generaliseerbaarheid belangrijk: de mate waarin een meting valide
blijft in diverse contexten zoals over verschillende groepen mensen of situaties.
Het dispositioneel domein
Hoofdstuk 3
Trekken
Er zijn twee verschillende opvattingen over wat trekken nu precies zijn:
- een trek is een interne causale eigenschap voor gedrag: trekken zijn interne
verlangens en gevoelens die je met je meedraagt, het zijn interne oorzaken van
gedrag die dat gedrag ook kunnen verklaren, trekken staan niet gelijk aan het gedrag
zelf, maar gaan over capaciteiten en een trek kan aanwezig zijn, ook al is het gedrag