COGNITIVE SCIENCE, AN INTRODUCTION TO THE STUDY OF THE MIND
Chapter 1 Introduction
Exploring Inner Space
Cognitive science houdt zich bezig met het interdisciplinaire onderzoek naar de mind (geest,
hersenen, etc. hierna te noemen mind). De theorie gaat vooral over computation oftewel
informatieverwerking. Twee belangrijke begrippen zijn representatie en informatieverwerking
(computation).
Representatie
Een representatie is iets dat voor iets anders staat. Dat betekent dat het symbolisch is, het ‘betekent’
wel hetzelfde als de referent (waar het voor staat), maar is het niet. Er zijn vier belangrijke aspecten
van een representatie; (1) representation bearer, (2) moet betekenis hebben moet een referent
hebben, (3) moet gegrond zijn symbool en referent moeten iets met elkaar te maken hebben en
(4) moet interpreteerbaar zijn door iets of iemand. Representaties zijn semantisch, ze hebben
betekenis. De relatie tussen de representatie en de referent is intentioneel, oftewel gericht op een
object. Door deze intentionaliteit wordt bij een bepaalde referent een representatie ‘getriggerd’, dat
noemen we een appropriate causal relation.
In een formeel systeem worden symbolen (bijv. woorden) gecombineerd tot uitdrukkingen (bijv.
zinnen), die door processen (bijv. deductie) gecombineerd kunnen worden tot nieuwe uitdrukkingen.
Dit systeem zorgt volgens de physical symbol system hypothesis voor intelligentie. Dat zou betekenen
dat computers ook intelligent zijn. Omdat de symbolen die computers kunnen manipuleren volgens
sommigen geen semantische betekenis hebben stuiten we daarbij op het symbol grounding system.
Dit blijft betwistbaar. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vier soorten representaties;
Soort representatie Wat is het?
Concept (Abstracte) ideeën die staan voor bepaalde groepen dingen (stoel, liefde)
Propositie Een zin, die geverifieerd of gefalsificeerd kan worden. Bestaat uit
concepten, is ingewikkelder omdat het relaties tussen concepten kan
uitleggen.
Regels Bestaat uit proposities, als a dan b. ‘Als’ is de conditie, ‘dan’ is de actie
Analogie Een manier om ‘oude’ kennis toe te passen op nieuwe situaties
Syllogisme is hetzelfde als deductie. Twee premissen en één conclusie, bestaat dus uit proposities.
Twee soorten kennis; declaratief (dat je iets weet) en procedureel (dat je iets kan).
Informatieverwerking
Het verwerken van representaties zorgt ervoor dat we als mensen kunnen functioneren. Het zijn
verschillende mentale mechanismen die allemaal binnen verschillende categorieën vallen.
Volgens de tri-level hypothesis kan informatieverwerking onderverdeeld worden in drie levels.
Het eerste, meest abstracte level is het computational level. Hierbij wordt het probleem
geanalyseerd dmv twee ‘vragen’; Wat is precies het probleem? Waarom is het probleem er?
Vervolgens komen we bij het algorithmic level, een soort programmering waarbij, zoals in een
wiskundige formule, wordt bepaald hoe het probleem aangepakt moet worden. Dit gaat niet in op de
betekenis van het probleem, het is een ‘vast’ algoritme waarvan we dus ook precieze regels kunnen
achterhalen.
Als laatste is het implementational level. Hierbij wordt gekeken naar wat daadwerkelijk de informatie
verwerkt; Wat voor fysieke veranderingen vinden er plaats bij de informatieverwerking? Denk aan
,neuronen bij mensen/elektronen bij computers. Het gaat hier om de ‘hardware’ van een
informatieverwerker.
In deze theorie wordt een computer of het brein gezien als een formal symbol manipulator, iets dat
symbolen ontcijfert onafhankelijk van hun semantische betekenis. Het gaat hier dus alleen om de
syntax (regels). Er zijn veel andere theorieën, zoals bijvoorbeeld de network approach of de
dynamical perspective, waarbij men uitgaat van een steeds veranderende representatie naarmate we
deze vaker ‘zien’.
Chapter 2 The Philosophical Approach
Enduring questions
Er zijn twee soorten filosofie, metafysisch (wat is er in de realiteit) en epistemologie (wat is
kennis?). Het lichaam-geest probleem is een metafysische vraag. Verschil tussen dualisme
(Plato) en monisme (Aristoteles) belangrijk.
Monisme
Verschillende stromingen binnen het monisme worden behandeld, namelijk het idealisme (de wereld
is mentaal, niets bestaat fysiek (God, brain in a vat)) en het fysicalisme/materialisme (de wereld is
fysiek). Onder het fysicalisme vallen nog verschillende theorieën. De identiteitstheorie gaat ervan uit
dat de hersenen de geest zijn. Er is niet iets mentaals wat daar nog bij hoort. Het eliminativisme
ontkent überhaupt het bestaan van een geest, alleen het brein bestaat.
Volkspsychologie is een ‘simpele’ theorie om gedrag te verklaren, vaak bekritiseerd (door bijv.
Churchland) omdat het geen uitleg geeft over waarom, maar alleen voorspellingen doet.
Het monisme heeft minder fundamentele problemen dan het dualisme, maar toch wordt het
bekritiseerd. Idealisme is niet te falsificeren, daarom wordt het vaak niet gezien als een plausibele
theorie. Het fysicalisme laat wel correlatie zien tussen hersenactiviteit en bepaalde mental states,
maar het legt niet uit hoe dat komt. Ook is er het multiple realization probleem, dat aangeeft dat het
per persoon kan verschillen hoe hij iets ervaart, ook al zijn dezelfde hersengebieden actief als bij
iemand anders.
Dualisme
Klassiek dualisme is begonnen bij Descartes. Hij ging uit van een connectie tussen geest en lichaam
bij de pineal gland, waarbij de geest het lichaam aanstuurt. Dit resulteerde in substantie dualisme;
het lichaam en de geest zijn uit andere substanties opgebouwd. Dit werd ondersteund door het idee
dat de geest dingen kan die geen enkel fysiek voorwerp kan, dus dat de geest geen fysiek voorwerp
kan zijn. Met de verbetering van technologie bleek later dat heel veel dingen die de geest kan, nu ook
door computers gedaan kan worden. De kritiek was duidelijk; hoe kunnen twee dingen die van een
totaal andere substantie gemaakt zijn interacteren? Het property dualism zegt dat de mentale
toestanden properties zijn van het brein, dat wil zeggen een bepaalde soort eigenschap. Hiermee
wordt helaas nog steeds niet het probleem van interactie opgelost.
Verdere kritiek op het dualisme kwam van Gilbert Ryle. Hij kwam met het voorbeeld van een student
die over een campus een rondleiding krijgt en aan het eind vraagt waar hij de universiteit kan vinden.
Zo is volgens Ryle de geest een ander ‘niveau’, en zijn het brein en de neuronen e.d. een onderdeel
ervan. Clark wees erop dat dualisme vooral vertelt wat de geest niet is (het brein, fysiek), maar niet
uitlegt wat het dan wel kan zijn. Ook is de geest duidelijk afhankelijk van het brein, wanneer we
kijken naar bijv. beschadigde hersenen.
, Dualisten zeggen dat sommige subjectieve ervaringen niet gelijk staan aan bepaalde mentale
toestanden, maar het enige ‘bewijs’ hiervoor is tot stand gekomen door introspectie, wat het dus
niet heel sterk maakt.
Functionalisme
Volgens het functionalisme zijn mentale toestanden niet (alleen) de fysieke toestanden maar ook de
functies die daardoor worden uitgevoerd. Deze theorie beargumenteert dat een mentale toestand
door verschillende dingen op een andere manier gerealiseerd kan worden. Zo zou een computer of
alien tot dezelfde gedragsuiting kunnen komen als een mens. De fysieke processen zijn dan wel heel
anders, maar de functie is hetzelfde. Een puur fysiek brein zou nooit alle ‘combinaties’ kunnen maken
die er zijn als het gaat om iemands mening ergens over. Daarom moet er volgens het (liberal)
functionalisme gekeken worden naar de functies, niet (alleen) het fysieke aspect. Ook zegt het dat
sommige mentale toestanden meer gelinkt zijn aan de omgeving en gedrag dan aan fysieke
toestanden. “functionalism implies that mental states might not be reduced to any particular
physical state”
Problemen met het functionalisme zijn onder andere dat, ondanks dat het ervan uitgaat dat er een
geest kan bestaan zonder een fysiek brein, daar nog geen bewijs voor is. Ook kan het functionalisme
de verschillende qualia (hoe iemand iets ervaart) niet uitleggen.
Het probleem van kennis: Hoe verkrijgen we kennis?
Voor het verkrijgen van kennis gaan we uit van twee verschillende manieren; nature en nurture.
Volgens het nativisme is een groot deel van onze kennis aangeboren, dus krijgen we dat vanuit
nature. Plato’s theorie gaat uit van ‘perfecte’ ideeën die we ons steeds meer herinneren (zo leren
we). Het rationalisme van Descartes sluit hierop aan en stelt dat we ook bepaalde basisvaardigheden
als logica hebben vanuit nature. Het empirisme van Locke gaat uit van een tabula rasa die we door
nurture gedurende ons leven verder inkleuren. We verkrijgen via de zintuigen simple ideas die we
vervolgens combineren tot complex ideas.
Op het eerste gezicht klinken aangeboren ideeën niet logisch, maar als je kijkt naar reflexen (iets
vastpakken of vies kijken bij stank) van baby’s en kinderen klinkt het meteen aannemelijker. Het blijft
de vraag waar nature-filosofen denken dat deze kennis vandaan komt.
Het is niet zo dat alle kennis of van nature of van nurture komt. Door genetische manipulatie kan het
geheugen van een rat verbeterd worden, maar mensen kunnen ook hun geheugen trainen.
Het mysterie van bewustzijn: Wat is het bewustzijn en hoe werkt het?
Bewustzijn is een breed begrip. Het kan bijv. gaan over onze subjectieve ervaringen en
gedachtegangen. In de psychologie wordt vooral meer biologisch gekeken, naar wat er gebeurt en
wat voor gedrag daar uitkomt. Dat noem je de psychological concept of mind. De phenomenal
concept of mind houdt zich meer bezig met hoe de subjectieve ervaring is. Chalmers maakt een
onderscheid tussen makkelijke en moeilijke problemen van bewustzijn. Makkelijke problemen zijn
die die opgelost kunnen worden door (neuro)wetenschappen, zoals hoe we op een omgeving
reageren, de moeilijke hebben betrekking tot de subjectieve ervaring. Dat we met objectieve regels
als neurowetenschap deze subjectieve ervaringen niet kunnen verklaren heet het explanatory gap.
The What-its’- like Argument
In het “What it’s like to be a bat” argument van Nagel laat hij zien dat we ons nooit kunnen
voorstellen hoe het echt voor een vleermuis is om de wereld te ervaren. Zo maakt hij de stap naar
het feit dat we nooit voor anderen kunnen weten/uitleggen hoe het is om iets te ervaren.
Wetenschap kan alleen de objectieve activiteit meten. Sommigen beargumenteren dat de
wetenschap dit ook niet hoeft, subjectieve kennis is volgens hen geen feitelijke kennis, juist omdat
het niet objectief is.