Probleem 1.1 Preventie en Bestraffing
Leerdoelen:
1. Hoe is het beeld over criminaliteit ontwikkeld van 1950 tot 1975?
2. Wat zijn de verklaringen hiervoor?
Garland – Culture of Control H1 – A history of the present
Wat is de ontwikkeling?
- Eerst penal welfarism: eerlijk proces, gericht op resocialisatie, oog voor de dader, laten terugkeren in de
maatschappij.
- Daarna culture of control: beheerscultuur, risicomanagement, samenwerken van actoren.
Ontwikkeling vanaf 1970 vanuit 3 perspectieven:
1. Historisch
a. De veranderingen in de aanpak van criminaliteit tonen in deze periode een verrassende ommekeer
t.o.v. van de gevestigde historische aanpak. De modernisatieprocessen (vooral de neigingen naar
rationalisatie en beschaving) lijken te zijn omgekeerd. De aanwezigheid van nieuw beleid met meer
punitieve en beeldende vormen van straffen lijken antimodern. De uitvoering van politietaken,
vervolgingen en sancties hebben andere doelen, belichamen nieuwe sociale belangen en maken gebruik
van nieuwe vormen van kennis. Deze praktijken staan recht tegenover de oude praktijken, namelijk het
penal welfarism: de institutionele regelingen die het veld van 1890 tot 1970 hebben gekenmerkt.
b. Vanuit het historisch perspectief worden vragen gesteld als: Wat is de aard van deze verandering? Wat
is het verschil tussen de huidige penal welfarism en die van voor 1970? Welke samenloop van sociale en
strafrechtelijke ontwikkelingen heeft hiervoor gezorgd?
2. Penologisch
a. De nieuwe veranderingen werden gezien als aanval op het bestaande systeem (het systeem werd
meerdere malen herzien). Hiërarchieën veranderden, vaste routines werden uit elkaar getrokken,
werkmethoden gewijzigd en doelstellingen en prioriteiten opnieuw geformuleerd. Vroegere aannames,
werkroutines, doelen en prioriteiten werden betwijfeld en gewijzigd. Vóór 1970 (tijdens het penal
welfarism) deelden zij dezelfde aannames die het raamwerk vormden voor de aanpak van criminaliteit;
haddden duidelijke richtlijnen en een duidelijk raamwerk. Nu mist deze gemeenschappelijke basis en
zullen er nieuwe leerboeken geschreven moeten worden om deze weer te creëren. Garland probeert in
dit boek nieuwe raamwerken te identificeren.
3. Sociologisch
a. Het gebied van misdaadbestrijding wordt gekenmerkt door twee patronen van actie: (1) de formele
controle uitgeoefend strafrechtelijke instanties van de staat en (2) de informele sociale controle die is
ingebed in de alledaagse activiteiten en interacties in de maatschappij. De formele instellingen zijn
reactief en adaptief en werken op manieren die de sociale controle van het gewone leven willen
aanvullen, hoewel ze dit ook soms tegenwerken. Als het karakter van de maatschappij verandert, dan
hebben de veranderende routines en gewoontes vaak consequenties voor de structuur van informele
sociale controle, wat weer invloed kan hebben op de formele controle.
b. Hou dus rekening met zowel de formele controle als de informele sociale controle. Vragen die daarbij
helpen: Wat is het nieuwe probleem van criminaliteit? Wat zijn de nieuwe sociale omstandigheden die
nieuwe vormen van criminaliteit en de aanpak ervan in het leven brengen?
De belangrijkste veranderingen (UK & USA)
1. De afname van het rehabilitatie ideaal
De nadruk bij strafdoelen is veel minder komen te liggen op de rehabilitatie/verbetering van daders in de
samenleving. Ook zijn er veranderingen in de strafwet die deelname aan behandelingsprogramma’s loskoppelen
van de duur van de straf. Rehabilitatie programma’s blijven wel bestaan, maar zijn voornamelijk gericht op
personen met een hoog risico zoals zedendelinquenten, drugsverslaafden en geweldplegers. De
rehabilitatiemogelijkheden van strafrechtelijke maatregelen zijn ondergeschikte doelen aan de andere
strafdoelen zoals vergelding en risicobeheersing.
2. De terugkomst van punitieve sancties en excessieve gerechtigheid
Het grootste deel van de 20e eeuw was er veel kritiek op de expliciet vergeldende en opzettelijk harde straffen,
gezien zij geen plaats hadden in een modern strafsysteem. In de laatste 20 jaar is vergelding echter een algemeen
beleidsdoel geworden in de US en de UK, wat initieel werd aangemoedigd door oneerlijke individuele
veroordelingen. Publieke vormen van vernedering worden tegenwoordig weer gewaardeerd vanwege hun
ondubbelzinnig bestraffende karakter we moeten meer veroordelen en minder begrijpen.
3. Veranderingen in de emotionele toon van het criminaliteitsbeleid
1
, Het beleid ter regulering van criminaliteit roept altijd een aantal collectieve gevoelens op. Gedurende het
raamwerk van de penal welfare was de dominante toon van beleidsmakers er een van zelfverzekerde vooruitgang
in de bestrijding van criminaliteit en rationalisering van het strafrecht. Sinds de jaren ’70 krijgt angst voor
criminaliteit een grote plek, criminaliteit wordt nu beschouwd als groot sociaal probleem en een kenmerk van de
hedendaagse cultuur (i.p.v. dat het alleen voorkomt in slechte buurten en individuen). De angst voor criminaliteit
is een probleem op zichzelf geworden (los van daadwerkelijke criminaliteit en slachtofferschap) en er is beleid
gevormd gericht op het verkleinen van de angst voor criminaliteit i.p.v. de criminaliteit zelf. Deze angstige bange
stem van het publiek heeft dus veel invloed op de beleidsmakers.
- Vaak wordt het beeld geschetst van ‘it could be you’.
4. De terugkeer van het slachtoffer
De laatste 30 jaar heeft het slachtoffer weer een prominente rol gekregen in het criminaliteitsbeleid. Voor de
jaren ’70 speelde het individuele slachtoffer amper een rol, dit viel gewoon onder de algemene belangen van de
bevolking. Nu worden de interesses en gevoelens van slachtoffers (ook families hiervan en potentiële slachtoffers)
ingeroepen ter ondersteuning van de maatregelen. Ze hebben ook spreekrecht in de rechtszaal. Slachtoffers
moeten worden beschermd, hun stem moet worden gehoord, hun boosheid geuit, hun angsten aangestipt etc.
Aan de kant van de slachtoffers staan betekent automatisch hard zijn tegen daders. Er is een nieuwe betekenis
gegeven aan slachtofferschap en de relaties tussen slachtoffers en de publieke instanties die criminaliteitsbeleid
maken.
- Er wordt uitgegaan van een zero-sum beleid waarin de winst van de dader het verlies van
het slachtoffer is en ‘voor’ het slachtoffer zijn betekent automatisch streng zijn voor de
dader.
5. De bevolking moet boven alles worden beschermd
De bescherming van de bevolking is nu het dominante thema van het strafbeleid geworden. Er is veel meer
nadruk gekomen op de behoefte aan bescherming, het beheersen van gevaar, het identificeren van risico’s etc. Er
is minder zorg om de rechten van gevangenen en de menselijke vrijheden van verdachten. Door meldingswetten
worden bijv. de vroegere wandaden en mogelijke toekomstige gevaren van vrijgelaten overtreders benadrukt. Er
is meer vraag naar effectieve controle en handhaving. Eerst was er vraag naar bescherming tegen de staat, nu is
er vraag naar bescherming door de staat. De bescherming van de bevolking staat boven de rechten van de dader.
- Staat op gespannen voet met privacy.
6. Politicisatie en het nieuwe populisme
Het beleidsvormingsproces is gepolitiseerd en populistisch geworden. Ook worden alle beslissingen genomen in
de schijnwerpers van publiciteit, vormt de politiek hierover een stelling en wordt iedere fout een schandaal.
Maatstaven voor beleid zijn politiek voordeel en de mening van de bevolking, en niet zozeer de opvattingen van
experts en het bewijs van onderzoek. De mening van de bevolking functioneerde eerst als af en toe een
remmende factor op politieke initiatieven, nu is het een privilegieerde bron. De dominante stem van het
misdaadbeleid is dus niet langer de expert of de beoefenaar, maar die van het slachtoffer en angstige burgers.
7. Het heruitvinden van de gevangenis
Voor de jaren ’70 werd de gevangenis als een laatste redmiddel gezien. Het werkte eigenlijk niet goed en het was
een problematische instelling. Het liep niet op een lijn met de doelen en opvattingen die in die tijd overheersten.
Er werden veel overheidsinspanningen besteed aan het creëren van alternatieven voor opsluiting zoals proeftijd,
boetes en verschillende vormen van gemeenschapstoezicht. In de afgelopen 25 jaar is dit veranderd, met als
gevolg de meest stijgende lijn ooit in aantal gevangenissen en gedetineerden. Nu ziet men de gevangenis als een
werkende straf en bevredigt het populaire politieke eisen voor openbare veiligheid en vergelding.
8. De transformatie van criminologisch denken
Criminaliteit werd eerst gezien als het probleem van slecht aangepaste individuen en families, een symptoom van
sociaal onrecht, en de botsing van culturele normen in een pluriforme en hiërarchische samenleving. Het centraal
verklarende thema was dat van sociale deprivatie, individuen werden delinquent omdat hen een goede opleiding,
kansen op werk of behandeling voor hun psychologische aanleg was ontnomen. De oplossing lag in individueel
correctionele behandelingen, de ondersteuning van en toezicht op gezinnen, en sociale hervormingen die gericht
waren op het onderwijs en het creëren van banen. Tegenwoordig zijn theorieën die het denken en
handelen vormen de control theorieën die misdaad als problemen beschouwen van ontoereikende controles.
Sociale controle, situationele controle, zelfcontrole etc. zijn nu dominante thema’s van de criminologie en het
beleid. Deze theorieën gaan ervan uit dat individuen zich aangetrokken voelen tot antisociaal en crimineel gedrag,
tenzij dit wordt tegengehouden door krachtige en effectieve controles. Ze kijken naar de autoriteit van het gezin,
de gemeenschap en de staat om beperkingen te handhaven. Criminaliteit wordt dus als normaal en alledaags
aspect gezien van de samenleving geleid tot vergeldend en afschrikwekkend beleid (voor zover het bevestigt
dat daders rationele actoren zijn). Eerst stond de dader centraal; nu meer de daad. Ook meer gericht op
preventie.
9. De uitbreiding van infrastructuur van criminaliteitspreventie en gemeenschapsveiligheid
Er is een nieuwe structuur opgezet die misdaad en wanorde op een andere manier aanpakt. Er worden
overeenkomsten tussen verschillende agentschappen gesloten om misdaadpreventie en de veiligheid van de
gemeenschap te verbeteren; voornamelijk door de maatschappelijke betrokkenheid. Denk bijv. aan
bedrijfsverbetergebieden, buurtwachten, community policing etc.
2
, 10. Burgermaatschappij en de commercialisatie van misdaadbestrijding
Door al deze nieuwe preventieve praktijken wordt de scheidingslijn tussen publiek en privaat overschreden en
ook gaat de de criminaliteitscontrole veel verder dan de grenzen van de staat. Eerder domineerde de staat het
veld van de criminaliteitsbestrijding en criminaliteit werd gezien als iets wat moest worden aangepakt met beleid,
veroordeling en straffen van individuele daders. Nu is er een ontwikkeling waarin burgers, gemeenschappen en
bedrijven een steeds grotere rol spelen en worden er hele andere strategieën en technieken gebruikt dan door de
traditionele criminaliteit bestrijdende actoren werd gebruikt. Ook is er een opkomst van de private beveiliging.
- Koppeling Cohen: net widening door de publieke en private samenwerking is er meer net
widening & er is sprake van blurring the boundaries doordat de grenzen tussen hen
vervagen.
11. Nieuwe managementstijlen en werkwijzen
De afgelopen decennia hebben belangrijke veranderingen plaatsgevonden in de doelstellingen, prioriteiten en
werkideologieën van de strafrechtsorganisaties. De politie ziet zichzelf niet meer zo erg als
criminaliteitsbestrijders, maar meer als een responsieve publieke dienst die probeert om angst en wanorde te
verkleinen. Gevangenissen zien het als hun primaire taak om het publiek te beschermen door daders in hechtenis
te houden, en doen niet langer alsof ze rehabilitatie-effecten teweeg te brengen. De reclassering heeft de nadruk
minder gelegd op de sociale werkethos dat vroeger hun werk domineerde, en presenteren zich nu als aanbieders
van goedkope, op de gemeenschap gebaseerde straffen die gericht zijn op het toezicht op de daders.
Bovendien is veel werk gereguleerd door maatstaven waaraan voldaan moet worden en is er een nadruk
op kosteneffectief beheer van risico’s en middelen. Dit zorgt wel voor veel spanningen op de werkvloer in dit veld
en tussen de besluitvorming en de praktijk.
12. Een eeuwig crisisgevoel
Gedurende een groot deel van de laatste twee decennia hebben een onbehagelijk gevoel en demoralisatie het
terrein betreden; vaak uitgedrukt als een ‘crisis’. Sinds de jaren ’70 kwamen er steeds nieuwe wetten,
organisatorische hervormingen en beleidsontwikkelingen.
Er bestaat nu een groeiend gevoel dat de moderne regelingen voor criminaliteitsbestrijding niet langer voldoende
zijn voor het probleem van criminaliteit. De mislukkingen van het systeem worden minder gezien als een tijdelijk
probleem. De fouten worden gezien als ‘theory-failure’: als tekenen dat criminaliteitscontrole is gebaseerd op een
institutioneel model dat niet geschikt is voor zijn taak. Deze situatie heeft hij elders de crisis of penal modernism
genoemd. Een onderdeel van deze crisis is dat de burger vertrouwen heeft verloren in strafrecht en politici zijn
meer en meer onwillig zijn geworden om beslissingsbevoegdheden toe te vertrouwen aan criminologische
deskundigen. Het criminele strafrechtssysteem is een gevarenzone geworden een constante generator van
risico’s, schandalen en escalerende kosten.
Garland – Culture of Control H2 – Modern Criminal Justice and the Penal-
Welfare State
De funderingen voor het systeem van de 20e eeuw bestonden al eeuwen voordat het systeem zich überhaupt openbaarde.
Vroeger was de staat niet het standaardmechanisme om te dealen met criminaliteit koningen deden het gewoon zelf
(mensen die hen tegen stonden, werden gestraft ). In de late 18e en 19e eeuw werd het dealen met criminaliteit een
monopolie van de staat (rechtshandhaving). Een belangrijk onderscheid tussen de centrale en de lokale overheid bleef
bewaard bestaat nu nog steeds in VK & USA. Later, met de groei van de democratie in de 19e en 20e eeuw, werd deze
soevereine macht getransformeerd in een publieke macht. De wetten werden gezien als de wil van het volk, maar werden
wel gehandhaafd door instituties van de staat. Het werd nu niet meer gezien als de wensen van politieke elites of machtige
individuen.
Coulquhoun had laat in de 18e eeuw een idee voor een model van criminaliteitsbeheersing dat in staat zou zijn om om te
gaan met de stijgende criminaliteitscijfers. De bestaande politiepraktijken moesten blijven (doelstelling was het bevorderen
van de openbare rust en veiligheid, om rijkdom, gezondheid en welvaart van de bevolking te verbeteren; slechts incidenteel
belast met crimi), maar deze moesten versterkt en gerationaliseerd worden en aangepast worden aangepast aan de nieuwe
uitdagingen van het kapitalisme.
- Dit model behelsde een preventieve vorm van regulering (die zich richtte op armoede en misdaad) en een meer
algemene opvatting van de instanties die verantwoordelijk zijn voor misdaadbestrijding en ordehandhaving. In
deze visie was misdaadbestrijding een breed gedeelde verantwoordelijkheid met strikte regulatie van sociale en
economische activiteiten, informeel toezicht en het vermijden van criminele mogelijkheden.
- Het omvatte de identificatie en achtervolging van criminele daders en schetste de behoefte aan een
gespecialiseerd bureau om deze functie te organiseren. Het ging ervan uit dat criminaliteit een normale reactie op
verleiding was, wijdverspreid over de lagere klassen en nauw verwant aan nietsdoen en ijver. Het strategische
antwoord was niet om individuen te achtervolgen en te bestraffen, maar om zich te concentreren op het
voorkomen van criminele kansen en het bewaken van kwetsbare situaties.
Penal welfarism and correctionalist crime control
3
, In 1890 ontstaat de Penal-welfare, dat het krachtigst is ontwikkeld in de jaren 1950 en 1960. In 1970 was dit het gevestigde
beleidskader in zowel Groot-Brittannie als Amerika. Het primaire idee is dat strafmaatregelen waar mogelijk rehabilitatieve
interventies moeten zijn in plaats van negatieve, vergeldende straffen. Dit gaf aanleiding tot nieuwe principes en praktijken
zoals strafwetten die onbepaalde straffen mogelijk maakten in verband met vervroegde vrijlating en voorwaardelijk
toezicht; het gebruik van sociaal onderzoek en psychiatrische rapporten; de individualisering van de behandeling op basis
van expertbeoordelingen; sociaal werk met daders en hun families en het belang van re-integratieve ondersteuning bij
vrijlating.
- De beginselen van penal-welfare (strafrechtelijk welzijn) waren meestal tegen het gebruik van gevangenisstraf,
aangezien dit over het algemeen beschouwd werd als contraproductief. Jeugdhervormingscentra,
opleidingsgevangenissen etc. hadden de voorkeur.
Rehabilitatie was niet het enige doel van penal-welfare. Ook was het niet de typische uitkomst. Plegers die geïdentificeerd
werden als gevaarlijk, recidivisten of niet-corrigeerbaar konden voor een lange tijd vastgehouden worden. Degenen die
goede banden hadden met familie en werk of respecteerbare achtergronden, konden sneller vrijgelaten worden (bijv.
doordat er binnen de familie een maatregel werd opgelegd). Maatregelen moesten aangepast worden aan het niveau van
naleving of het risico van de dader. Er ontstond een grote kloof tussen publiekelijk aangekondigde gevangenisstraffen en de
werkelijke tijd die de meeste gevangenen hadden (bijv. eerder vrijlaten door goed gedrag). Zo hadden burgers dus het idee
dat er naar hun eisen werd geluisterd, terwijl dit in werkelijkheid niet zo was.. Deze kloof tussen ‘bark and bite’ zorgde
ervoor dat het systeem leek te reageren op publieke eisen voor straf, terwijl het de werkelijke impact ervan aanpaste op
een manier die door de professionals meer geschikt werd geacht. Op deze manier kon het tegelijkertijd publieke kritiek
vermijden als besluitvorming door deskundigen versterken.
Binnen het penal-welfarism werd een centrale plaats toegekend aan professionele specialisten en deskundige oordelen
alles werd meer gebaseerd op criminologische kennis en empirisch onderzoek in plaats van gewoonte en gezond verstand.
Er werden meer sociale experts ingezet op het gebied van delinquentie en ook hun rechtsgebieden werden vergroot.
- Het veld was echter niet vrij van conflicten: in de kamer van de rechters was er een dagelijkse strijd tussen de
officieren van justitie en reclasseringsambtenaren: de ene pleitte voor een gevangenisstraf, de andere voor een
niet-vrijheidsbenemende straf.
- Liberalen criminaliteit is een symptoom van ongelijkheid, criminelen moeten worden begrepen voordat ze
worden berecht. Straffen is minder nuttig dan behandeling (gevangenis is contraproductief), zeiden politie kan
niet worden vertrouwd bij de bescherming van de rechten van verdachten.
- Conservatieven waren voor vergelding en pleiten voor het handhaven van de wet, politie moet je hun taak
laten doen.
Penal-welfarism was in het begin gebaseerd op twee grondslagen:
1. Sociale hervorming en rijkdom zullen uiteindelijk samen de frequentie van criminaliteit verminderen.
a. Welvaart werd dus op zichzelf beschouwd als middel voor misdaadpreventie.
b. Want: binnen PW wordt criminaliteit gezien als sociaal probleem dat voortkomt uit een ongelijke
samenleving.
2. De staat is verantwoordelijk voor de zorg voor de misdadigers, maar ook voor hun straf en controle.
Correctionalistische criminologie
- Kan worden omschreven als ‘modernistisch’. Dit, door zijn toewijding aan social engineering; zijn vertrouwen in
de capaciteiten van de staat en de mogelijkheden van de wetenschap; en zijn overtuiging dat sociale
omstandigheden en individuele daders kunnen worden hervormd door de interventies van overheidsinstanties.
- Straf in het algemeen, en vergeldende straffen in het bijzonder, werden door de modernisten gezien als
irrationeel en contraproductief. De juiste behandeling van daders vereiste geïndividualiseerde, corrigerende
maatregelen die zorgvuldig waren aangepast aan het specifieke geval of het specifieke probleem. Straf moest
worden vervangen door behandeling.
o De punitieve gevoelens verdwenen echter niet, maar werden onderdrukt en beschouwd als
beschamend.
Correctionalistische criminologie en zijn centrale thema’s
Een basiskenmerk van het correctionalistische raamwerk was het onderscheid tussen ‘het normale’ en ‘het pathologische’.
De focus lag op de delinquent: degene die ernstig, repetitief of irrationele criminele daden pleegt of wat de criminologen in
die tijd ‘de psychopatische dader’ noemde. Dit was vaak te vinden in slecht gesocialiseerde of onaangepaste individuen.
Hier moest het wetenschappelijk onderzoek op worden gericht. Hierdoor werden incidentele daders grotendeels
verwaarloosd, die zelden naar de gevangenissen moesten vaak werd een boete toegepast of werden zij
afschrikwekkende straffen gegeven zonder behandelingscomponent. De echte aandacht ging dus uit naar de delinquent.
De primaire zorg van correctionalistisch criminologisch onderzoek was het identificeren van de individuele kenmerken die
delinquenten en criminele persoonlijkheden onderscheidden, en om deze in verband te brengen met andere
toestanden/gesteldheid(?) die mogelijk aanwijzingen gaven voor hun behandelingen.
4