Recht voor de creatieve industrie
LES 1
Rechtsbronnen wetgeving rechtsgang
Rechtsbronnen De wet – codificatie van regels
Jurisprudentie – verzameling van uitspraken rechter
Gewoonterecht – niet gecodificeerd, gedragslijn, rechtsplicht
Jurisprudentie - het geheel van alle rechterlijke uitspraken (n.a.v. rechtszaken). Iedere keer als een
rechter dus een uitspraak doet in een rechtszaak, wordt dat onderdeel van de 'jurisprudentie'.
Territorialiteit – elk land heeft zijn eigen recht (zijn eigen territory)
Soevereiniteit – een land mag zijn eigen regels maken voor zijn eigen grondgebied, baas over eigen
land
Verdragen – op deze manier werken landen samen. Internationale rechtsbronnen. Voorbeeld =
treaty of peace
Verklaringen – geen verplichtingen, maar landen kunnen zich hier wel sterk maken in doelen die ze
belangrijk vinden (vroeger had je bijvoorbeeld klimaatverklaringen, maar nu zijn ze veranderd in
klimaatverdragingen)
Primair gemeenschapsrecht = verdragen (dwingend)
Secundair gemeenschapsrecht = verordening, richtlijnen (meer verschillen per land)
Privacywet was bijvoorbeeld altijd een secundair gemeenschapsrecht omdat het ene land strenger
dan de ander was, maar nu is het een primair gemeenschapsrecht en is het overal hetzelfde
Privaatrecht – afspraken tussen burgers onderling
Publieksrecht – verhouding tussen staat en burger
Staatrecht – hoe Nederlands is georganiseerd als land. Grondrechten en grondwetten
Bestuursrecht – alles is geregeld rondom het bestuur. Waaronder staat, provincie, gemeente en
waterschap. Hier krijg je mee te maken met bijvoorbeeld vergunningen vragen voor evenementen
Strafrecht – hieronder vallen bekeuringen, misdaden en overtredingen
Er is een verschil tussen misdaden en overtredingen. Zo is een overtreding bijvoorbeeld rijden door
rood licht, en een misdaad iets als diefstal en geweld. De straffen hiervoor zijn dan ook anders
Vermogensrecht – dit is het oudste recht dat we hebben. Dit gaat over eigendommen van mensen,
zoals geld en spullen-, je vermogen dus.
Intellectueel eigendom – alles wat je zelf gemaakt hebt en dat jouw ‘eigendom’ is, bijvoorbeeld jouw
ideeën, concepten en ontwerpen
Klassieke grondrechten – overheid houdt zich op afstand. Vrijheid van meningsuiting, verbod op
discriminatie, recht op privacy
Sociale grondrechten – overheid moet voorzieningen treffen. Recht op werk, wonen, onderwijs en
gezondheid
,Trias politica – scheiding der machten
Wetgevende macht – het parlement
Besturende macht – de regering/ het kabinet
Rechtssprekende macht –
Totstandkoming van wetgeving –
Totstandkoming jurisprudentie – dit gaat over rechters. Eerst een studie voor rechten en daarna tot
rechter.
Rechtsgang: eerst naar de rechtbank in hoger beroep naar gerechtshof in cassatie naar Hoge
Raad mocht dit nog niet baten ga je naar de Europese hof van justitie
In de rechtbank zitten rechters vaak alleen
Collegiale rechtsspraak – wanneer er 3 rechters zijn, dit is in het gerechtshof
Onder een bedrag van 500 euro mag je niet naar een gerechtshof
Interpretatie –
Historische interpretatie – eerst in de geschiedenis van de wet duiken
Anticiperende interpretatie – rechter past toekomstig recht toe, de wet is nog niet gepubliceerd. Dit
zorgt voor rechtsonzekerheid
Teleologische interpretatie – hier ga je kijken naar wat de bedoeling van een wet is.
Als de hoge raad een uitspraak doet heet dit een arrest
Redeneervormen analogie – hier worden specifieke gevallen met elkaar vergeleken
A-contrario - het stellen dat iets rechtmatig is omdat nergens in de wet staat
opgenomen dat het onrechtmatig is
BOEK H1
4 belangrijke functies van de wet 1. Hierin zijn normen vastgelegd die aangeven wat wenselijk
en wat onwenselijk gedrag is (normatieve functie)
2. Het is een instrument van de wetgever om bepaald gedrag
bij mensen te realiseren (instrumentele functie)
3. Het heeft een aanvullende functie voor wanneer mensen
vergeten goede afspraken te maken met elkaar. Als ze dit
niet doen kunnen ze altijd terugvallen op de regels van het
recht (aanvullende functie)
4. Wanneer 2 partijen hun conflict niet kunnen oplossen, zal
een onafhankelijke derde een besluit nemen, zoals de rechter
(geschiloplossende functie)
Normatieve functie van het recht = ethische normen, ook wel rechtsnormen. Dit houdt eigenlijk in
dat alle acties die niet wenselijk zijn een straf kunnen veroorzaken
Instrumentele functie van het recht = mensen die bepaalde dingen doen (zoals stoppen voor een
rood stoplicht) omdat de wetgever dit heeft bepaald
4 rechtsbronnen 1. De wet
2. De jurisprudentie
3. Het verdrag
4. Het gewoonterecht
Formele wetgever – de regering (koning en ministers) en de staten generaal (eerste en tweede
kamer)
Wetten in formele zin – zijn opgesteld door de formele wetgever (zoals Artikel 1 Grondwet: verbod
op discriminatie)
Wetten in materiele zin – alle bepalingen die volgens hun inhoud als een wet gezien kunnen worden,
dit is wanneer de wet verbindende voorschriften (avv’s) bevat (provinciale en gemeentelijke
verordeningen)
, Een wet in materiële zin die niet formeel is, is een wet die niet door de 1e en 2e kamer is gemaakt: je
kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld de mondkapjesplicht die in de Kalverstraat gold in Amsterdam,
dit is een algemene regel die specifiek geldt voor de Kalverstraat.
Een formele en materiele wet zou zijn als iedereen in Nederland een mondkapje zou moeten dragen,
dat zou in een formele wet moeten worden opgenomen vanwege de nationale impact en dus
goedgekeurd door 1e en 2e kamer.
Een wet in formele zin, is een wet die niet algemeen geldt, maar wel door 1e en 2e kamer is
goedgekeurd. Een voorbeeld hiervan zijn bijv. Begrotingswetten (Zoals iedere jaar op Prinsjesdag de
nieuwe begroting wordt gepresenteerd). Deze wet heeft geen algemene regels (en gelden dus ook
niet voor burgers).
Avv’s – regels die voor iedereen gelden
Rechtspraak = rechtersrecht of jurisprudentie
Verdrag – een afspraak gesloten door staten (onderling) en/of volkenrechtelijke organisaties (zoals
de verenigde naties) als twee of meer staten en/of volkenrechtelijke organisaties een
internationale samenwerking aangaan leggen ze dit vast in een verdrag (het
is dus een soort verdrag)
Transformatiesysteem – wanneer de regels uit een verdrag pas geldig zijn nadat het land deze heeft
omgezet en in zijn eigen wetten heeft opgenomen
Incorporatiesysteem – verdrag heeft rechtstreekse werking, de regels uit het verdrag zijn direct van
toepassing (Nederland heeft dit)
Gewoonterechtelijke regels – niet in de wet vastgelegd, maar rechters kunnen deze regels wel
meenemen in hun beslissing. Wordt ook wel ongeschreven recht genoemd
Open normen – wetten zijn ruim opgeschreven zodat ze in de tijdsgeest geïnterpreteerd kunnen
worden
Privaatrecht – geeft regels en wetten die gelden voor en tussen burgers onderling
Verbintenissenrecht – het aangaan van een overeenkomst
Verbintenis = een handeling van een of meerdere (rechts)perso(o)n(en)
Intellectueel-eigendomsrecht – rechtsgebied dat gaat over de bescherming van
voortbrengselen van de menselijke geest (liedjes, schilderijen of boeken)
Hierbij horen het auteursrecht en merkenrecht
Publieksrecht - wetten en regels die van toepassing zijn tussen burger en overheidsorganen en
overheidsorganen onderling
Burgers in het recht = natuurlijke personen
Bedrijven en organisaties in het recht = rechtspersonen
Staatsrecht – geeft regels over de organisatie van de Nederlandse staat (bijv. hoe een nieuw kabinet
tot stand komt)
Strafrecht – bepaalt welke feiten strafbaar zijn en wat de straf is
Bestuursrecht – gaat over regels waar de overheid zich aan moet houden bij het nemen van
beslissingen
Privaat Verbintenissenrecht
Goederenrecht
Ondernemingsrecht
Personen- en familierecht
Arbeidsrecht
Intellectueel-eigendomsrecht
Nationaal recht
Publiek Strafrecht
Bestuursrecht
Staatsrecht