Samenvattingen Hoofdvragen van de Sociologie Hoofdstuk 1 t/m 13
(incl. UAF 3, 5 en 9)
Hoofdstuk 1
1.1 The Sociological Perspective (Het sociologisch perspectief)
Sociologen houden zich bezig met de vraag: ‘How can we explain human behaviour?’ Om antwoord
op die vraag te geven, maken ze gebruik van het sociologisch perspectief. Het sociologisch
perspectief wil zeggen dat sociologen bij het verklaren van menselijk gedrag kijken naar sociale
contexten die individuen met elkaar delen. De klassieke sociologen Durkheim, Weber, Simmel, Marx
en Engels benadrukten dit perspectief. De Amerikaanse socioloog Mills noemde het ook wel
‘sociological imagination’ om te laten zien dat sociologen de sociale oorzaken van menselijk gedrag
onderzoeken.
In tegenstelling tot het sociologisch perspectief is er ook een individueel perspectief. Dit wil zeggen
dat onderzoekers op zoek gaan naar individuele oorzaken voor bepaald gedrag. De oplossingen die
vervolgens worden opgesteld zijn gericht op het individu en kunnen per persoon variëren.
Individueel perspectief vs. sociologisch perspectief
Individuele verschijnselen/problemen Sociale problemen en collectief gedrag
Individuele karakteristieken/oorzaken, zoals Sociale contexten en sociale oorzaken, zoals
genen en persoonlijkheid land, buurt, school, familie.
The sociological perspective = Sociology is the scientific study of social phenomena. This
means, that if you want to give a sociological explanation of human behavior, you need to
consider the influence of social contexts, and study the resulting collective human behavior.
Relatie individueel perspectief tot sociologisch perspectief
Supplemented perspectives: samen vullen ze elkaar aan en geven een betere uitleg voor
menselijk gedrag.
Alternative perspectives: het zijn alternatieven.
Proximate and ulitimate causes:
Proximate causes = factoren dicht bij het verschijnsel dat de onderzoeker wil verklaren.
Ultimate causes = dieperliggende, verborgen factoren op de achtergrond.
Bijvoorbeeld pesten op school (ultimate) wakkert een negatief zelfbeeld aan (proximate),
waardoor iemand obesitas krijgt.
Verschillende schalen van sociale contexten:
Micro-level: individuen, hun gedrag en hun bronnen.
Meso-level: sociale conexten die individuen met elkaar delen in hun directe omgeving, zoals
school, familie, buurt, werk organisatie, kerkgemeenschap, politieke organisatie en het
sociale netwerk (vrienden).
Macro-level: landen, groepen landen, regio’s en continenten.
Durkheim’s Suicide (1897)
Eén van de bekendste sociologen is Durkheim. In 1897 publiceerde hij zijn boek ‘Suicide’. In de 19 e
eeuw werd gedacht dat zelfmoord puur werd veroorzaakt door individuele oorzaken. Op datzelfde
moment werden steeds meer data over zelfmoorden geregistreerd en geanalyseerd. Op basis
daarvan stelde Durkheim dat individuele oorzaken invloed hebben op zelfmoord, maar dat
sociologische oorzaken ook een sterke invloed op zelfmoord hebben.
,1.2 Social Problems (Sociale problemen)
Sociaal probleem:
- gaat verder dan het individu en heeft invloed op veel mensen.
- is een publiek probleem waar veel mensen zich zorgen over maken, omdat het in conflict is
met bepaalde waarden.
Sociale problemen veranderen door de tijd heen. Enerzijds doordat de problemen van mensen door
de tijd en de ruimte veranderen. Bv. obesitas was in 1960 nog geen groot probleem. Anderzijds
doordat waarden en normen door de jaren heen veranderen. Obesitas is een groot probleem in
ontwikkelde landen, terwijl ondervoeding een veel groter probleem in ontwikkelingslanden is.
Voorbeelden van sociale problemen zijn obesitas en armoede, maar er bestaan ook sociale
problemen op kleinere schaal. Bv. corruptie in organisaties, misdaad en onveiligheid in de buurt en
pesten.
1.3 Three Aims of Sociology
Het doel van een socioloog is om sociale verschijnselen te beschrijven, te verklaren aan de hand van
theorieën en vervolgens hun kennis op het verschijnsel toe te passen. In het kort:
Describe: to provide an accurate description of social phenomena.
Explain: what causes are there?
Apply: apply sociological insights for:
- coming up with predictions.
- to develop and evaluate social interventions (information about outcomes, costs,
benefits and other possibly unintended consequences).
Social relevance = scientific knowledge that sociologists produce in the light of social
problems.
Verschil tussen sociale verschijnselen & sociale problemen
Sociale problemen: ze hebben een normatieve dimensie. Iedereen heeft een ander idee over
hoe het probleem opgelost zou moeten worden.
Sociale verschijnselen: zijn vrij van een normatieve dimensie.
1.4 Three types op Sociological Questions
Sociale problemen gaan altijd gepaard met normatieve vragen over ‘what should be done?’.
De drie sociologische vragen:
Symbool Question Example
Descriptief Q(d) How much, many? How high is the crime
in Japan and
Germany?
Theoretisch G(t) Why is this Why is the crime rate
happening? lower in Japan than in
Germany?
Application Q(a) What will happen in How will the crime
the future? What are rate develop in Japan?
the consequences of a Which interventions
certain social reduce crime?
intervention?
Comparative Social contexts, over How high was the
time, discover societal male and female
trends, homicide rate in
subpopulations. England in 2015?
,Om tot een antwoord te komen op een descriptieve vraag gebruikt een socioloog observatie (O). De
theoretische vraag noemen we ook wel ‘explanatory questions’, ‘why questions’ of ‘theory
questions’. Het antwoord op die vraag bestaat uit theorieën (T). Uit die theorieën kunnen we weer
een hypothese opmaken, waarmee we de theorieën kunnen testen. De antwoorden op application
questions bestaan uit voorspellingen of interventies (sociologische toepassingen).
1.5 The Art of Asking Good Sociological Questions
Voor het opstellen van een goede onderzoeksvraag:
1. Formuleer vage vragen in precieze vragen aan de hand van vier ‘questions ingredients’:
Bv. ‘How high is the crime rate?’
- The human behavior you are interested in – ‘How high is the homicide rate?’
- The social context – ‘How high is the homicide rate in England?’
- The period – ‘How high was the homicide rate in England in the year 2015?’
- The population – ‘How high was the male homicide rate in England in the year 2015?’
2. De mate van relevantie: sociologische studies kunnen relevant zijn op twee gebieden:
- Scientific relevance: Het opleveren van scientific knowledge B(k).
- Societal relevance: Het bijdragen aan kennis over sociale problemen B(sp).
Voordat je begint aan je eigen onderzoek, is het belangrijk dat je weet wat er al onderzocht is over
jouw onderwerp. Je wilt dus checken welke scientific knowledge er al is. Maak daarom een literature
review.
Literature review = you summarize the existing knowledge about a certain well-defined topic.
Daarnaast is het van belang dat je geen valse theoretische vraag opstelt. Verder kun je je vraag nog
interessanter maken door deze vergelijkend te maken.
1.6 Sociology and common sense
Socioloog Duncan Watts maakte het onderscheid tussen gezond verstand en de sociologie. Wij, als
mensen, gebruiken ons gezonde verstand om allerlei kleine zaken op te lossen. Als het gaat over
sociale verschijnselen heeft het verstand het echter niet gelijk. Volgens Watts zijn mensen als het
gaat over bètawetenschappen voorzichtiger met uitspraken, dan over studies met betrekking tot
menselijk gedrag.
Academische sociologie = wil zeggen dat kennis wordt verkrijgbaar voor anderen, wordt
publiekelijk en is objectief. Vervolgens kan op die kennis kritiek worden geuit of worden er
vragen over gesteld.
Private sociologists = onze eigen overtuigingen over sociale verschijnselen die we
ontwikkelen vanuit ons sociaal leven.
Hindsight bias = nadat je kennis hebt gemaakt met bepaalde feiten of verklaringen, denken
mensen al snel dat het logisch is en overduidelijk. Ze kunnen er meteen een nieuwe
verklaring voor verzinnen.
Confirmation bias = mensen zoeken naar observaties die hun overtuiging bevestigen en
ontlopen de feiten die hun overtuiging ontkrachten.
Verschillen tussen private sociology and academic sociologists
Private sociologists Academic sociology
Onderwerp: sociale verschijnselen Onderwerp: sociale verschijnselen
Private kennis Publieke kennis
Intuïtief en verhaaldenkend Systematische en rationele discussies
Incoherente en vage ideeën Coherente en precieze ideeën
Beschrijvingen en verklaringen zijn waar. Beschrijvingen en verklaringen kunnen waar of
niet waar zijn.
Weinig motivatie voor empirisch testen. Empirisch testen is belangrijk.
Zoeken naar bevestiging. Openstaan voor tegenbewijs.
, 1.7 Sociology as cumulative science
Sociology is a cumulative science.
Cumulative science = theorieën en observaties van eerdere studies zijn opgenomen in het
werk van succesvolle studies.
Hoe werkt cumulatieve wetenschap?
Iemand begint met een eerste studie.
Descriptieve vraag Q(d)1 Observation O1
Background knowledge = all knowledge at the time of the study.
Student 2 begint met een nieuwe studie, maar gebruikt studie 1 als achtergrondinformatie.
Background knowledge O1 Theorie question Q(t)1 Theory T1
Study 1 Study 2 Study 2
Student 3 gaat verder.
Background knowledge O1 ; T1 Theorie question O2 Theory T2
Study 1 en 2 Study 3 Study 3
Een criterium voor cumulatie is het publiceren van onderzoek, want anders kan niemand
voortborduren op die kennis.