Sociologie
De Samenleving
hoofdstuk 1, 3, 4, 5, 6, 8, 14 & 15
Social Work
Periode 1
Leerjaar 1
Isa Beuze
,Samenvatting de Samenleving Sociologie H1,3,4,5,6,8,14 & 15
Inhoud
Leerdoelen pag. 3
H1 Wat is sociologie? pag. 4
H3 Cultuur pag. 6
H4 Socialisatie; van jeugd tot ouderdom pag. 11
H5 Sociale interactie in het dagelijks leven pag. 17
H6 Groepen & organisaties pag. 21
H14 Seksualiteit pag. 27
H15 Gezin & familie pag. 31
H8 Sociale stratificatie pag. 36
2
,Samenvatting de Samenleving Sociologie H1,3,4,5,6,8,14 & 15
Leerdoelen
- Je kent het wetenschappelijk domein van sociologie en betekenis van sociologische
perspectief
- Je begrijpt het concept cultuur en cultuurelementen (symbolen, waarden en normen)
- Je kent de betekenis van culturele diversiteit voor de samenleving
- Je begrijpt de betekenis van socialisatie, waarden, normen en verwachtingspatronen
- Jij begrijpt de begrippen: sociale interactie en sociale groep
- Je kent de kenmerken van een netwerk en een (formele) organisatie
- Je kent de fasen van gezinsleven en overgangen in het gezinsleven
- Je kent seksuele oriëntaties en seksuele controversen
- Je kent betekenis van intermenselijke relaties, status, statussymbolen en stereotypen,
sociale structuren en sociale ongelijkheid
- Jij weet wat sociale stratificatie inhoudt en het ontstaan en consequentie van armoede
Hoofdstuk 1 & 3
- Je leert wat sociologische perspectief inhoudt
- Je hebt inzicht in belangrijke sociologische theorieën
- Je hebt inzicht in de modernisering
- Je leert waarom sociologie belangrijk is voor jouw loopbaan
- Je leert wat cultuur en cultuurelementen (symbolen, waarden en normen) inhouden
- Je leert hoe technologie van invloed is op cultuur
- Je leert over cultuurverschillen en veranderingen (culturele diversiteit)
- Je leert wat theoretische inzichten m.b.t. cultuur zijn
Hoofdstuk 4 & 5
- Je leert wat socialisatie is en welke rol sociale ervaring vervullen
- Je hebt inzicht in het socialisatieproces en hoe het ‘sociale zelf’ zich ontwikkeld
- Je leert belangrijks theorieën m.b.t. socialisatie
- Je leert de betekenis van het gezin, school en peers voor de socialisatie
- Je leert de werking van totale instituties
- Je leert de betekenis van sociale interactie, rol en status
- Je leert over sociale constructie van de werkelijkheid
- Je leert over verschillende aspecten van zelfpresentaties
- Je leert over betekenis van emoties, taal en humor bij sociale interactie
Hoofdstuk 6
- Je leert dat er verschillende soorten groepen en netwerken bestaan
- Je leert over betekenis en het functioneren van verschillende soorten groepen
- Je leert de verschillende leiderschapsstijlen
- Je leert kenmerken van organisaties en bureaucratie
Hoofdstuk 14 & 15
- Je leert verschillende patronen van samenleven
- Je leert de theoretische analyses van het gezin en de fasen van gezinsleven
- Je leert over overgangen en problemen in het gezinsleven
- Je leert over huwelijk en alternatieve gezinsvormen
- Je leert over seksualiteit en seksuele oriëntaties
- Je leert over seksuele controversen (prostitutie en verkrachting)
- Je leert over theoretische analyses van seksualiteit
Hoofdstuk 8
- Je leert de betekenis van sociale stratificatie
- Je leert de functies van sociale stratificatie
- Je leert over sociale ongelijkheid en klassen in Nederland
- Je leert over armoede en hoe de armoede verklaard kan worden
3
,Samenvatting de Samenleving Sociologie H1,3,4,5,6,8,14 & 15
H1 Wat is sociologie?
Sociologie; het systematisch onderzoek van de menselijke samenleving. Het kijken naar
wat voor invloed de samenleving op een individu heeft. Keuzes maak je niet alleen voor
jezelf maar ook voor je omgeving.
3 sociologische perspectieven
- Structureel functionalisme; de samenleving is een complex systeem dat bestaat uit
subsystemen die samenhangen en allemaal bijdragen aan het functioneren van de
samenleving. (bijv. school, politiek, gezin, vriendengroep enz.)
- Conflictsociologie; de samenleving bestaat uit ongelijkheid, hierdoor ontstaan conflicten
die verandering veroorzaken.
- Symbolisch interactionisme; richt zich op sociale interacties tussen mensen in de
samenleving. Microniveau of macroniveau.
Mondiaal/globaal perspectief; het bestuderen van de wereld in zijn geheel en de plaats die
onze samenleving daarin inneemt. De verdeling van de 200 landen:
- Hoge-inkomenslanden: landen met de hoogste algemene levensstandaard (50 landen).
Deze landen leveren de meeste diensten & goederen. De mensen zijn welvarend omdat
ze geluk hebben dat zij in een rijk deel v/d wereld geboren zijn.
- Middeninkomenslanden: landen met een levensstandaard die we gemiddeld kunnen
noemen als we kijken naar het geheel (80 landen). Oost-Europa, Zuid-Amerika, Azië.
Veel sociale ongelijkheid.
- Lage-inkomenslanden: landen met een lage levensstandaard, waarvan de meeste
inwoners arm zijn (60 landen). Afrika & Azië. Sommige inwoners zijn extreem rijk, maar
de meesten leven onder hele slechte omstandigheden & er zijn weinig mogelijkheden om
de situatie te verbeteren.
4 redenen waarom we rijke westerse landen vergelijken met arme landen:
1. Het leven dat we leiden wordt gevormd door het land waarin we wonen.
We moeten inzicht hebben in het verschil tussen de samenlevingen door te kijken
naar de levenssituatie.
2. De contacten tussen samenlevingen zijn sterk toegenomen. Dit komt door;
- Informatietechnologie; beelden, geluiden & documenten.
- Mogelijkheden om te reizen.
- Sociale problemen in arme landen zijn het gevolg van productie in rijke landen.
3. Sociale problemen waarmee de westerse wereld geconfronteerd wordt zijn elders
erger.
Armoede & sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen komt ook voor in de
westerse wereld, maar is niet te vergelijken met de niet-westerse landen.
4. Globaal denken helpt ons om meer inzicht in onszelf te krijgen.
Het is bijv. heel anders om in een westerse stad te lopen dan in een wijk met illegale
woningen in India. Er heerst er gebrek aan bestaansmiddelen, maar de liefde en
steun van familieleden is er groot. Arme mensen in de westerse wereld voelen zich
vaak kwaad en eenzaam.
Belang sociologie;
- Nagaan wat er wel en niet klopt aan het alledaags denken.
- Beter inzicht krijgen in de mogelijkheden & hindernissen van het dagelijks leven.
- Een actieve rol spelen in de samenleving waarvan we deel uitmaken.
Sociologische verbeeldingskracht; kijken hoe maatschappelijke problemen invloed
hebben op individuen.
- Private troubles (depolitiseren): eigen schuld.
- Public issues (externaliseren): van buitenaf.
4
, Samenvatting de Samenleving Sociologie H1,3,4,5,6,8,14 & 15
3 grote veranderingen waardoor de samenleving veranderde & sociologie ontstond:
- Industrialisering
- Explosieve groei van steden
- Nieuwe opvattingen over democratie en politieke rechten
Industrialisering
Eind 18e eeuw introduceerden uitvinders nieuwe energiebronnen waarmee machines aan het
werk konden. Mensen werkten niet meer thuis of in kleine groepjes, maar werden
arbeidskrachten in fabrieken. Er ontstond scheiding tussen privé en werk. Gevolg was
moderniteit; sociale patronen die het resultaat van zijn van industrialisering.
Modernisering, kenmerken hiervan zijn;
- Verdwijnen traditionele gemeenschappen.
- Individuele keuzemogelijkheid ontstond.
- Grote sociale diversiteit.
- Oriëntatie op toekomst & tijdbewustzijn.
- Toenemende arbeidsverdeling.
- Rationele denkwijze, dus meetbaar, berekenbaar, doordacht.
Ferdinand Tönnies:
Traditioneel (gemeinschaft) Modern (gesellschaft)
- Groepsbelang - Individuele vrijheid
- Positie in groep - Gelijkheid
- Traditie - Schuld
- Saamhorigheid - Eigen belang
- Schaamte (eer) - Persoonlijke mening, ontplooiing en
verantwoordelijkheid
Gevaren van de moderne samenleving:
- Solidariteit neemt af.
- Anomie (een situatie waarin een samenleving het individu weinig morele richtlijnen te
bieden heeft): iedereen maakt eigen keuzes dus de normen & waarden veranderen.
- Klassensamenleving, macht & uitbuiting nemen de leiding.
Explosieve groei van steden
In Europa gingen landeigenaren hun land omheinen, ze wilden voldoende grond hebben om
te kunnen voldoen aan de snelgroeiende textielindustrie. Er was geen land meer dus trokken
kleine pachters naar de steden om werk te zoeken. Er ontstonden problemen;
- Vervuiling
- Uitbuiting op het werk
- Misdaad
- Gebrek aan woonruimte
Politieke veranderingen
Thomas Hobbes, John Locke & Adam Smith zagen een accentverschuiving. De aandacht
gaat van verplichtingen die mensen hebben tegenover de koning & God naar het nastreven
van eigenbelang. Er ontstonden begrippen als de vrijheid & rechten van het individu. In de
Franse Revolutie ging de aandacht steeds meer naar de samenleving. Het verstand werd de
nieuwe maatstaf om de wereld mee te duiden; sociologie.
Emile Durkheim:
De samenleving veranderde van een mechanische solidariteit (gebaseerd op
gemeenschappelijke activiteiten en opvattingen) naar een organische solidariteit (mensen
worden door specialisatie afhankelijk).
Max Weber: het traditioneel wereldbeeld ging naar de achtergrond en rationaliteit ontstond.
5