Leerprocessen – Literatuur
College 1 – 2/9/20
Farley-Ripple, E., May, H., Karpyn, A., Tilley, K., & McDonough, K. (2018). Rethinking
connections between research and practice in education: A conceptual
framework. Educational Researcher, 47, 235–245.
Onderzoek in de onderwijspraktijk is complex. Er is veel onderzoek gedaan om de kwaliteit
te verbeteren, maar het is lastig om dit in de praktijk te brengen. Om dit te bereiken zijn er
nieuwe inzichten nodig om deze verbinding tot stand te laten komen. Het conceptueel kader
stelt dat het niet alleen een kwestie is van het motiveren van onderzoekers, maar dat er
meerdere aspecten uit de onderzoeks- en praktijkomgeving aangepakt moeten worden.
Het samenbrengen van kennis uit onderzoek en praktijk is complex. Er wordt te weinig
samengewerkt tussen de instituten en we zouden het meer collectief, multidimensionaal
aan moeten pakken.
Achtergrond
No Child Left Behind (NCLB, 2001), de Education Sciences Reform (ESRA, 2002) en Every
Student Succeeds (ESSA, 2016) zijn de eerste organisaties die zich richten op de kloof tussen
onderzoek en praktijk. De voorkeur gaat uit naar evidence based programma’s, tot stand
gekomen door gerandomiseerde en goed ontworpen quasi-experimenten.
De verwachting is dat onderzoek zal bepalen welke praktijken het meest effectief zijn om het
gewenste resultaat te bereiken en wanneer de meer succesvolle strategieën of
benaderingen worden geselecteerd en geïmplementeerd in het onderwijs, dan zullen de
resultaten toenemen. Dit lijkt logisch, maar het is gebaseerd op verschillende aannames over
de relatie tussen onderzoek en oefening. De eerste is dat onderzoek de basis moet zijn van
educatieve besluitvorming, maar dit mag niet de enige vorm zijn van bewijs die de
besluitvorming kan of moet informeren. Ten tweede, er bestaat een direct effect tussen
onderzoek en praktijk, maar onderzoek als vorm van bewijs is niet waardevrij. Het wordt
geïnterpreteerd door verschillende belanghebbenden. Veel onderzoek is onduidelijk en/of
tegenstrijdig aan elkaar. Daarnaast is onderzoek vaak niet bruikbaar in de praktijk zonder
aanvullende middelen en inspanningen, iets waarover veel docenten niet beschikken. Ten
derde, ‘het gebruik’, veel literatuur richt zich op een specifiek probleem en wordt in een
context toegepast, ander onderzoek heeft een meer strategisch doel, het manipuleren van
bewijsmateriaal om macht of winstdoelen te behalen. Of om eigen uitspraken/keuzes, die al
eerder gedaan zijn, te bevestigen of te rechtvaardigen. Of symbolisch, je denkt dat op bewijs
gebaseerde besluitvorming belangrijk is, maar deze hoeft niet altijd zinvol te zijn.
Er is weinig onderzoek gedaan naar de echte onderwijspraktijk. Onderwijs bestaat uit
dagelijkse routines en rollen, die je in een onderzoek niet achterwege kan laten. Het is
belangrijk om te begrijpen hoe onderzoek wordt gebruikt om organisatorische beslissingen
over onderwijsverbetering te ondersteunen en te kijken naar de specifieke omstandigheden
en factoren die het gebruik op deze niveaus van het systeem beïnvloeden. Honig & Coburn
merken op dat weinig studies betrekking hebben op ‘zoeken’ (het proces van toegang