Gezin Centraal
Hoofdstuk 1: Gezinsverlening: doelgroep, doelen en varianten
Hoofdstuk 2: Basisattitude en werkzaamheid
Hoofdstuk 3: De theorie
Hoofdstuk 4: De fasering en cliëntcontacten
Hoofdstuk 5: Basisvaardigheden: samenwerken en niet-weten
Hoofdstuk 6: Technieken voor het verzamelen van informatie
Hoofdstuk 7: Werken aan verandering in het gezin
Hoofdstuk 8: Opvoeding, ouderschap en opvoedingsvaardigheden
Hoofdstuk 10: Werken aan oplossingen in de omgeving van het gezin
Hoofdstuk 11: Reflecteren, monitoren en doelgericht oefenen
, 2
Hoofdstuk 1: Gezinshulpverlening: doelgroep, doelen en varianten
Inleiding
- Opvoeden gebeurt grotendeels thuis, waar oplossingen te vinden zijn als hulp zich richt op het hele gezin.
- De hulp is bedoeld voor gezinnen met milde tot ernstige opgroei- en opvoedproblemen, waarbij de balans
tussen draaglast en draagkracht is verstoord en een gezonde ontwikkeling/welzijn van de jeugdige wordt
benadeeld.
- De gezinshulpverlening is ambulant omdat de hulp grotendeels bij gezinnen thuis plaatsvind, het gezinsleven
vormt oefenterrein en uitgangspunt.
Doelgroep
- Het begrip gezin moet breder worden opgevat dan als uitsluitend een leefvorm met ouders die hun eigen
kinderen opvoeden. Als gezinshulpverlener kom je in aanraking met gezinnen in alle varianten, leefvormen,
gezinssamenstellingen en verhoudingen die er bestaan in de Nederlands samenleving. Gaat om levenscontext.
- Keuze voor gezinshulpverlening hangt af van feitelijke omstandigheden en draagkracht.
- Draagkracht weegt niet op tegen de draaglast.
- Externaliserende gedragsproblemen: het gedrag van het kind of de jongere leidt tot botsing met zijn omgeving
en de geldende sociale of maatschappelijke regels en normen.
- Internaliserende gedragsproblemen: het kind of de jongere ondervindt zelf de meeste hinder van zijn eigen
gedragsproblemen.
- Gedragsproblemen zijn vaak de aanleiding om hulp te zoeken, maar niet de oorzaak van gezinsproblemen.
- Het is een combinatie van problemen en belastende omstandigheden die een gezin uit balans
brengen/ontwrichting.
- Het gaat om kind-, ouder-, gezins-, en bredere omgevingskenmerken waarbij risicofactoren en beschermende
factoren een rol spelen.
- Risicofactoren: gebeurtenissen en omstandigheden die het gezinsleven nadelig beïnvloeden en die bij kunnen
dragen aan het ontstaan en onderhouden van opvoed- en opgroeiproblemen.
- Beschermende factoren: versterken de draagkracht van een gezin en reduceren de kans op escalatie van
problemen.
Kenmerke Risicofactoren Beschermende factoren
n
Kind - Gedragsproblemen Goede intelligentie, zelfvertrouwen, vaardigheden, motivatie,
- Beperkingen mogelijkheden hulp zoeken, aanpassings-vermogen, positief
- Problematische gehechtheid* zelfbeeld, goede sociale vaardigheden, vermogen vrienden
- Levensgebeurtenissen** maken, motivatie voor onderwijs.
Ouder - Ziekte of handicap Reflectie, empathisch vermogen, optimisme, goede sociale
- Psychiatrische aandoening/ vaardigheden, vermogen in intieme relaties te variëren tussen
verslavingsprobleem*** afstand en nabijheid, intelligentie, hoge opleiding, stabiele
- LVB: lage intelligentie en beperkt sociaal persoonlijkheid, persoonlijke veerkracht en oplossend
aanpassingsvermogen. vermogen. Positieve en ondersteunende invloed van sociale
- Intergenerationele overdracht**** netwerk, ontvangen van begrip, meeleven en erkenning.
Mogelijkheid om te steunen = eigenwaarde zelfvertrouwen.
Gezin - Eenoudergezinnen Bij scheiding: overleg in harmonie, goede structurele
- Scheiding omgangsregeling, ouderschapsplan, stabiele voorspelbare
- Migrantengezinnen opvoedingssituatie,
Bij migrantengezinnen: goed opgeleid, goede gezondheid,
plezierige buurt, baan en goed inkomen, sociale controle.
Omgeving - Lage sociaaleconomische status Aantal problematische jongerengroepen neemt af. Geïnitieerde
- Werkloosheid aanpak voor deze jeugdgroepen. Buurtinitiatieven. Scholen.
- Armoede
- Huisvestigingsproblemen
- Slecht onderwijs
- Verval en criminaliteit in de buurt
, 3
- Discriminatie, stigmatiserende
- Afwijkende subculturele normen en
waarden.
*Gehechtheidsrelatie is het opvouwen van een duurzame emotionele band tussen kind en zijn ouders of opvoeders.
Onveilige gehechtheidsrelatie heeft nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van een kind
** Ingrijpende gebeurtenissen of traumatische ervaringen. Gevoelig voor het ontwikkelen van gedrags- en
emotionele problemen.
***Parentificatie: een kind heeft thuis teveel taken en neemt langdurig de rol van een ouder op zich.
****Intergenerationele overdracht: negatieve, traumatische ervaringen van ouders in hun eigen jeugd die
onbedoeld weerslag hebben op de opvoeding van hun kinderen.
Achterstandswijk: wijken of buurten waar sprake is van hoge werkloosheid, een laag gemiddeld inkomen, relatief
veel armoede, slechte huisvesting, verpaupering en veel overlast en criminaliteit.
Straatcultuur: een min of meer antimaatschappelijke jongerencultuur, met eigen normen, waarden, gewoonten en
taal.
- Lichte problematiek: spanning in he gezin en opvoedingsstress bij ouders
- Ernstige problematiek: opvoedingsnood.
- Kwetsbare gezinnen: gezinnen die te maken hebben met minstens vijf risicofactoren die het functioneren van
het gezin nadelig beïnvloeden.
- Multiprobleemgezin: complexe problemen. Een opstapeling van problemen en risicofactoren met een
ontwrichtend effect. Kampen al jaren met problemen op meerdere levensgebieden.
Hulpvragen hebben over het algemeen betrekking op een van de vier volgende gebieden:
1. Opvoeding en communicatie
2. Samenwerking tussen ouders
3. Gedragsproblemen bij (een van ) de jeugdigen
4. Omstandigheden in de omgeving van het gezin en in hun sociale netwerk die van invloed zijn op het dagelijks
leven van het gezin en het functioneren van de ouders en jeugdige.
Gezinsomstandigheden waarbij het raadzaam of noodzakelijk is om specialistische zorg in te schakelen zijn:
1. Verslaving bij een ouder of kind
2. Psychiatrische problematiek bij ouder of kind
3. Verstandelijke beperking van ouder
4. Een recent ernstige traumatische gebeurtenis.
Doelen van gezinshulpverlening: gedragsverandering en empowerment
- Doel: het gezin helpen de neerwaartse spiraal te verbreken door de balans tussen draagkracht en draaglast te
herstellen en zo de regie over het leven weer geheel te hervinden.
- De balans herstelt zich als er sprake is van: concrete aantoonbare en duurzame gedragsverbetering in het gezin.
- Duurzame gedragsverbetering wil zeggen dat de gezinsleden in staat zijn de opgedane leerervaringen,
toegenomen vaardigheid en steunbronnen te benutten in opvoedingsvraagstukken in het gezinsleven na hulp.
- Gedragsproblemen hangen samen met ineffectieve interactie/verstoorde communicatie. Oplossingen ontstaan
door het vervangen van deze interactie door positieve constructieve communicatie.
- Empowerment: als de gezinsleden de kracht in zichzelf en in hun sociale omgeving weten te vinden. Het
bevorderen van zelfredzaamheid, zelfsturing en eigen is het lange termijn doel van gezinshulpverlening.
Gedragsverbetering op gebied van:
1. Versterking van opvoedingsvaardigheden van ouders
2. Afname gedragsproblemen van kind of jongere
3. Afname van de door ouders ervaren opvoedingsbelasting
4. Verbetering van samenwerking tussen ouders
5. Toename van vermogen van het gezin om sociale netwerk in te schakelen en te benutten.
Enkelvoudige ambulante gezinshulpverlening
- Jeugd- en gezinshulpverlening die niet gecombineerd wordt met een andere vorm van hulp of zorg aan een
gezin.
- Vraaggericht aangeboden. Inhoud duur en intensiteit is afhankelijk van de hulpvraag.
, 4
- Werkwijze: programma’s met toegepaste basishouding, fasering en structuur van hulp, toegepaste technieken
en wijze waarop professionals worden ondersteund.
- Hulp vind plaats in leefomgeving, gesprekken met het hele gezin, contact met de omgeving, sociale context.
- Maatwerk.
- De gezinshulpverlening fungeert als coach: door de juiste vragen te stellen en gezinsleden te stimuleren op
constructieve wijze naar hun toekomst te kijken.
Meervoudige jeugd- en gezinshulp: werken volgens 1Gezin1Plan
- Geïntegreerde hulp: samenhang tussen verschillende vormen van hulp en zorg die aan een gezin verleend wordt
- Werkwijze: 1Gezin1Plan/Wrap Around Care, versterken van eigen kracht en zelfredzaamheid. Wijze waarop
professionals het contact met zorgvragers vormgeven is belangrijk, op basis van partnerschap.
- Fundament voor effectieve hulp:
1. Professionals overleggen altijd met de cliënten.
2. Het gezin is eigenaar en opsteller van het gezinsplan, hun doelen zijn leidend.
3. Cliënten beslissen (mee) over de in te zetten hulp en zorg.
4. Professionals ondersteunen het gezin om steun uit het sociale netwerk te mobiliseren ten behoeve van het
gezinsplan.
5. Professionals leggen de focus op competenties, krachten en successen van de gezinsleden in hun context.
- Team, doel: empowerment en zelfsturing van het gezin. Gezinshulpverlener speelt centrale rol, coördinator.
- De coördinator begeleidt het gezin bij het opstellen van de doelen en dat vormt het startpunt voor de
afstemming en samenwerking met alle betrokken professionals. Het gezinsplan fungeert als raamplan: een
breed geformuleerd plan waar de werkplannen van de individuele hulpverleners als het ware onder hangen.
- Coördinator ondersteunt bij organiseren van overleg met hulpverleners en instanties. Centraal stellen van
zelfsturing.
- Veiligheid: daar waar de veiligheid in het geding dreigt te raken, kan de gezinshulpverlener op basis van dwang
en drang hulpverlenen.
- Dwang: hulp die opgelegd is door de kinderrechter: kinderbeschermingsmaatregel/reclassering
- Drang: hulpverleners oefenen druk uit om met de hulpverlening in zee te gaan.
- Gedwongen hulp/bemoeizorg: zal alleen succesvol zijn als de samenwerkingscrisis die drang en dwang kunnen
veroorzaken overwonnen wordt door de hulpverlener en cliënt.
Gezinshulpverlening bij jeugdhulp met verblijf
- Vormen van verblijf: pleeggezin, crisisopvang, residentiële opvang en behandeling, gesloten
verblijfsvoorzieningen en verblijfsvormen die een gezinssituatie nabootsen, kamertraining, begeleid wonen.
- Deeltijdplaatsing: als het niet nodig is dat de jeugdige elke nacht in een verblijfsvoorziening doorbrengt.
- Gezinshulpverlening heeft als doel de aandacht voor interactie tussen de jeugdige en het gezin waartoe hij
behoort.
- Gezinsgerichte residentiële zorg (zorg gericht op het gezin en de natuurlijke levenscontext van de jeugdige) is
beter dan reguliere residentiële zorg.
- De omslag in het denken moet hierin liggen: dat jeugdhulp met verblijf, de zorg steun en oplossingen zo veel
mogelijk in de levenscontext van het gezin en de jongere tracht te implementeren, waar de focus dan ligt op het
verbeteren van het gezin-functioneren/interactie en de leefomstandigheden van het gezin (ipv afname van
gedragsproblemen van de jeugdige).
- Gezinsgecentreerde jeugdhulp met verblijf: partnerschap het belangrijkste kenmerk in de relatie tussen
hulpverleners en ouders. Kenmerkt zich door het feit dat ouders een centrale en beslissende rol spelen in de
besluitvorming over te verlenen zorg en in te schakelen steun.
- Streven naar een intensiever contact tussen jeugdige en ouders.
- Gezinsgecentreerde jeugdhulp kent drie fasen:
1. Hulp vooraf aan het verblijf
2. Hulp gedurende het verblijf
3. Vertrek jeugdige/niet terug naar huis.
- Wijze van organiseren van gezinsgerichte jeugdhulp met verblijf:
1. Gezinshulpverlener is trajectbegeleider, hij zorgt voor een goede afstemming van hulpvraag en aanbod ten
opzichte van de gezinsleden en pedagogische medewerkers.
2. Pleegzorgwerkers die fungeren als trajectbegeleider. Pleegzorg heeft een bijzondere dynamiek omdat het
pleeggezin als derde partij betrokken is. Het is de taak van pleegzorgwerkers om pleegouders te begeleiden